De eeuwigdurende beweging in jezelf

Huissen juli 1999 | Zaterdag
Inleiding
[download]

… tot ons gekomen door een chassidische rebbe, die op een dag tegen zijn geliefde zei: de wereld is vol van grote lichten en de kleine mens bedekt dat met zijn handen.
De hand staat voor het geconditioneerde bewustzijn. We kunnen daaraan toevoegen dat als je het licht in jezelf ontdekt, alle grote lichten aanwezig zijn voor jou.

Dit is een heel diepgaande uitspraak, want het is bekend van Bodhidharma – waarvan gezegd wordt dat hij de grondlegger is van het Cha’n boeddhisme in China en later van het zenboeddhisme in Japan, als afgeleide daarvan – dat hij zijn hand afkapte, omdat hij vastbesloten was om roerloos de laatste waarheid te vinden.
Ik heb dat van het begin af aan dat ik dit las – het is een legende – heel gruwelijk gevonden. Als je dit verbindt met wat ik nu van die rebbe vertel, dan is duidelijk wat er aan de hand is. Dat is namelijk dat de mens denkt dat hij het grote Niets, het Onnoembare – je kunt er allerlei namen aan geven – kan bereiken, dat hij dat uit eigen kracht kan.
Dat is een dwaling. En dat speelt tot op de dag van vandaag in zen een geweldige rol: de dwaling dat je iets af kunt dwingen. Het enige wat mogelijk is, is jezelf afstemmen.
Dat is totaal anders, ‘je afstemmen’ betekent: je bewust worden van alles wat er in de wereld werkt. Dus niet alleen wat mensen maken, wat mensen doen, wat mensen denken, wat mensen elkaar vertellen – en hoe kleiner je bent, hoe zekerder je weet.
Als je je daar helemaal bewust van wordt en je hebt het voorrecht om voor de dood te staan, dat wil zeggen de fysieke dood, dan ga je beseffen dat je jezelf moet vinden. Dat is natuurlijk niet die mens die je zo goed kent, met zijn angsten, met zijn vreugden, met zijn overwinningen en met zijn nederlagen, met zijn verkleiningen en zijn vergrotingen, met wat hij bereikt en wat hij niet bereikt, zijn teleurstellingen en met zijn zekerheden. Maar dat je eigenlijk, daar doorheen, de grote stem moet kunnen horen. Dat betekent dat je schoon moet zijn of leeg moet zijn, dat je geen verwachtingen meer hebt.

Dat hangt samen met ons tijdsbewustzijn. Alles van ons leven heeft een begin en een eind, alles in de schepping heeft een begin en een einde, alles wordt geboren en alles sterft op een bepaald moment. Dus dat wat is, kan er geen begin en geen eind hebben.
Hoe dat misverstand is ontstaan, kan ik misschien aan een eenvoudig voorbeeld duidelijk maken. Het is maar een voorbeeld, het is om te helpen iets los te laten. Het gaat als volgt:

Als je je voorstelt dat een voorwerp door een vlak heen beweegt. Het gaat door dat vlak heen en je hebt een heleboel vlakken boven elkaar. Dat voorwerp gaat door dat vlak heen, er is dus een moment dat het daar inkomt, het gaat er doorheen en op een bepaald moment is het er uit. Op dat vlak is natuurlijk een begin en een eind. Maar de beweging zelf gaat door en gaat naar een volgend vlak, en een volgend vlak, en nog een vlak. En op elk vlak, zeggen wij dan, is een begin en een eind. Maar dan zijn we niet in contact met de beweging zelf, die is niet tot dat vlak bepaald.

Dus tijd is altijd gebonden aan een bepaald niveau. Maar de grote beweging is altijd, die trekt zich er niets van aan op welk vlak.
En zo is het met je leven net zo, de grote beweging, die vormgegeven is in jouw lichaam, in jouw geest, geest en lichaam samen, gaat dus – dat is de tijd van je leven – door dat op aarde zijn héén. En op een bepaald moment gaat die beweging verder en laat het gemanifesteerde los. Dus jij gaat verder.
Nou zijn er natuurlijk geleidelijk aan geweldig veel romantische verhalen ontstaan over reïncarnatie, enzovoorts. Vergeet dat maar allemaal, dit is veel simpeler. Het is een beweging die nooit eindigt. En in de mate waarin jij je vereenzelvigt met die voorlopige vorm, die jou in staat stelt bewust te worden, als je je daarmee vereenzelvigt, is de dood een bedreiging. Maar als je beseft dat je die voorlopige vorm gekregen hebt om je bewust te worden, dan is het totaal anders, dan wordt je leven héél erg belangrijk. De kwaliteit van je leven wordt dan heel belangrijk. En dan begrijp je dus dat alle aanwijzingen die je krijgt in de wereld, allemaal teruggaan op die tijdsbeleving. En niet teruggaan op de tijdloze beweging, de oerbeweging.

En dat geldt niet alleen voor een mensenleven, maar dat geldt voor alles. De kwestie van die zwarte gaten in de fysica, waarvan ze echt gedacht hebben dat daar dus materie vernietigd zou worden, dat is nu alweer achterhaald. We weten nu dat elders dan weer materie ontstaat.

Dat is echt heel belangrijk, dat je dat gaat inzien. Je hoeft me niet te geloven, maar als je aandachtig oplet, zie je inderdaad dat er in alles, tot in de mineralen toe, die beweging terug te vinden is. We hebben er allerlei namen voor, de diamant die geslepen is is erg mooi, een bloem die opengaat, een kind dat geboren wordt, een mens die sterft… Omdat we in de tijd gevangen zijn, hebben we voor een mens die sterft plotseling een heel andere waarneming dan voor een bloem die opengaat, of voor een kind wat geboren wordt. Maar dat komt omdat we gevangen zijn in dat begin en eind, begin en eind. En het is een beweging die nooit ophoudt.

Het is dus eigenlijk een voortdurend transformatieproces. Elke keer dat je een bepaald niveau bereikt, heb je het gevoel: nu is een begin. En als het voldragen is, heb je het gevoel: het is een eind. Maar het is natuurlijk nooit een begin en nooit een eind, het gaat altijd door. En dat moet je in je leven gaan beseffen.
Dat is de enige aanwijzing die ik graag aan alle mensen meegeef: dat je die eeuwigdurende beweging in jezelf ervaart. En die kun je pas ervaren, als je alle voorschriften, alle regels, alle mededelingen, vergeet. Als je dus weer helemaal vanuit niets begint. Bij jezelf te ervaren: wat is het leven wat leeft in mij. En dus naar binnen gaan. Want we zijn gewend om leven te vertalen in de gemanifesteerde vorm. Dat is het enige wat wij kunnen waarnemen. En dat is te weinig, het is te weinig om de gemanifesteerde vorm alleen maar waar te nemen.
Tot op de dag van vandaag weet niemand wat leven is. We hebben het altijd over het ontstáán van leven, maar we moeten eigenlijk zeggen: wanneer is het waarneembaar in een vorm. Dat is heel wat anders, het is dus altijd aanwezig. En wat in jou is altijd aanwezig, wat in jou is er vóór de geboorte en na de dood.

Als je nog heel klein bent, net geboren, ben je helemaal van die beweging, je hebt net vorm gekregen. Dat is een groot wonder natuurlijk. Maar al heel gauw – door je ouders en later door de maatschappij – word je eigenlijk verleid om je te vereenzelvigen met dat wat je zintuiglijk kunt zien en horen, en wat je kunt benoemen. Want we denken dat, als we iets kunnen benoemen, we het dan kunnen begrijpen.
Dat is natuurlijk een misverstand, het is een woord, het is een voorstelling. Een woord is ook een voorstelling, het is een naam. En doordat we het een naam geven, kunnen we het met elkaar verbinden en kunnen we allerlei constructies maken. Dat doen we ook in de taal.
Als ik zo met jullie praat, dan doe ik niets anders. Dat vinden jullie heel gewoon, maar het is eigenlijk heel wonderbaarlijk. We geven het namen en denken dat dat we het met die naam hebben. Maar dat is niet zo, dat is de buitenkant, dat is het voorlopige – zoals ik voorlopig ben en jullie allemaal voorlopig zijn.

Dit te gaan ontdekken in jezelf wat niet voorlopig is, wat je dus niet kunt benoemen, wat er wel is…
Er zijn een heleboel dingen in de wereld die onzichtbaar zijn, als je je beperkt tot wat je benoemen kunt: ik kan iets denken en dat kun je niet zien. Als je heel sensitief bent, kun je het wel zien. Maar wat is er voordat die gedachte opkwam … dat kan geen mens zien.
Dus het is een proces van steeds dieper tot de oerbeweging komen. Dat is eigenijk meditatie. En daarvan is alles afgeleid – daar zijn allerlei eigenschappen aan toegekend, je hebt een meditatie zus en je hebt een meditatie zo, en daar kun je dit en dit mee bereiken, en daar kun je dit en dit in bereiken, en dan moet je jezelf corrigeren, afijn, heleboel moeite, heleboel inspanning.
Ik denk dat die inspanning alleen maar nodig is, om te ontdekken dat die niet nodig is. Dat is eigenlijk waar het om gaat: je moet een heleboel ervaren en beleven, om tot datgene te komen waaruit alles ontstaat.
Zo kun je dus ook gaan ontdekken dat je bewegingloos de grote beweging kunt zijn. Het is veel makkelijker om bewegingloos de grote beweging te zijn, dan in de beweging de grote beweging te zijn. Daarom is het niet voor niets dat bij tai chi, bij alle bewegingssporten, altijd meditatie voorafgaat, dus het bewegingloze. Maar je hoeft het niet in de beweging te vinden, je kunt het veel directer vinden door stil te zijn. Het kan zijn dat je stil zit, het kan zijn dat je stil staat, het kan zijn dat je stil ligt… Zodat alle aandacht is voor wat er in jezelf gebeurt. En dan heb je natuurlijk last van alle voorschriften, hè. Maar dat moet je maar op de koop toenemen, zo zit de mens nou een keer in elkaar.

Het gaat dus om die beweging die er altijd is en waarin alles ontstaat. Niet alleen onze schepping, maar ook de sterrenstelsels, de nevels, het ontstaan van kleinste deeltjes, het zogenaamd vergaan en het ergens anders weer opnieuw ontstaan. Het hoort er allemaal bij. En het wonder is, wij kunnen dat in onszelf beleven.
Dat heeft niets te maken met een prestatie. Ik kan dat niet genoeg onderstrepen: het heeft niets te maken met een prestatie. Prestatie is banaal en goedkoop. Echt waar. Dat moet je héél goed weten. Het gaat om in jezelf terugvinden van, zoals die chassidische rebbe zei: het licht. Zodat je die hand die dat normaal bedekt, niet af hoeft te kappen. Die kan rustig blijven bestaan, want het licht is in jou. Dat kun je dus ontdekken.
Dat is niet iets dramatisch, dat is iets heel gewoons. Het is waar alles om draait in je leven: terugvinden van het licht, of van de beweging, of van de liefde. Dat is allemaal hetzelfde: aandacht, liefde, licht, beweging, het is allemaal hetzelfde. Want je kunt geen aandacht hebben, zonder dat je houdt van datgene waar je aandacht aan geeft. Voor die tijd – dat is voor ons heel normaal – verwacht je iets, verwacht je iets te krijgen, verwacht je iets kwijt te raken… Maar dat is geen aandacht, aandacht is datgene dat alles wat jou bereikt, omarmt. Niet om het te hebben, maar om het te liefkozen. En dat betekent dat je het ook weer los kunt laten, want anders heb je niet lief.
Het is gewoon zo. Het is niks verhevens, het is heel gewoon. Maar omdat wij afgescheiden zijn door de evolutie – op het moment dat wij vorm aannemen zijn we afgescheiden van het grote licht, de grote beweging, de grote liefde, het onnoembare – krijgen we die vorm en zijn we die vorm, om ons bewust te worden van datgene wat geen vorm is. En pas als we ons daarvan bewust zijn, kunnen we liefhebben.
Dat is dus iets wat geen voorbereiding heeft, dat is iets wat onmiddellijk is. Altijd onmiddellijk is, op elk moment onmiddellijk is. Waarvoor je je dus ook niet voor kunt bereiden. Het enige waar het op aankomt is dat je leert zien en luisteren, zonder belang. En dat kun je wel ontdekken voor jezelf, je kunt ontdekken hoe je bijna bij alles belang hebt, dat er bijna geen moment in je leven is dat je geen beláng ergens bij hebt.

En het helpt dat je dat gaat ontdekken. Hoe je dus in bijna alles belang hebt. En dat je dat niet slecht van jezelf vindt, dat je jezelf niet veroordeelt. Dat je je alleen maar bewust wordt, uitsluitend bewust wordt.
Zoals je, als je zit, je hebt een heleboel gehoord wat er allemaal moet, dat is prima. Maar er komt een moment dat je beseft dat je zo bent als je bent, en dat je daarmee tevreden bent, dat het goed is. Dan pas ontspan je. En dan kun je in die ontspanning best merken dat er nog iets gebeuren moet, maar je bent al ontspannen.
Je schrikt dan ook niet meer als er nog iets gebeuren moet met je lichaam. Dat moet gebeuren… Een som die je af moet maken, een werkstuk dat je af moet maken – je bent zelf ook een werkstuk, maar je hebt geen haast meer. En je voelt je niet schuldig, en je verwijt niemand. Want je voelt dat op dat moment, wat je bent goed is.

Daar komt natuurlijk een heleboel bij kijken, dat weet ik heel goed. Maar het is toch goed, denk ik, om dit een keertje heel gecomprimeerd te horen. Dat kan je gewoon helpen in je leven. Dat maakt je onafhankelijk van autoriteit, dat maakt  je onafhankelijk van de situatie waarin je bent – zoals ik in het gevangenkamp beleefd heb. Dat maakt dat je thuis ben bij jezelf. En dat je tegelijkertijd beseft – dat is tegelijkertijd – dat er nog heel veel onduidelijk is, dat er nog heel veel in je gebeuren moet om dichter bij die grote beweging, of dat grote licht, te komen, in jezelf.
Dat is ook duidelijk, dat het in jezelf is. En dat het pas kan oplichten als dat bewust is. Dat betekent dus ook dat je met al je beperkingen geen strijd levert. Beperkingen zijn er altijd, als het niet in je lichaam is, dan zit het wel in de leefomgeving waar je bent, de mensen die je ontmoet. Dan wordt alles veel gewoner, dan ben je niet meer verontwaardigd. Want er is natuurlijk een heleboel onrecht in de wereld, dat is duidelijk.
En je gaat ontdekken waar dat onrecht vandaan komt. Dat zit altijd weer in de verdediging van de voorlopige vorm die je bent. Als dat in groepen gebeurt dan is het oorlog, en als het voor een ideologie gebeurt dan is het marteling, dan is er hersenspoeling, afijn, alles wat we wel kennen. Maar het begin daar. Zolang je je vereenzelvigt met je tijdelijke verschijning, zolang zal er oorlog zijn.
Wat we heel veel gehoord hebben is hoe je jezelf moet opofferen, hoe je jezelf moet wegcijferen. Maar dat zijn allemaal bewegingen aan de buitenkant. Als je ontdekt dat je eigenlijk eeuwig bent… Niet in gemanifesteerde vorm, dat is duidelijk, die heeft een eind, zoals hij een begin had.

Maar als je je dat bewust wordt – en dat hoeft maar één seconde te zijn dat je je dat bewust bent, dat is voldoende – dan wordt je leven anders. Dan ga je steeds meer beseffen dat het om aandacht gaat – om één ding, en dat is aandacht. En die aandacht is niet beperkt tot een bepaald gebied, die is voor alles. Alleen daaruit, uit die aandacht, komt ordening voort, komt een geordend leven voort, waar de belangrijkste dingen het allereerste komen, en daarna pas alle afgeleide. Het eerste is aandacht voor het licht in jezelf. Dat is het eerste. En daarna komt al het andere.
Dan zul je merken, als je het eerste het eerst doet, dat al het andere vanzelf zijn plek vindt. Dat hoef jij niet te gaan zitten ordenen.
Je kunt ook ontdekken of iets innerlijk geordend is, of dat het uiterlijk geordend is. En als het uiterlijk geordend is, is het altijd leeg, is het zinloos eigenlijk, is het voorlopig. Als het innerlijk geordend is, is het natuurlijk.
Iemand die etalages opmaakt kan dat ontdekken, die weet ook wel dat het allermoeilijkste is om een doekje, of een voorwerp, zó in de ruimte te zetten, dat het lijkt alsof het daar altijd geweest is. Dat is innerlijke ordening. Als je er oog voor krijgt hoe dat moet, kun je uren bezig zijn met dat doekje, of dat voorwerp, zó in de ruimte neer te leggen, dat het lijkt alsof het daar altijd geweest is: toevallig achtergelaten, niet bedacht. En dat geldt voor je hele leven.

Wat ik nu vertel is natuurlijk, voor onze idee van het te kunnen maken, voor die wereld, een vloek. Maar het is jammer genoeg het enige wat werkelijk is. Dat zullen we in ons leven, als je één keer ontdekt hebt wat vóór alles gaat, dan kun je in die wereld waarin je leeft, die krankzinnige wereld, die steeds verder voort rent naar het volgende doel, daar kun je dan heel goed in leven, gezond in blijven. Je hoeft er niet aan mee te doen. Je kunt er aan meedoen, zonder er aan mee te doen. Je kunt zien wat er plaats heeft, maar je kunt steeds voelen: hier ben ik. En dat ik hier ben kan ik niet begrijpen, maar ik kan het wel ervaren. Ik kan steeds dichter bij dat moment komen, steeds opnieuw.
Dan zul je alle malligheden, die je natuurlijk uithaalt, die we allemaal doen, zonder moeite kunnen accepteren. Daar hoef je jezelf ook niet te vergeven – dat hoor ik zo vaak: ‘jezelf vergeven’. Hoeft niet, het is gebeurt. Maar je voelt nu: ja … dat was niet nodig, maar ik heb het wel gedaan. Klaar, uit. Geen zondebesef, geen schuld, geen in orde maken. Dat is allemaal niet nodig, het is gebeurd. Jij hebt dat gedaan. Je was nog niet dicht genoeg bij jezelf. Nu ben je dichter bij jezelf, nu kun je zien dat dat jammer is.
En je kunt, als dat kan, bij degene die je daar misschien schade mee hebt berokkend, nog duidelijk maken waarom je het gedaan hebt. Maar je hebt geen schuldbesef, je ziet het in een véél groter verband: hoe jij op weg bent om bij hetgeen te komen dat geen naam heeft – ik zeg het eigenlijk fout: ‘daar te komen’: door je aandacht ga je vanzelf. En dat kun je in alle vormen van je leven terugvinden. Wáár ga je vanzelf, en waar wil je.
Zoals Bodhidharma, die zijn hand afhakte omdat hij het eigenlijke wilde bereiken. Dat is natuurlijk heel gruwelijk, maar in het klein doen wij hetzelfde: we willen ergens komen. En dat gaat niet. Want dat wat afgescheiden is, kan nooit in het onafgescheidene komen. Dat kan niet. Dat is toch duidelijk, dat kán niet. Je moet eerst onafgescheiden wórden, dan hoor je er vanzelf bij.
En dan leef je de vorm, de uiting die je nu bent, ook heel anders. Dan ga je steeds dieper beseffen dat jouw hier zijn in deze vorm, een diepe bedoeling heeft, een diepe zin heeft En dat je geleidelijk aan in je leven die zin kunt ontdekken. Je kunt hem nooit begrijpen, maar je kunt hem wel ontdekken.
En als je dat heel erg beseft, dan besef je dus ook dat je dat nooit, zo als het is, kunt doorgeven. Je kunt alleen proberen – en dat is heel gebrekkig – een ander opmerkzaam te maken, dat het er is, dat hij ervan is, dat hij zich daar alleen nog maar bewust van hoeft te worden.

Kijk, als je die aandachtsverschuiving krijgt, als die in je plaatsheeft, dan word je zelf heel onbelangrijk, dan wordt ego onbelangrijk. Ego is er, en zolang als je deze vorm hebt, is hij er gewoon. Daar is ook niks mee aan de hand. Maar alleen is het jammer dat ego zo’n overheersende rol in je leven heeft, zodat hij aldoor vindt dat hij erkend moet worden, dat hij er moet zijn, dat hij iets bereiken moet. Of dat hij heilig moet worden. Dat is allemaal hetzelfde, dat is allemaal ego. En je kunt ego niet achter de deur zetten. Dat gaat niet. Ego moet oplossen. Dat kan alleen door aandacht te geven aan datgene wat niet-ego is, wat alles is.
En ‘alles’ betekent dat ieder partikel te maken heeft met alle andere partikels. Dus jij hebt te maken met alle andere mensen. En als jij jezelf alleen maar beleeft in de kleine vorm die te kennen is, dan houd je de grote beweging tegen en ontneem je alle andere mensen de mogelijkheid om het te ontdekken.

Dat is, nogmaals, het allereerste wat belangrijk is: te ontdekken dat je eigenlijk het Onnoembare bent – dat wat geen naam heeft, dat nooit ophoudt te zijn, dat altijd is, en dat het mogelijk maakt dat jij er nu in deze vorm bent, in deze afgescheiden vorm. Je werd je pas bewust dat je afgescheiden was, doordat je opgroeit, vanaf hele kleine baby, die nog niets kan zeggen, die nog niets kan uitdrukken, die nog niets kan pakken zelfs. En naarmate hij leert om te pakken en om namen te geven, wordt hij zich bewust dat hij afgescheiden is.
En nou moet je je dus bewust worden dat die afgescheiden vorm, die een naam heeft, die een plek in de wereld heeft, karaktereigenschappen heeft – in wezen geen naam heeft, geen karaktereigenschappen heeft. Dat hij dat voorlopig alleen was. Dat hij langzaam, langzaam, langzaam, dat gaat ontdekken. Dat hij natuurlijk eindeloos tegenspartelt, dat hij het eindeloos belangrijk blijft vinden om wat ook maar te bereiken. En dat is ook goed dat hij tegenspartelt, want hij kan zich door dat tegenspartelen bewust worden.

Dat tegenspartelen hè, zie de zin daarvan in. Zodat je het jezelf niet kwalijk neemt.
Dat is een van die dingen die je niet moet doen, je moet erkennen: dat heb ik gedaan en, merk ik nu, dat heeft me tegengehouden, nou ja, dat is gebeurt. Dat je dat echt beseft: het gaat maar om één ding, om steeds dieper in jezelf datgene wérkelijk te laten worden, want het is er altijd, zodat het meer bewust – dat is het grote verschil tussen een kind en een mens die zich bewust is van de eeuwigheid – in jouw leven werkt. Bij een kind, bij een heel pasgeboren kind, werkt het ónbewust, hij kan gewoon niet nalaten om het te zijn. En de bedoeling is dat het weer vanzelfsprekend door jou heen werkt.
Hoe dat zal zijn, dat weet je niet. Daarom is het zo dwaas om tegen iemand te zeggen: je moet zus en zus en zo zijn. Dat is echt onzin, dat is verspilde energie. Je moet het zelf ontdekken, steeds-verder-ontdekken. En tegelijkertijd dat je dat ontdekt, word je zelf onbelangrijker. Voor jouzelf wordt je onbelangrijker. En dat is een geweldige ontdekking, wat je eigenlijke functie zou kunnen zijn. Dat is iets wat niet vaststaat. Dat is iets wat steeds in wording is: wat je zou kunnen zijn. Wat geen mens weet, jijzelf ook niet.
Daarom is het zo ontzettend dwaas om ergens naartoe te leven, om te denken dat jij nu weet hoe je zou moeten zijn. Dat kán niet. Je moet het voortdurend ontdekken, opnieuw, opnieuw… En al het andere wat je gedaan hebt, dat laat je achter je, daar heb je ook geen last meer van. Want je bent in het volgende en in het volgende en in het volgende. Je hebt dus geen referentie naar het verleden toe.
Trouwens, dat heb ik gemerkt met het schrijven van mijn boek, het verleden ligt ook niet vast. Als jij nu verandert, verandert je herinnering. Dus er ligt niets vast, niets. Wij doen net alsof het vastligt. Maar dat is niet zo. Het enige waar het om gaat is, dat je in beweging blijft, dat je blijft ontdekken, dat je je bepaalt tot levende processen, wat het ook is: de processen in je lichaam, de processen in je geest. En dat je dus geen gevecht levert tegen wat wij ‘ego’ noemen. Ego is heel nuttig – als ie  maar niet de heerschappij heeft, dat is het enige. Als ie eigenlijk een verlengstuk is, een hulp is, voor je eigenlijke zelf. En dat eigenlijke zelf is nooit bepaald, dat verandert voortdurend – voor jouw beleving.
Dat moet ik er natuurlijk bijzeggen: het verandert voor jouw beleving – terwijl het zichzelf blijft. En zich door jouw leven in de voorlopigheid, zich beter bewust wordt wat en wie hij is.
Het een heeft het ander ook nodig. Daarmee is ook de waarde van het ego totaal veranderd. Ze zijn allebei nodig. Maar niet met een heerschappij vanuit het afgescheidene.

Oké mensen …

naar boven