Tot heelheid komen

Maarssen december 2004 | Vrijdagavond
Inleiding [download]

Mensen, het is allemaal zo snel gegaan dat ik jullie nog niet eens welkom heb geheten, maar bij deze: hartelijk welkom. We zijn helemaal compleet, van goede moed, we hebben aan tafel zelfs plezier gehad. Dat zijn samen goede voortekenen.

Ik heb bij de uitnodiging een klein voorwoordje geschreven onder het hoofdje ‘demonisering’. Nou dat is natuurlijk geen nieuws, dat is al heel lang aan de gang, en de vraag is voor ons als mediterenden: kunnen wij direct wat doen? Dat is belangrijk. Plannen maken helpt niet, kunnen we direct wat doen.
Dat is je bewust worden dat je of meedobbert in de golf van actualiteiten van oorlog en geweld en nog een heleboel andere dingen, of gaat ontdekken dat er in jezelf iets is wat daar niet afhankelijk van is. Dat is een paar woorden gezegd, maar meestal kost dat enige jaren om dat heel duidelijk voor jezelf te hebben.

En áls je het al duidelijk hebt, merk je dat die rust en kalmte die soms in je zijn, afhankelijk zijn van een heleboel factoren die je niet in de hand hebt. Je kunt opgeschrikt worden door iets wat in je onmiddellijke omgeving gebeurt. Of iets wat verder weg gebeurt en jou precies raakt. Je kunt ontdekken dat er iets in je jeugd is geweest wat gemaakt heeft dat je op zelfverdediging uit was, in allerlei vormen.
Maar de hoofdzaak is dat je jezelf niet accepteert zoals je bent. Dat is voor de Westerse mens een heel moeilijk iets: accepteren dat hij is zoals hij is, zonder dat je dat verdedigt, zonder dat je dat veroordeelt, dat feit dat je bent zoals je bent, met natuurlijk gebreken, maar ook met gaven. En als je gaven hebt, is het de vraag of je niet bij zo’n gave denkt: oh, dat moet dáár op uitlopen, dat moet zus en zo gaan. Dat is ook weer een valkuil.

De grote moeilijkheid is om na de constatering van iets, wat dat ook mag zijn, daar niet verder over te denken. Dat is voor de Westerse mens, die zo sterk geïndividualiseerd is, héél moeilijk. Een Oosterling heeft het daar makkelijker mee, maar die zit weer aan wat anders vast. Dus ook de Oosterling hoef je niet te benijden. In wezen zitten we allemaal in hetzelfde schuitje.
Maar de geïndividualiseerde mens is geneigd om eindeloos via allerlei systemen een oplossing te zoeken. Dat is aan de ene kant een goed iets. Maar er komt een moment dat je ontdekt dat het zoeken van die oplossing niet verder gaat. Dan is het heel moeilijk om niet verder strijd te leveren. En te zeggen, zoals er in de bijbel staat: Uw wil geschiede.
Dat is nogal wat, die drie woorden die daar staan. Want wat is ‘Uw wil’? Daar weet je geen bliksem van, helemaal niks. Je kunt je er alleen iets bij voorstellen aan de hand van de overlevering, van de bijbel. Maar we weten langzamerhand ook dat de bijbel één van de overgeleverde vertalingen is, die van allerlei verschillende modificaties heeft ondergaan. Dus daar kunnen we het niet in vinden. En de geschriften die naderhand gevonden zijn, geschriften van Macamadi [?], geven een ander beeld van wat er eigenlijk gebeurd is. Maar ook daar vinden we niet de oplossing.
Om een lang verhaal kort te maken, we zullen de bron van waaruit het leven is, niet alleen mijn leven, maar van ieder mens, alle leven, dieren, planten, mineralen, wat het ook is, [moeten vinden.] Alles wat je geprobeerd hebt levert een behoorlijk gevoel van verlatenheid op. Wat nu?

Dan is het heel belangrijk om heel eenvoudige dingen uit je leven op te merken. Ik hoorde nog net een heel duidelijk iets. Iemand die in kin-hin[1] achter een ander loopt en dus geconfronteerd is met de rug van zijn voorganger, kan dat duiden als: zo is het, ik loop achter die en die, maar hij kan er ook in voelen dat die ander hem de rug toekeert. Dan is het een heel ander verhaal, dan kun je dus niet meer onschuldig lopen, dan loop je met een gevoel.
Dat kan je met de auto ook overkomen, iemand die aan je bumper kleeft. Ja, nou ja, dat is een gek, maar het voelt als iets wat jou belaagt. Dat zijn maar enkele voorbeelden. Of iemand verstaat je niet en geeft dus een antwoord wat nergens naar lijkt. Daar kun je boos over zijn, je kunt ook zeggen: oh, hij heeft me niet verstaan, ik zal het nog eens herhalen. En hoe herhaal je het dan, herhaal je het met luider stem? Of blijf je vriendelijk zeggen wat je al gezegd hebt.
Het lijken onnozele voorbeelden, maar ze zijn heel veelbetekenend. Je kunt je dus eigenlijk – daar komt het op neer – niet voornemen: zus of zo ga ik het doen, of: zo en zo zal ik handelen. Want als je dat doet, zit je vast aan een idee. Een idee is statisch. En het leven is nooit statisch, het beweegt steeds. Je kunt dus ook nooit zeggen: zus en zo is het. Je kunt alleen zeggen: zus en zo is het op dít moment, het volgende moment kan het anders zijn.
Dat is wat, als je je daarvan bewust bent…

Dat gaat helemaal in tegen de manier waarop wij in het materiële leven moeten leven, moeten werken. We moeten organiseren, we moeten een plan hebben, we moeten een structuur in ons leven hebben, dat is allemaal heel duidelijk. Daar is ook niks mee aan de hand, dat is een kostbaar iets. Maar zodra je in de geest begint te organiseren, gaat het mis.
Dat is de moeilijkheid, dat we ons steeds bewust [moeten] zijn: waar bevinden we ons, bevinden we ons in het materiële vlak, of bevinden we ons daarbuiten. En als je daarbuiten bent, gelden heel andere wetmatigheden. Dan gaat het erom of je van moment tot moment in staat bent te switchen. Want natuurlijk, je hebt toch een plannetje… Daar is ook niks mis mee. Als je maar niet vástzit aan dat plannetje. Daar zit de moeilijkheid.

En dat is met alle dingen, létterlijk met alle dingen. Dus ook in je gewone leven, als je aan het stofzuigen bent en je huis schoonhoudt, en alle dingen die niet op hun plaats zijn op hun plaats zet, dat kun je op allerlei manieren doen. Maar het gaat erom dat je levend bent terwijl je doet, dat het dus nooit alleen maar een gewoonte is – een gewoonte is een goed ding, want dan heb je uitgekiend in de loop van de tijd hoe je het meest effectvol iets kunt doen. Maar doe je het iedere keer dat je het doet levend? Of ben je eigenlijk afwezig.

Ik heb het over hele simpele dingen. En dat is ook nodig. Want direct als we ons in filosofische bespiegelingen begeven of religieuze, dan is het véél en véél moeilijker om te kunnen constateren. Daarom zijn die oefeningen van Greet[2] zo ontzettend belangrijk, dat je van moment tot moment voelt wat je lichaam doet. En dat betekent dat je dus contact hebt met je lichaam. Of, zoals ik het graag zeg, ‘vriendjes bent met je lichaam’. Want contact kan alleen maar met vriendjes zijn. Zodra je dus commandeert, is het verhaaltje uit.

Het is dus een hele grote opgave. En je kunt niets overslaan, helemaal niets. Ook dat is een werkelijkheid. Tot volwassenheid komen, tot heelheid eigenlijk, is een heel diepgaand proces, waarin je alles tegenkomt wat je eens hebt vastgesteld en wat dus niet geldig is.
Nou als we ons daar vier dagen mee bezighouden… Dat lijkt me geweldig.

[1] Meditatief lopen, in afwisseling met het za-zen (‘zitten’).
[2] Greet Wicart verzorgde de lichaamsbewustzijn-oefeningen tijdens de sessie.

naar boven