Je bent een uiting van het geheel

‘Vanuit het tijdloze hier zijn’
 sessie juli 1994
Inleiding zaterdag 2 juli

We hebben een groot stuk afgelegd en er zijn natuurlijk bij jullie allemaal vragen overgebleven, maar die zullen we ongetwijfeld in de loop van de week weer opnieuw tegenkomen en dan kunnen we erop ingaan.
We hebben gisteren de kern van de zaak, waar het in ons leven om draait, nagegaan. Niet alleen voor mediterenden, maar voor ieder mens. Voor ieder mens is de vraag, hoe zichzelf te leren kennen zoals hij is, ook al is hij zich dat niet zo bewust. Niet zoals hij wil zijn, niet zoals hij graag in de wereld zou zijn, maar zoals hij is. Te leren kennen, zodat hij de beschikking krijgt over zijn volledige potentie.

Zoals wij leven, leven we maar met een heel klein stukje van onszelf, met dat stukje wat ons in dit leven, van onze geboorte af, bekend geworden is, wat we hebben leren kennen. En ieder mens, ook al maakt hij verre reizen, ook al is hij op vele plaatsen en in vele situaties geweest, maakt wat zijn ervaring betreft altijd maar een heel klein stukje door van wat hij eigenlijk in totaliteit is.

Ik heb het al vaak gezegd: onze basisopgave is ons bewust te worden van het geheel wat we zijn. En te merken dat we een accent zijn in het geheel. Niet een deeltje van het geheel, dat is nog altijd in het denken van de afgescheidenheid. Als je denkt in een deeltje van het geheel, is dat deeltje afgescheiden. Daarom gebruik ik de uitdrukking ‘een accent van het geheel’, een heel speciale uiting van het geheel. Maar we zijn het geheel. En het is heel belangrijk dat je dat beseft. Je bent het geheel, maar je bent een accent erin, dat speciale accent wat een naam gekregen heeft, wat je van jezelf kent. Maar van dat accent ken je alleen maar dat gedeelte wat zich in het leven bewust geworden is.

Het gaat dus aldoor om dat ene punt: dat je je niet vereenzelvigt, dat je je niet identificeert met dat stukje wat je kent, maar dat je je steeds bewust bent: dit stukje wat ik ken is een uiting van het geheel. En ook al zal je dat geheel nooit kennen, besef dat je dat bent, een accent van het geheel. Als je je dat bewust bent, dat je een accent bent van het geheel, dan is dat op zich al een reden om je minder verdedigend op te stellen. Waarom zou een accent zich verdedigen. Waarom? Hij is het geheel. Waarom zou hij dan die uiting van het geheel verdedigen tegen het geheel? Waarom?
Ik denk dat niet veel van jullie ooit gedacht zullen hebben, gevoeld zullen hebben, dat het zo’n waanzin is dat wij ons aldoor maar verdedigen tegenover het geheel, dat we de uiting die we zijn afgrendelen van en verdedigen tegenover het geheel. Zo is toch ons leven? Dat doen we toch aldoor?
Waarom eigenlijk? Omdat wij niet beseffen dat we het geheel zijn, omdat we aldoor maar, aldoor maar die grenzen in stand houden. Die hebben wij gemaakt. Die bestaan niet echt in de kosmos, nee, die maken wij met ons bewustzijn. Wij hebben die grenzen getrokken. Wij zeggen ‘dit is van mij, dit ben ik, en dat is de ander’. En zelfs in de liefdesverhouding raken we dat niet kwijt. Daarom is er ook geen echte liefdesverhouding. Het is een tijdelijk samengaan, maar je behoudt met alle mogelijke middelen dat schijnbaar afgescheidene ‑ terwijl het een accent is in het geheel.

Hoe dieper je van deze visie doordrongen raakt, met hoeveel meer vraagtekens je aankijkt tegen die hele samenleving waar wij in zitten, waar iedereen, zonder uitzondering altijd, altijd maar, dat stukje bewustzijn verdedigt.
En vanuit die enge, beperkte positie proberen we ons een beeld te vormen, een besef te vormen van het geheel. En dat noemen we God of Brahman of Atman of Tao of Allah. We hebben er een heleboel namen voor en we hebben er een heleboel filosofieën over, over de kenmerken van datgene wat wij dan God noemen of Jaweh of Atman of Brahman of Boeddha of de Boeddhanatuur. Daar hebben we boeken vol van geschreven, eindeloos.
Wat we niet doen, wat we blijkbaar vertikken, is ons bewust te worden dat we het geheel zijn. En dat we alleen vanuit dat besef kunnen gaan leren kennen wie dat accent is, dat accent in het geheel – maar niet afgescheiden van het geheel, geen deeltje van het geheel: een accent, een uiting. En als die uiting diepgaand is, is hij het geheel, dan kan het accent groter worden. Maar het accent kan niet groter worden zolang het zich afscheidt, zolang het zegt: ‘ik hier, de ander daar, de wereld daar, het geheel daar, God daarboven, ik hier, God daar.’ Zolang dat het geval is, ja, dan kan het niet.
Je kunt dat afgescheiden deel wel groter maken. Je kunt ontzettend veel leren, je kunt wel heel geleerd zijn, maar het blijft afgescheiden en dus eigenlijk ‑ en dan zeg ik het een beetje grof ‑ eigenlijk dood, niet levend, niet in durende verbinding met het geheel, geen uiting van het geheel.

Wij doen eigenlijk of we op onszelf kunnen staan. Zo kan ik het ook zeggen. En we kunnen natuurlijk niet op onszelf staan. Niemand weet, ook de wetenschap niet, wat leven eigenlijk is, wat maakt dat wanneer een mens sterft, waarom er dan plotseling een lijk is, wat nog een seconde daarvoor een mens was. En dat hij een mens was, was omdat het leven in hem nog aanwezig was. Maar wij doen net alsof wij op onszelf zouden kunnen bestaan. En dat komt omdat wij zo klein zijn dat we dat leven eigenlijk alleen maar constateren in die afgescheidenheid. En ons er aldoor maar niet van bewust zijn dat we er zijn bij de gratie van dat totaal. Dat dat totaal in ons is, dat wij dat totaal zijn.

Dat betekent natuurlijk niet dat we dan plotseling allemaal gelijk zijn. Dat is onzin. Die onzin hoor je zo vaak. Ieder van ons is uniek. Uniek in het geheel. Dat is het mysterie, het geheim. Het is ongelooflijk, dat we het geheel zijn en toch helemaal uniek, die ene mens.
Maar de onzin begint als we die ene mens in plaats stellen van het geheel, want dat doen we. Als we ’ik’ zeggen en ‘ik’ voelen… ’Ik’ zeggen is niet erg, maar ‘ik’ voelen wel, dus als we net doen alsof dat beperkte stukje op zichzelf zou kunnen bestaan. Maar het kan geen seconde, geen honderdste seconde bestaan zonder dat het op een voor ons onnaspeurbare wijze gevoed wordt uit het geheel.

Wij doen net alsof we bij onze geboorte een hoeveelheid energie, een hoeveelheid leven gekregen hebben, dat gebruiken we op en dan is het afgelopen. Maar zo is het niet. We worden voortdurend, voortdurend gevoed. Ja, we doen er wel alles aan om niet gevoed te worden. Dat weet ik wel. Daarom worden we ook ziek. Als je je maar goed afscheidt, steeds meer, ja, dan word je ziek. Als je je aldoor maar verdedigt tegen iets wat niet kan ‑ je kunt je niet verdedigen tegen het geheel ‑ dan word je ziek. Dat is duidelijk. Dat kan niet. Dan knijp je het af.
Daarom hebben mensen die verliefd zijn opeens het gevoel te beschikken over uitbundige energie. Ze hebben zich weliswaar geopend naar een andere afgescheidenheid, maar in ieder geval hebben ze een opening gemaakt. Ongelooflijk, alles kan. Totdat ze natuurlijk de afhankelijkheid gaan voelen van de ander, dan is die opening weer afhankelijk van een ander, afijn, dan begint de ellende. Maar zo’n opening is eigenlijk een voorafschaduwing wat het betekent als je je opent voor het geheel. En je bent dat geheel.

Soms denk ik: zien jullie niet hoe krankzinnig het is, je bent het geheel … waarom kun je dat niet voelen, waarom voel je alleen maar dat stukje ervaring wat je vanaf je geboorte tot nu toe bent.
Dat is echt de basis van onze misvatting. En we vinden het allemaal heel gewoon. We vinden het heel gewoon dat we afgescheiden zijn. We vinden het heel gewoon dat we ons niet het geheel voelen. Dat vinden we heel gewoon. We kennen eigenlijk niks anders. Nou ja, we hebben het wel over God, maar dat is ver weg. Misschien aan het eind van je leven, maar niet als een realiteit. En omdat we dat niet kunnen, wordt samenleven, wordt een huwelijk zo ingewikkeld. Dan wordt die ander de enige en, nou ja, alles wat er aan vastzit. Dan zoek je die opening, als je het bij de een het niet meer vindt, bij een ander. En zo herhaalt zich de historie eindeloos. Maar we komen dan niet toe aan de basis, aan het volledig beseffen dat je een uiting bent van het geheel. Zo natuurlijk als de ademhaling er is, het in en uit, zo natuurlijk is het dat als je een uiting bent van het geheel, dat die uiting die verbruikt wordt door te leven, door de wrijving in het leven, op een bepaald moment vernieuwd moet worden ‑ dan zeggen wij ‘dan sterf je, ga je dood’ ‑ , zodat die uiting, die niet vastzit aan het lichaam wat je nu hebt, zich een nieuwe vorm kan kiezen waarin hij verder kan gaan.

Als jullie dat zouden kunnen zien, kunnen voelen, dan zou de dood een totaal andere betekenis voor je krijgen. Als dat een werkelijkheid voor je zou kunnen zijn, als je zou kunnen zien, kunnen voelen, dat doodgaan is dat die uiting de kans moet krijgen om vernieuwd te worden.
We weten allemaal hoe we vastzitten aan onze ervaringen, hoe we die zowat niet kwijtraken. We vereenzelvigen ons met onze ervaringen. We zeggen altijd ‘dat ben ik’, en hebben het dan eigenlijk over die bundel ervaringen, strevingen, verlangens, hoop, die we ‘ik’ noemen. Maar als we beseffen dat dat weer losgelaten moet worden wanneer het weer vernieuwd moet worden ‑ zodat het verder kan gaan, zodat het niet vast blijft zitten aan die ervaringen die we achter ons hebben ‑ dan zouden we heel anders tegenover de dood staan. Dan zouden we beseffen dat het een genade is dat we vernieuwd mogen worden, dat die uiting opnieuw iets anders kan kiezen waardoor het los van alles wat het al ervaren heeft opnieuw kan beginnen. Dat het eigenlijk onbelast opnieuw kan gaan beseffen wat het is.

Want de hele evolutie, de hele schepping is niets anders dan dat aan alle levensvormen de gelegenheid gegeven wordt om te gaan beseffen, om te gaan beseffen dat ze het geheel zijn. Of het nu een plant, een dier of een mineraal is. Aan alle levensvormen. Ze hebben verschillende soorten van bewustzijn. Dat is ook al zo’n ongelooflijk iets, al die duizenden vormen van bewustzijn, waar de mens er één van is, die allemaal op weg zijn, eindeloos op weg zijn. Eindeloos, niet in de tijd. De tijd is van de beperkte uitingen, waar wij ‘ik’ tegen zeggen. Daar zit de tijd in. Er is een beginpunt, en dat noemen we geboorte, en er is een eindpunt, en dat is het sterven, de dood. Daarin, in die periode, is tijd, is verleden, heden en toekomst. Het hangt er maar vanaf waar je je bevindt. De een bevindt zich hier, die heeft een hele grote toekomst. En iemand die bijna dood is, die heeft weinig toekomst.
Maar dat is in de tijd! De toekomst is in de tijd en het verleden is in de tijd. Maar in het geheel als uiting van het geheel is die er niet, is geen verleden en heden en toekomst. Daar is een eeuwig gaan, een eeuwig nu.

Jullie zullen je afvragen: misschien heeft hij gelijk. En jullie zeggen dan tegen mij: maar wat hebben we er aan? Ik denk dat je er heel veel aan hebt dat je dit beseft. Ik denk dat dat het allerbelangrijkste is wat je ooit in je leven kunt beseffen, dat al die andere dingen in je leven daarbij in het niet vallen. Of juist hun unieke betekenis kunnen krijgen. Dan ga je heel anders tegenover ziekte staan. Je gaat heel anders tegenover verdriet staan. Je gaat heel anders tegenover angst staan. En je beseft dat al die dingen die bij ons een minteken hebben gekregen, even zovele kansen zijn om dit, waar ik het nu vanochtend over heb, te gaan beseffen. Jammer genoeg gebeurt net het omgekeerde en willen we zogenaamd gezond worden. En een onbewust mens kan een tijdlang gezond zijn, maar beseft niet wat het eigenlijk is.

Alles in de schepping gaat van onbewust naar bewust. Op een heleboel niveaus. Dat maakt het voor ons natuurlijk heel ingewikkeld, maar de gang is van onbewust naar bewust. Daar helpt geen moedertje lief aan. Dat kan niet tegengehouden worden. We kunnen misschien als mensheid vergaan, maar dit kan niet tegengehouden worden. Dat gebeurt.
Je zou kunnen zeggen, hoe meer verdriet je te verwerken krijgt in je leven, hoe meer kans je hebt om te gaan beseffen. Dat is dus geen onrechtvaardige zaak. Nee, als je verdriet hebt is het een kans, als je je niet zo klein maakt dat je in dat verdriet gaat vastzitten. Ook bij een ziekte kan dat gebeuren, een bepaalde uiting, een bepaald symptoom daarvan kan autonoom worden. Die ziekte kan dan allang weg zijn, maar dat symptoom is er nog, dat is autonoom geworden. Geestelijk doen we hetzelfde. We kapselen het verdriet in. Ja, dan blijft het. En er zijn zelfs mensen die als je probeert ze dat verdriet te ontnemen, daar heel erg nijdig over zijn. Ze willen dat vasthouden. Dat is heel wonderlijk. Terwijl het eigenlijk zo eenvoudig is. Alles waarvan wij zeggen dat het ons aangedaan wordt, is een kans, een kans om bewust te worden.

En nu vraag je je natuurlijk af, ja, wat kan ik doen om dat te bevorderen. En dan zeg ik: doe het op die plaatsen waar het zelfhandhavingsprincipe, dat reptielenbrein, niet actief is. Dat is in al die activiteiten van onszelf waar wij het gevoel van hebben dat ze niet zo belangrijk zijn. Het moet wel gebeuren, maar het is niet zo belangrijk. Dan ben je een klein beetje ontspannen. Dan ben je dus niet actief in de verdediging. Dan probeer je niet actief jezelf als afgescheidenheid in stand te houden. Dan laat je het een beetje gaan, want het is niet belangrijk.
Als je daar op ingaat met al je aandacht, doe je wonderlijke ontdekkingen. Niet alleen over dat waar je mee bezig bent, maar ook hoe jij bent in die bezigheid. En dat is een mogelijkheid, want daarin kun je ongelooflijk veel opmerken.

Dat gaat heel ver. Het doet er niet toe wat het is. Maar als je je daar ontspannen in begeeft en probeert daarin zo accuraat mogelijk, zo efficiënt mogelijk te zijn, gaat er eigenlijk een zoeklicht naar binnen toe, die al die plekken belicht die anders in het duister blijven. Je gaat merken hoe je adem daar een rol in speelt. Je gaat merken hoe je spierbewegingen daar een rol bij spelen. Je gaat merken dat de energie daar een rol in speelt. En hoe dat allemaal inwerkt op je bewustzijn. Het lijkt dan net alsof de wereld wijder wordt, alsof al die muizenissen die altijd maar rond dwarrelen in je hoofd, al die preoccupaties, wat dan ook, verdwijnen, omdat ze op dat moment niet aan de orde zijn ‑ je bent bezig met iets heel eenvoudigs.
Schoonmaken, iets voorbereiden, eten maken, misschien de planten verzorgen, kijken naar een ander, zien hoe het leven beweegt. En aldoor ben je niet op verdediging uit. Aldoor heb je niet die vraag: en ikke, en ikke, wat ben ikke erin. Die vraag is er niet. Je bent er gewoon. Je neemt waar, en doordat je waarneemt gebeurt er iets. En dat wat er in je gebeurt merk je op. Misschien is dat je nog nooit overkomen. Het is zo ongelooflijk dat het mogelijk is, dat je kunt waarnemen en dat je ook kunt waarnemen wat er door dat waarnemen in jou gebeurt. Dat dat dus een gesprek is.
Het is een dialoog, het is een verhaal. Het is niet meer alleen dat concrete waarmee je dacht dat je bezig was ‑ want je bent natuurlijk in wezen altijd in dat totale verhaal, dat heen en weer, maar je merkt alleen maar die ene kant, dat is wat jij ervan opmerkt. Wat jij zegt merk je, niet wat van de andere kant komt. En bewustwording is altijd in contact, is dus in wisselwerking. Dus je merkt niet alleen wat je doet, wat daarin gebeurt, maar ook wat in jou gebeurt omdat dat dat daar gebeurt.

Waar ik het nu over heb is heel concreet, mensen. Het is geen abstractie. Dat is je dagelijkse doen. Je kunt aan alles merken hoe je bent. Als je afgesloten bent en dus geen contact hebt, betekent dat, dat alles wat je ontmoet vreemd is. Het potlood wat je in je hand neemt, de deur die je opent, ze zijn je vreemd. De mens die je aankijkt, is vreemd. En zo behandel je hem ook. En je hebt natuurlijk geleerd hoe je moet doen zodat die ander vriendelijk gestemd is. Dat weet je wel. Maar dat is buitenom. Maar hoe kun je in contact zijn zonder jezelf weer te verliezen, zonder dus weer helemaal bij die ander te zijn en niet te merken wie je zelf bent. Dat kan natuurlijk ook gebeuren. Dat wordt ons zelfs voorgehouden in het christendom.

Dus hoe kun je je bewustworden van wat er allemaal gebeurt. Dan zul je je nooit meer vervelen. Echt niet. Dan is het leven ongelooflijk boeiend. En dat is een manier van leven waarin je ook echt moe kunt worden, en dus ook echt kunt gaan slapen en niet in je slaap doorgaan met verdedigen. Dromen, afijn, eindeloos. Zodat je weer pilletjes moet nemen om te slapen, die weer schade veroorzaken in je lichaam, en ze heffen het niet op. De oorzaak is dat je niet in de dialoog staat, dat je niet in verbinding staat. Dat je niet merkt wat er eigenlijk van je verwacht wordt, vanuit het geheel. Want je bent een uiting van het geheel, dus het geheel heeft jou nodig. Het geheel heeft jou als uiting nodig, maar dat laat je afweten, want je hebt je afgesloten, je hebt je zo klein gemaakt. Ja, het geheel blijft bij je kloppen, dat roept je. En terwijl het natuurlijk fantastisch is, dat dat altijd nog maar gebeurt, dat we dus niet vergeten zijn, zijn wij meestal boos als er bij ons aangeklopt wordt. Want we zaten nou net zo lekker in ons eigen wereldje, en nu wordt er alweer geklopt, en we zijn al zo moe, we moeten ons al zo verdedigen.

Maar wie heeft ons opgedragen om ons te verdedigen, ons af te scheiden? Dat is gebeurt. En we moeten verder. Die periode van afgescheidenheid, van individuatie, is eigenlijk ingezet om te maken dat we niet meer onbewust het geheel zouden zijn, zoals een kind dat is en zoals sommige primitieven (ik weet niet of die er nog zijn) kunnen zijn, onbewust het geheel vertegenwoordigend. Maar onbewust!
Maar omdat wij de zegen hebben gekregen van het ons bewust worden van onze uitingen, kunnen we nu bewust uiting zijn van het geheel. Dat is een totaal ander iets. En wat er eigenlijk gebeurd is, en wat nog steeds aan de hand is, is dat we zijn blijven steken. We zijn blijven steken in die individuatie, in het jezelf voelen als zelfstandigheid, jezelf voelen als ik, tegenover al het andere. Daar zijn we in blijven steken. Maar we moeten gewoon verder. Of we willen of niet, we moeten verder.

En nou gaat het er eigenlijk om dat we dat vrijwillig op ons nemen. Dat het leven ons niet hoeft te dwingen. Dat we zien wat er eigenlijk aan de hand is en dat we zeggen ‘oké, daar gaat het dus om’. Dat verandert alles. Dan krijg je ook een heel ander idee van oefeningen in het algemeen. Je gaat zien: ah, dat is een hulp waarmee dat besef van doorlaatbaarheid, dat besef van uiting te zijn, door kan breken. Welke oefening je ook neemt, of het nou het zitten is, het lopen, staan, yoga, tai chi, karate, het zijn eigenlijk allemaal hulpmiddelen om tot dat besef van doorstroming te komen.
En ik zeg het heel vaak ‑ maar vertrouw me daar nu maar in ‑ als je één keer gaat beseffen dat dat eigenlijk het bestaansrecht van oefenen is, dan is er geen verplichting meer. Het helpt je bij iets wat nou één keer het gegeven van de evolutie is, namelijk bewustworden. Daar helpt het je. En wat wij meestal doen is ook die oefening weer afscheiden. Zeggen: ‘oh, dat is die oefening, die oefening is dáárvoor bedoeld’. En het doel dat we dan zien is veel te klein, of je de spieren in orde krijgt of je adem of je energie. Maar dat is een afgeleid iets. Dat is een klein onderdeel. Het is veel groter. Het is een mogelijkheid om aangesloten te raken bij het geheel. Dat is het eigenlijk.
Daarom moet je daar ook heel precies in zijn. Gewoon proberen te ontdekken wat jouw oefening is. Het is jouw oefening. Wij denken meestal ‘we hebben die en die oefeningen’. Maar dat is veel te simpel! Ieder mens heeft zijn oefening. Die moet hij zelf ontdekken. Die kan een ander niet voor je ontdekken, die moet je zelf ontdekken. En in een bestaande reeks van oefeningen ontdek je dat daar enkele zijn die voor jou zijn. Maar dan moet je er ook echt op ingaan, natuurlijk. Dan kun je niet achterovergeleund denken: ‘nou, het zal me wel geworden’. Je moet er echt op ingaan. Dan ontdek je wat in de oefeningen die aangeboden worden, precies jouw oefening is, waar jij makkelijk verder kunt gaan.
Als je dan maar niet zegt ‘kijk, dat is de enige goede oefening’. Wat we natuurlijk allemaal wel doen, want wij hebben het gevoel dat dát een fijne oefening is. Maar voor een ander is het misschien een andere oefening.
Dat we dat in de gaten hebben: hoe we ook dan weer, als we een oefening fijn vinden, ons verder afsluiten en zeggen: ‘kijk, dat is de oefening, al die andere …’. Probeer dat van jezelf te ontdekken, hoe je altijd weer afscheidt. Dat hoeft niet. Dat is juist zo fantastisch, dat iedereen zijn eigen oefening kan ontdekken, zijn eigen manier waarop hij onschuldig kan zijn voor een korte periode, en van daaruit zijn leven kan laten veranderen. Want dat doe je dan niet zelf, maar omdat jij anders wordt, ervaar je het leven anders, ga je anders doen, ziet het leven er anders uit, ben jij anders voor andere mensen. Afijn, dan komt het eindelijk op gang, dat hele proces waar het om gaat.

Dus het heel belangrijk dat je je oefening vindt en daarin verdergaat. Dat je ontdekt dat er nog veel meer oefeningen zijn, mogelijkheden om onschuldig te gaan beseffen. Want je kunt alleen maar beseffen als je onschuldig bent. Zolang je een bedoeling hebt, kun je niet echt beseffen, dat gaat niet.
En dat is eindeloos, mensen. Je kunt aan jezelf opmerken dat je bijvoorbeeld… je moet ergens op tijd zijn, zoiets simpels. En omdat je gehaast bent, omdat je het gevoel hebt ‘ik ben al te laat’ ‑ dat komt bij veel mensen voor ‑ , zie je opeens allerlei dingen die nog hadden moeten gebeuren. En je probeert dat soms nog even gauw te doen óók. Natuurlijk kom je dan te laat. En als het dan maar vaak genoeg gebeurt, krijg je ontzettend de pest aan jezelf. Dat zit hem alleen maar in ‘hoe ervaar je’.
Reëel zou natuurlijk zijn, als je merkt dat het stukje tijd wat je nog hebt om ergens te zijn kleiner is geworden dan je denkt dat je nodig hebt, dat je je dan afvraagt ‘wat kan ik weglaten’. Het gekke is, dat doen we niet. Ook niet als we thuiskomen van ons werk, volgestouwd met alles wat gebeuren moest, wat je gedeeltelijk kon doen, gedeeltelijk niet afkwam, dan zou het meest voor de hand liggende zijn dat je zegt ‘hè, ik ga even liggen, even uitrusten, even niks doen’. Niks hoor, we gaan in gesprek of we zetten de buis aan of afijn, we zoeken vertier, zoals dat heet.
Waarom eigenlijk? Aldoor hetzelfde. Het betekent dat we niet echt bij onszelf zijn, maar we steeds een toestand willen bereiken. En het meest fantastische natuurlijk als je verlicht bent ‑  denken wij. Maar het begint met hele simpele dingen. Zie je hoe je doet, want op het moment dat je je ervan bewust wordt kun je het veranderen. Dat is misschien nog het meest fantastische wat er is. Zodra je je bewust wordt van hoe je doet, kun je veranderen.

Dus nu, vandaag, op dit moment zijn we weer ietsje verder gekomen vergeleken met gisteren. We hebben ons nu afgevraagd: hoe speelt zich dat af in het leven van een normaal mens, het gaan beseffen dat je het geheel bent. Daar heb ik het nu eigenlijk over gehad. Dat is dus niet iets geheimzinnigs, het is ook niet iets verhevens, het is iets heel, heel gewoons, heel simpel, heel concreet, heel praktisch. En we hebben het allemaal bij de hand, want we hebben ons leven bij de hand. Je kunt je manier van kijken, van luisteren, van beseffen, bewust gaan maken. En dat is eindeloos. Daar hoef je niemand eigenlijk om te vragen. Dat voltrekt zich vanzelf. Want als je één keer in dat proces bent, dan gaat dat verder. Daar hoef je niets aan te doen. Het gaat gewoon verder. Als je het maar één keer in gang gezet hebt.
Nou, mensen, tot zover.


naar boven

Gesprek (fragment)

– Vraag: Je zegt het zo mooi: het accent, dus niet een deel van het geheel, maar accent. Maar mijn ervaring is dat je het zo weinig ervaart. Oefeningen zijn natuurlijk heel goed, en ook fijn, maar het ego speelt zo’n grote rol. Dus je vergeet…

– Maarten: Je vergeet dat je een accent bent, ja. En daar is een vraag voor jou aan verbonden?

– Vraag: Ja, ik vind het zo moeizaam.

– Maarten: Bedenk dat je je in hetzelfde schuitje bevindt als wij allemaal. Dat is al een troost. En daarnaast kun je proberen je leven zo in te richten dat je meer tijd krijgt, voorzover dat mogelijk is binnen jouw leven. Meer tijd om alleen maar te beseffen. En dat betekent, als je het praktisch gaat bekijken, dat je niks doet.
Het is heel interessant om te zien wat er in je gebeurt als je niks doet. Dan ga je pas heel goed beseffen dat je dat niet eens kunt. Want op het moment dat je niks doet komt alles binnen wat je anders, onbeseft, in gang houdt. En de weg is toch om steeds duidelijker voor jezelf te gaan beseffen waar je eigenlijk in de tijd dat je niks doet mee bezig bent, zonder daar boos over te worden. Gaan beseffen hoe dat je hele leven al, ook in de tijd dat je het niet besefte, aanwezig is, energie van je afneemt, zodat er eigenlijk maar heel weinig energie overblijft. Als je dat gaat opmerken kun je daarmee ophouden. En dat betekent dat er energie vrijkomt voor andere dingen. Dat is het eerste. Het tweede is, je hebt het er op zichzelf ook rustiger door. Dat je niet eigenlijk ondergronds aldoor maar een gevecht aan het leveren bent, bijvoorbeeld.
Dat kan dus geleidelijk aan in die tijden dat je niks doet tot je doordringen. En je beseft dan ook wel dat je daarmee niet naar een ander kunt wandelen, want die kan het voor jou niet oplossen. Je gaat beseffen wat je aan het doen bent, innerlijk aan het doen bent, terwijl je uiterlijk niks doet. Je krijgt echt contact met je innerlijke activiteit. Als je daar contact mee krijgt kan het veranderen, kun je zien, kun je echt beseffen, ‘die tijd is nu voorbij, ik ben nu hier’. Dat kun je beseffen.
En zo kan datgene waar je eigenlijk in het geheim, zonder dat je het zag, zonder dat je het merkte mee bezig was, je verlaten. Dat duw je niet weg, dat is onderdrukken. Je duwt het niet weg, maar het kan je verlaten omdat je het beseft.
En dat is een immens iets. Het lijkt zo klein wat ik nu zeg, maar het is een immens iets in je leven, als je dat kunt laten gaan waar je altijd nog, maar achteraf, mee bezig was. Want je zegt het zeer terecht, je komt aldoor tegen dat je leven eigenlijk te klein is. Als je je afvraagt hoe dat nu wezenlijk groter kan worden, hoe het meer contact kan krijgen, betekent het dat je gaat ontdekken, heel praktisch, heel concreet, waar je eigenlijk innerlijk, zonder dat je het besefte, mee bezig was. En natuurlijk, je bent er niet alleen mee bezig. Maar als iets je tegenwerkt, voel je niet alleen dat wat je nu tegenwerkt, maar je voelt tegelijkertijd die hele druk van al datgene wat je vroeger niet hebt kunnen afwerken. En daarom reageer je dan heel heftig op iets wat eigenlijk niet als zodanig …
Dus je kunt proberen dat te weten te komen in je leven. En je kunt dat niet alleen te weten komen in die momenten die je daarvoor apart gezet hebt ‑ dat je dus niets doet, geen oefening gaat doen, maar gewoon niks doet ‑ maar je kunt het dan geleidelijk aan gaan merken in je manier van denken over mensen, over dingen, over situaties, want dat gevecht dat in jezelf is dringt in alles door. Dan ga je ontdekken dat je denken, je voelen, je oordelen, je kijken naar en je vinden van, allemaal gestuurd wordt vanuit dat innerlijke gevecht.
Dat is bewustwording. Dat werkt door. Want als je dit in de gaten krijgt, is het eerste waar je naar verlangt om helemaal niks te doen.


naar boven