Woorden zijn een mysterie

Maarssen december 2004 | Dinsdagmorgen 
Inleiding [download]

Ik wil vanochtend iets zeggen over opmerken in het algemeen.
Jullie hebben blijkbaar net van Greet zen-plassen geleerd, heel belangrijk hoor. Ik hoorde iemand al zeggen: “Ja, nou hebben we weer tijd nodig.”
Dat is heel goed, want die tijd kun je niet besteden aan wat anders [lacht]. Maar dat gaat eigenlijk terug op iets wat veel ruimer is, en dat is: kun je opmerken, kun je waarnemen, en wat is het gevolg van opmerken en waarnemen.

Als het goed is – ja, wanneer is het goed? Wanneer het altijd weer nieuw is.
Dat is nogal wat … ga maar in je leven na, hoeveel is er dag aan dag nieuw?
Dat is niet zoveel. De kamer waar je in leeft, waarin je je werk doet, is die elke keer als je daar binnenkomt nieuw? Je hebt in die kamer waarschijnlijk je meubels al vijf of zes keer verplaatst, en toen je ze net verplaatst had was die kamer nieuw. Maar de derde dag, is die dan nog nieuw?

Wat betekent dat? Dat betekent dat je van moment tot moment sterft aan wat achter je ligt. Dat is het ultieme, wat je maar zelden hebt. En toch is dat eigenlijk nodig. Zoals je lichaam van dag tot dag zichzelf vernieuwt. Merk je dat op? Zo zou je geest zich ook van dag tot dag moeten kunnen vernieuwen, want alles wat alleen maar vergeten is, is ballast. En ballast stremt de energie.
Dat maakt dat je prikkels nodig hebt, dat je niet zomaar stil voor jezelf kunt leven. Maar die prikkels worden ook gewoon, dus moet je sterkere prikkels hebben. En zo gaat het door. En je loopt dus vol met dode stof, afval. En die afval belet je om de dingen nieuw te zien en op te merken hoe fantastisch eigenlijk letterlijk alles is in het leven.
Het begint met je lichaam, een wonder van complexiteit, verfijning…
Je kunt dus gaan opmerken dat je door je leefwijze dat lichaam niet met eerbied behandelt. Dat je onbewust – dat doe je niet expres, natuurlijk niet – dat lichaam schaadt. En iets wat je schaadt, daar kun je niet van houden, daar kun je geen eerbied voor hebben.
Dat komt ook omdat je de wereld ingedeeld hebt in wat belangrijk is en wat onbelangrijk is. En dat belet je om alles wat je tegenkomt in je leven met eerbied te behandelen…

Dat is een cirkel, hè. En je kunt daar geëmotioneerd over raken, maar je kunt ook kijken: wat kan ik er aan doen. En dat is eenvoudig, maar het vraagt een heldere, wakkere geest, die op kan merken. Áls je op kunt merken, zul je merken – het is tegelijkertijd – dat je minder last hebt van je gedachten en van je problemen, die er natuurlijk zijn. Die zijn er dus nog steeds, maar wat je opmerkt is zo interessant, vaak adembenemend, dat langzamerhand die gewoonteproblemen en die gewoontegedachten een beetje op de achtergrond komen.

En je gaat merken dat iedere dag anders is. Heb je dat ooit wel eens opgemerkt, dat iedere dag anders is? En dat de gedachten die je erover gehad hebt – die heb je ongetwijfeld, morgen moet er dát en dát en dát gebeuren – niet meer zo belangrijk worden, terwijl je wel doet wat je je voorgenomen hebt. Maar dan doe je het op een andere manier, je doet het niet als een robot, maar dan doe je het als een mens. En voor een mens is er bij het uitvoeren van hele gewone, dagelijkse dingen een mogelijkheid om dieper in zichzelf door te dringen.

De redding ligt dus héél dichtbij. Ongelooflijk. En dat betekent dat je ook een ander met diezelfde liefde en eerbied tegemoet treedt. En dan is eigenlijk iedere ontmoeting fantastisch. Daar heb je nóóit van kunnen dromen, je hebt het nooit kunnen bedenken. Het is nieuw. Misschien hou je van die iemand en dan ontdek je dat zelfs in het ‘houden van’ heel veel gewoonte zit, afschuwelijk. Dat je aldoor dezelfde grapjes maakt … en dezelfde woorden zegt, en – dat is datgene waar het op aan komt – die woorden niet een nieuwe lading hebben. Ze hebben een lading van eergisteren, of van een week geleden, of van een maand geleden, of van een jaar geleden. Maar je hebt het niet opgemerkt.

Als je het nu opmerkt, ga je ook aandacht besteden aan de woorden. Waar komen die vandaan… Je kunt zeggen, ja, natuurlijk van mijn ouders geleerd, van mijn leraren, van de boeken, maar dat geloof je? Geloof je dat echt?
Woorden zijn een mysterie. De bijbel vertelt er heel mooi van en zegt: “Adam gaf namen.”
Hoe Adam aan die namen kwam zullen we nooit weten. Maar nemen we de moeite om woorden te onderzoeken, ons af te vragen wat ze voor ons betekenen?
Wat betekenen woorden. Ja, gevoelens of gedachten. Ja, maar dan heb je het exact gezegd, maar wat betekenen ze eigenlijk. Daar moet je bij stilstaan.
Soms neemt dat heel veel tijd, je gaat het woordenboek raadplegen hoe het ontstaan is, en je merkt dat dat ook maar een klein stukje is. Wat hebben die woorden met jou te maken? Waar komen ze vandaan? Daar is onderzoek naar gedaan, maar het meest nabije wat er gezegd is, is dat het een soort van voorkennis is. Iets wat er al is voordat je geboren wordt, wat je nu langzamerhand in je leven invoert. Maar hoe je dat invoert is natuurlijk heel belangrijk. Of je dat gewoon aanneemt, zoals je ook gewoon aanneemt, ja, ik heb ogen en ik heb oren en handen en armen en benen en een lichaam. Of verwonder je je daarover? Dan verander je de woorden.
En wat voor een gevoelswaarde hebben die woorden. Ik merk van mezelf dat ik ze héél gebrekkig gebruik. Als ik ze goed zou willen gebruiken, zou ik er veel meer tijd voor moeten nemen. Ja, en dat kan meestal niet in een gesprek, dan moet je ze achter elkaar zeggen, anders valt die ander in slaap.

Maar je kunt dus opmerkzaam worden op de taal. En ook al ben je nog zo gebrekkig in het gebruik ervan, als je het belangrijk vindt gaat er toch iets gebeuren. Je leert de waardering onder de mensen kennen, niet alleen van jou, maar van bijna alle mensen – hoewel, ook dat is zelfs niet waar. Een leven dat nog niet door onze beschaving is aangeraakt bestaat nog wel, pygmeeën onder andere. Zij hebben een heel andere waardering voor alles om hen heen, en hebben ook andere woorden daarvoor. Ze hebben voor een boom een heleboel woorden, namelijk een boom die alleen staat, een boom in een bos, een boom die net zich aan het ontwikkelen is en een boom die eigenlijk al tot rust gekomen is. Allemaal andere namen. Gek, hè. Maar ja, het is maar een neger. Ho, ho, waarom maar een neger?

De wereld is wonderbaarlijk, zo enorm groot, zo complex, zo verweven met alles – met jou, met alle dieren, de planten, andere mensen. En je hebt er nog maar héél weinig weet van.
En je bent tevreden met wat je je ooit eigen gemaakt hebt. Je hebt nog nooit een gedachte over een vernieuwing, een vernieuwing van je totale beeld van de wereld, van jezelf, van je lichaam, van je geest, en al de wisselwerkingen die daar tussen bestaan. Hoe je lichaam zich vernieuwt.
Ja, en wat gebeurt er met de geest … vernieuwt die zich ook? Dat is een vraag, en die vraag die blijft gewoon, want je merkt heel vaak dat die geest zich maar héél langzaam vernieuwt – en dan moet je er nog attent op zijn…

Als je dat allemaal bedenkt, dan is de dag te kort, hè. Dan ga je vanzelf verlangen naar stil bij jezelf zijn. Dan heb je niet eens zo’n vreselijke behoefte aan vreemde kennis en gebeurtenissen, want er is nog zo ontzettend veel...
Ik denk dat als je hier allemaal bij stilstaat, het stil bij jezelf zijn geen moeite kost en geen oefening kost. Dat doe je vanzelf, natuurlijk. Je hebt natuurlijk plichten in dit leven, andere mensen, en je zult niet altijd mensen ontmoeten die hier allemaal bij stilstaan. Dus dat betekent dat je nog voorzichtiger wordt in de omgang. Dat je niet bij jezelf zegt: goh, die mensen staan er helemaal niet bij stil… Dat heb je zelf ook gehad, dus dat is heel gewoon. Maar je gaat merken dat je heel veel tijd nodig hebt om tot besef te komen.
En het merkwaardige is dat je dan bijna alles waar je mee zat vergeet, want je bent aan de basis bezig, aan die mens die probeert zichzelf te leren kennen. Dat is een enorme arbeid.
Dat leidt vanzelf tot wat wij ‘meditatie’ noemen. Maar het is eigenlijk aandachtig leven, meditatie is zo’n beladen woord. Aandachtig leven, zonder wil, zonder opzet, zonder ‘ik moet aandachtig zijn…’
Je bent aandachtig als je opmerkt hoe fantastisch ons leven is, alle leven, maar het begint bij dat je opmerkt hoe fantastisch jij bent – dat onvoorstelbaar grote van het leven, dat reikt tot in de nevelsterren, het reikt tot aan de atomen, en alles daartussen. Je gaat merken dat je het niet bevatten kunt, zo ongelooflijk groot is het leven. Tot nu toe heb je je tevreden gesteld met het gareel waarin je leeft, met de kennissen die je hebt, de mensen waarvan je houdt. En je hebt niet beseft hoe ieder van die mensen, hoe iedere boom, hoe ieder dier, hoe iedere plant, een wonder is.

Nou, misschien kunnen we het daar over hebben.


naar boven

<< Terug | Einde