Rusten in je luisteren

Huissen juli 2000 | Zondagmiddag
[download]

Eerst iets recht te zetten: wat wij in het Westen het onbewuste noemen, daar hoort het collectief onbewuste bij, daar horen de archetypen bij, zoals Jung die genoemd heeft.
Dat alles is een klein onderdeel van dat grote geheel, die ongedeelde volheid. Voor ons geconditioneerde bewustzijn is dat de leegte. Ons geconditioneerde bewustzijn kan die veelheid, die verbonden veelheid, niet omvatten. En als wij dus even, toevallig, uit onze conditionering zijn, dan ervaren we dat als een leegte.
Dat kan je helpen, omdat je in de oosterse literatuur veel leest over de leegte, maar dat is eigenlijk die ongedeelde volheid.

En ten tweede: de weg naar contact met datgene wat niet geboren wordt en niet sterft – dat is hetzelfde – loopt eerst via een verbinding van geest en lichaam in jezelf . En dat kent vele stadia. Maar als je begint met het lichaam te eerbiedigen, in alle facetten daarvan, dus je lichaam toe te laten zijn eigen weg te gaan en kennis te nemen van die weg, betekent dat weer dat je de diepe betekenis leert kennen van de adem, dat voortdurende in en uit, het opnemen en het weggeven, wat voor de hele kosmos geldt, altijd weer, in het groot en in het klein.
Die omstreden vraag op het ogenblik over de zwarte gaten, heeft hier heel direct mee te maken.
Dus dat je beseft dat als je op die adem let en die adem laat leven, in je leven, dat je dan gedurig contact legt. En je hebt heel veel contact nodig, je hebt heel veel bewust ademen nodig, zodat je op den duur gevoel krijgt voor dat je laten gaan, uitgaan naar het geheel. En daarmee dus jezelf weggeven.

Dat is voor ons heel nieuw dat dat een oefening is. We hebben wel geleerd dat je barmhartig moet zijn en dat je alles moet weggeven. Maar dat is zo concreet verstaan, dat we niet tot de kern ervan komen. De kern speelt eigenlijk de hele dag door, in de slaap weet je er niet van. Maar zodra je wakker wordt, kun je daar dus aandacht aan geven … in … uit. En daarbij is vanzelf de inademing korter, omdat je te vol bent. Je moet nog veel meer uitademen, loslaten, weg laten vloeien, af laten gaan, zodat je ruimte krijgt, ruimte om in te ademen.

En op den duur, als je dat een paar jaar volhoudt – een paar jaar is eigenlijk heel weinig – ga je merken dat die balans verandert, dat je inderdaad op het punt komt van even lang ‘in’ als ‘uit’. En moet er eerst een hele grote opruiming hebben plaatsgevonden, totdat dat die balans er is. Dan zul je je een aantal jaren moeten tevreden stellen met langer ‘uit’ dan ‘in’, langer ‘uit’ dan ‘in’. Je moet dus die kosmos die je bent – je bent dus een kleine uitdrukking van het grote geheel – je moet zorgen dat de kleine uitdrukking in balans is.
Dat is heel belangrijk, want als die kosmos die jij bent in balans komt, dan helpt die, zonder dat je daar verder iets aan doet, mee aan het in balans komen van het totaal. Dus als je hiermee bezig bent, ben je bezig met het wereldprobleem.
Dat is waarschijnlijk nu een beetje veraf van jullie, maar het is gewoon zo. Dus het is niet zomaar een ondergeschikte oefening, het is de basisoefening.

En je zult merken dat in die oefening je wereldbeeld verandert. Dat je hele kijk op de wereld verandert, komt omdat je in je eigen wereld een verandering laat plaatsvinden. Jij doet die verandering niet, dat kun je niet, maar je laat hem plaatsvinden, doordat je tijd geeft, inruimt, voor dat heel bewust ademen.
En daarbij is natuurlijk van belang dat je voortdurend opmerkt wat er gebeurt. Dus dat je niet het commando geeft: nou, ik moet nu lang uitademen, lang uitademen. Dat werkt niet.
Alles lang uitademen… Daar heel erg bewust bij zijn. Je moet inderdaad het gevoel hebben: nu geef ik mezelf weg en nu komt het nieuwe weer in, en nu geef ik mezelf weg en nu komt het nieuwe erin.
Dat is net als in het traditionele zen buigen, buigen voor het onzichtbare. Dus dit is nog directer, want dat moeten we nog leren: onszelf weggeven. Helemáál, dus niet alleen je bezittingen, jezélf weggeven.

En zodoende kom je, dat is heel belangrijk, vanzelf tot besef. Dat is het mooie, daar hoef je niets aan te doen. Je hoeft er niet over te denken, je hoeft niet te denken: hoe zit dat in elkaar, hoe vertel ik dat aan een ander. Want als je gaat voelen wat dat in je verandert, dan wil je daar graag van vertellen. Doe dat maar. Maar als je een klein beetje opmerkzaam bent, dan merk je altijd dat wat je vertelt, dat is het niet, dat is de buitenkant.
Daarvan zei Teitaro Suzuki, een man die voor het Westen zen heeft bekend gemaakt, heel kernachtig: we zijn gewend om van buiten naar binnen te kijken. Dat kan niet, je kunt alleen van binnen binnen bekijken. En dan kun je wel weer van binnen naar buiten kijken.
Dat is misschien makkelijker, kernachtig samengevat. Dat moeten we leren, van binnen naar binnen te kijken, en dan van binnen naar buiten te kijken.

Nou, dat proces voltrekt zich in de bewuste ademhaling. En je zult merken, dat gaat niet zo direct. Want we zijn, dat heb ik vanochtend, hoop ik, een beetje uitgelegd, door de evolutie hier in het Westen zo geworden als we geworden zijn. Het Oosten heeft een andere moeilijkheid, maar daar wil ik het nu niet over hebben, want dan wordt het teveel. Maar daar is het op een andere manier precies hetzelfde.

Dus het totale loslaten van wat je denkt te weten. En te beseffen dat alleen datgene wat zich in jou voltrekt, wat jij ervaart, wat je echt ervaart, dat is de enige kennis die erop aankomt. De andere kennis is tweedehands kennis, dat is van buiten. Dit is van binnen wat zich aan je mededeelt, wat zich aan je voltrekt. En in die voltrekking, in die simpele oefening verandert je bewustzijn. Dat doe jij dus niet, dat is iets wat gebeurt omdat je je openstelt voor de grote kracht, voor de oorsprongskracht. Daar stel je je voor open, en daardoor verander je.

Dat heeft dus helemaal niet meer met psychologie te maken. Dat is iets veel fundamentelers. Daarom is psychologie niet onbruikbaar. Het is heel vaak bruikbaar. Maar daar hebben we het nu niet over. We hebben het nu over iets veel diepergaands.

Dus dat is de oefening die we steeds moeten herhalen. En dan komen daar vanzelf andere oefeningen uit voort. Maar die ontdek je dan. Je ontdekt ze of ze worden je aangeboden, maar als ze je aangeboden worden, herken je ze. Er wordt ons heel veel aangeboden, maar herkennen…
We blijven eigenlijk staan bij wat degene die het brengt vertelt, maar we moeten een veel directer contact maken, over of onder de woorden door. En daarvoor moet je dus jezelf ruimtelijk maken, leeg maken. Want  je kunt nooit iets begrijpen als er onmiddellijk op wat ik zeg, ‘ja maar hoe’ komt. ‘Ja maar hoe’ belet je om te horen wat er verder gezegd wordt.

Dus deze simpele oefening brengt je vanzelf naar een steeds ruimer gebied. En dan ga je beseffen hoe we eigenlijk om elkaar heen lopen, zonder elkaar te kunnen herkennen. We blijven steken bij wat er aan de buitenkant is. En met de buitenkant bedoel ik alles, ook de ideeën, ook je temperament, afijn, alles, dat is allemaal de buitenkant. Maar hoe kunnen we dus direct iemand ontmoeten.
Dat kan alleen maar als we in staat zijn om onszelf te vergeten – dat is hetzelfde als jezelf weggeven: jezelf vergeten. Dat is niet niks, jezelf vergeten. Dat is dus niet de opoffering zoals we die kennen, het gaat veel dieper. Zodat we nog maar weinig woorden nodig hebben. Want woorden zijn, als we het goed begrijpen, woorden zijn een bevestiging van wat al gebeurd is. Voor ons is het vaak zo dat de woorden moeten de verbinding leggen, maar dat is de omgekeerde wereld. Woorden zijn een bevestiging van wat al gebeurd is, of niet gebeurd is.

En luisteren is niet een inspanning, luisteren is een rust. Luisteren is je ‘ik’ een ogenblik laten rusten. Niet je ‘ik’ veroordelen, niet je ‘ik’ doden, dat zijn allemaal kreten. Je ‘ik’ laten rusten – je ‘ik’ rust als je luistert, als je écht luistert. Maar onze meeste gesprekken zijn niet zo, die zijn van buitenkant naar buitenkant. Als je bij jezelf opmerkt hoe het met je staat als je kunt rusten in het luisteren. Als je dus helemaal niet het gevoel hebt: nou moet ik een antwoord geven. Als je rust in je luisteren, dan komt dat antwoord vanzelf. En als het niet komt is het ook goed.
Wij vinden dat heel onbeleefd, je luistert, je zegt niks. Je hebt het gevoel dat die ander in slaap gevallen is. Maar waar ik het over heb is écht luisteren, waarin je kunt rusten. En in die rust gebeurt er iets, buiten de woorden om, wat werkelijk is.
Dit is de grond van de rituelen. Het ritueel is wat er gebeurt, waar het om gaat. En de beschrijving van wat er gebeurt, is het dus niet.

Dat zijn allemaal heel eenvoudige dingen. Maar je moet ze in de praktijk van je leven brengen. Kijk, dan hoef je niet meer te streven naar eerbied voor een ander, dan hoef je ook niet meer te streven naar kunnen luisteren naar een ander, dan gaat dat vanzelf. Al die deugden die we zo langzamerhand – het zijn er veel – op een rijtje hebben, die kunnen pas echt tot leven komen als je dit eenvoudige leert: rusten in je luisteren…
En wat ik altijd meemaak dat is dat op een bepaald moment te zien: ja, maar… Dan kan ik natuurlijk wel zeggen: hè, jammer, maar het gebeurt gewoon.

Oké, dan gaan we nu proberen met elkaar hier op in te gaan.


naar boven

<< Terug | Einde