Voorlopigheid en tijdloze werkelijkheid

Huissen juli 1995 | Vrijdag 
Inleiding [download]

Ik wil proberen een samenvatting te geven omdat het de laatste dag is dat ik tot jullie spreek. Ik weet ook dat dat niet lukt, want het onderwerp is veel te groot en te uitgebreid, maar ik kan het een klein beetje proberen.
De meest opmerkelijke verschuiving in het bewustzijn waar het om gaat, is het besef dat het leven wat je leeft voorlopig is, zoals alles in de schepping voorlopig is. En dat het erom gaat te beseffen wat het niet voorlopige is.

Het niet voorlopige is niet onderhevig aan het ontstaan en het vergaan. Het niet voorlopige ‘wordt’ dus niet. Het niet voorlopige is, altijd, zonder ophouden. Het manifesteert zich als voorlopig, in onnoemelijk vele vormen, met heel verschillende snelheden van wording.
Als je denkt aan het mineraal, de plant, een dier, een mens, dan zijn dat grote verschillen in snelheid van wording. Maar het meest verbazingwekkende is dat alle levende uitingen – en dat is dus alles – in potentie het geheel bevatten. Een bewustzijn van het geheel, een besef van het geheel, is in die verschillende levensvormen alleen verschillend. Ik zei dan ook ‘In potentie is in iedere levensvorm het geheel vervat’ – maar het kunnen beseffen van het geheel is niet in alle levensvormen gelijk.

Tot nu toe heeft de mensheid – dat zijn dus ook wij hier – van het verbazingwekkend complexe, wonderbaarlijke van zijn bewustzijn nog maar heel weinig gebruikt. Door de evolutie zijn wij in het bezit van de mogelijkheid tot zelfbewustzijn. Ik zou er een heel uur over kunnen praten hoe dat is, maar dat doe ik niet, ik neem aan dat jullie dat weten.
De mens is eigenlijk verblind door de mogelijkheid, en daarom kijkt hij, net als een vlieg, alleen maar naar datgene wat vlak om hem heen is. Dat is zijn persoonlijke leven, en daar maakt hij zich enorm druk om. Daar heeft hij natuurlijk ook mee te maken. Hij heeft zijn stemmingen, hij heeft zijn beperkingen, hij heeft zijn onmogelijkheden, hij heeft zijn mogelijkheden. En zijn lichaam is gezond, of het is ziek en er ontbreekt iets aan. Dus het is heel begrijpelijk dat hij het bestaan van een vlieg leidt, en dat hij zich eigenlijk niet bekommert om hetgeen waarvan hij is en waarvan hij altijd zal zijn, in welke toestand hij ook is.

De vraag is of je je daarin wilt verdiepen, vrijwillig. Wat we in de geschiedenis zien is dat de mens zich, als hij zich er al in verdiept, dat uit noodzaak doet, omdat plotseling zijn eindeloze bezigheden onderbroken worden en van hem afgenomen. Dan pas gaat hij zich interesseren.
Dan zou je denken, als het van hem afgenomen is, dan begint hij zijn reis. Niets hoor, zodra hij weer een vinger kan bewegen, gaat hij over tot de orde van de dag van zijn vliegebestaan, kijkt om zich heen, ziet wat er over is en gaat daarmee verder.

Dus het is heel wat als je gaat beseffen dat je maar gedeeltelijk leeft – als je dat echt gaat beseffen. Als je dus niet meer blijft hangen in visioenen, voorspellingen, leerstellingen, religieuze overtuigingen, mythologische overtuigingen, politieke overtuigingen, economische overtuigingen, maatschappelijke overtuigingen, en alle beloftes die daarbij zitten, en alle bevelen en alle gedragsregels. Als je echt helemaal diep beseft dat dat niet kan, helemaal niet kan! Dat het iets is wat in jou moet gebeuren. En dat jij het alleen kunt doen. Niemand kan het voor je doen. Je kunt niet getroost worden, je kunt niet geholpen worden, je moet het zelf doen. Er niet over denken, er niet over filosoferen, er niet naar verlangen. Doen!
Doen betekent beseffen, steeds dieper beseffen. Alleen daarin kunnen geest, ziel en lichaam één zijn. Dan hoef je er niet meer opzettelijk aan te denken ‘Hoe zou het voor mijn lichaam zijn?’ of ‘Hoe zou het voor mijn geest zijn?’ of ‘Hoe zou het voor mijn ziel zijn?’ Dat is dan één beweging.

De vraag die we ons op een steeds andere manier gesteld hebben in deze tijd van de zevendaagse is: kunnen we daar iets aan doen? Kunnen we er iets aan doen dat we gaan beseffen? Maar dan zeg ik er onmiddellijk bij, dan moet je eerst echt ingezien hebben dat het nodig is dat je gaat beseffen. Als je op elk moment van je leven ziet dat het nodig is, dan gaat het gebeuren. Dan hoef je jezelf niet te verplichten, dan hoef je jezelf niet te dwingen. Zomin dat je, als je heel erg dorstig bent, tegen jezelf hoeft te zeggen ‘Ik moet gaan drinken.’ Je drinkt als er water is. En het water is er altijd, altijd!

Dus het allereerste wat nodig is is dat je beseft dat je op weg moet gaan, en dat dat het allereerste en het enige en het allerlaatste is. Daar kun je niet van zeggen ‘Dat doe ik wel eens als ik er tijd voor heb.’ Zo is het niet. Als je dat zegt dan rangschik je het in het achtertuintje van je voorlopige leven. Dat werkt niet, want zodra je dat gezegd hebt zijn er zoveel obstakels…, dan heb je last van geluiden, dan heb je last van gedachten, dan heb je last van, ik weet niet wat, een hele waslijst.
Het draait aldoor om dat ene punt: besef je dat. Of is het zo dat de ellende van de wereld, die er natuurlijk is, je afleidt? Besef je niet dat alles wat er in de wereld gebeurt hiermee te maken heeft, met dat beseffen? Als je dat verband niet ziet ben je verloren, dan word je afgeleid. Alles heeft ermee te maken: je werk, je vriendschap, je huwelijk, je samenleven, alles.

Je kunt het je dus niet meer permitteren om in één van de onderdelen, wat het ook mag zijn, te blijven hangen. Dat kun je je niet permitteren – en besef je dat je je dat niet kunt permitteren? Kun je midden in een zin, midden in een verhaal, midden in een handeling, opeens schrikken, omdat je beseft dat je weer bezig bent in het voorlopige, in het voorlopige alleen?
De paradox is dat je dat totaal, dat geheel, zult moeten verwerkelijken in het voorlopige. Daarvoor ben je hier op aarde. Maar het is heel wat anders of je beseft waar je mee bezig bent in het voorlopige, of dat je alleen maar het voorlopige bent. En daar zelfs heel ijdel in kunt zijn, van ‘Ik weet al zo veel’, ‘Ik kan al zoveel’, ‘Ik ben al zo ver.’
Zolang je dat gevoel hebt, kun je weten dat je uitsluitend in het voorlopige zit, wat voor mooie woorden en wat voor prachtige visioenen je ook mag hebben.

Er komt nog een extra moeilijkheid bij. We hebben allerlei gefantaseerd over dat geheel. We hebben er allerlei namen aan gegeven. En dan proberen we dat te verwerkelijken. Meestal is het zo dat hetgeen jij wilt verwerkelijken, weer iets anders is dan wat een ander verwerkelijken wil. Dat is het begin van de godsdienstoorlogen, filosofieënstrijd, enzovoorts. Doe dat niet, geloof niemand, onderzoek zelf!

Besef tevens dat als je aan het onderzoeken gaat, je eerst weer moet gaan beseffen aan de hand waarvan je onderzoekt, hoe jouw criteria zijn, hoe jouw instrumentarium is om dat te onderzoeken. Je moet je dus ook bewust worden van je instrumentarium, van datgene waarmee je onderzoekt. Dat is van het voorlopige, maar je hebt niets anders. Maar het is heel wat anders als je beseft dat dat waarmee je onderzoekt van het voorlopige is, dan dat je denkt dat dat al van het andere is.

Er is gelukkig iets waaraan je een beetje kunt afmeten of je goed bezig bent. Als je goed bezig bent besef je steeds meer dat je het niet weet, steeds meer. Ben je daar blij mee? Je bent dus blij met het niet-weten. Dat is voor ons gewoon een vloek. Maar toch is het noodzakelijk dat je steeds weer beseft dat je terug moet keren naar het moment waarin je bent, en wat daarin valt te ontdekken. Hoe het vervolg zal zijn weet je niet.
Als je een beetje oplettend bent, merk je dat je alles wat verleden tijd is ook niet weet. Gek hè, mensen. Daar weet je ook nog geen snars van, want je hebt in het verleden ook in dat gedeelde bewustzijn geleefd. En wat je opgemerkt hebt en wat je ervaren hebt is vanuit dat gedeelde bewustzijn. Dus het verleden is net zo onbekend als de toekomst.
Mensen vertellen me zo vaak ‘Toen en toen gebeurde dat, en dus…’ Het woordje ‘en dus’ geeft aan dat je in de voorlopigheid zit, want van het verleden heb je nog maar zo’n vreselijk minuscuul stukje beseft. Dus naar alle kanten weet je het niet, naar alle kanten moet je het opnieuw doen.

Als je dat beseft, dan besef je ook dat het idee dat je door telkens maar op aarde te komen steeds beter wordt, quatsch is. Misschien ben je al tienduizend keer op aarde geweest, en heb je aldoor weer hetzelfde gedaan, heb je altijd maar belang gesteld in een klein stukje. Dat kleine stukje lijkt dan net iets anders, maar het is precies hetzelfde. Dus dat idee van een leerschool waardoor je steeds meer weet, is baarlijke onzin. Dat heeft alleen te maken met de kennis die wij hebben, die kun je leren. Maar dit, waar het om gaat, kun je niet op die manier leren. Leren in de wezenlijke zin is steeds ontdekken, elke dag.

Het enige wat je ter beschikking hebt is dat wat je zelf ervaren hebt. Maar dat wat je zelf ervaren hebt moet je nog onderzoeken. Dat is niet vast, dat moet je nog onderzoeken. Je kunt dus nooit zeggen ‘Het zit zus of zo.’ Je kunt hoogstens zeggen ‘Het zit zus of zo voor mij nu op dit moment.’ Dan ben je redelijk precies. Er hoeft maar een kleine verschuiving in je bewustzijn te zijn, en het is anders. Maar ja, weet je, ons bewustzijn is zo enorm traag. Dus zijn we er geleidelijk aan in gaan geloven dat hetgeen je eens beleefd hebt is zoals het is. Dat is niet zo. Alles wat je definieert, alles wat je vaststelt, alles wat je een woord geeft, alles wat je omschrijft, alles wat je een naam geeft – dat is het meest fundamentele: alles wat je een naam geeft – zit vast aan een moment, maar heeft geen eeuwigheidswaarde.

Het lijkt zo logisch wat ik zeg, maar we leven er helemaal niet naar, helemaal niet. Voor ons is het verleden gebeurd, dat ken je. Dat komt door die trage geest, dat trage bewustzijn, dat niet opmerkt dat het beweegt, dat het verandert; en dat blijft hangen in wat het eens vastgesteld heeft. De een heeft dit vastgesteld en de ander heeft dat vastgesteld, en daar hebben we ook nog een beetje ruzie over. Dat is allemaal quatsch.
Als je inziet dat niets vastligt wordt je leven al een heleboel ruimer. Wat vastligt zijn de werkingen in het totaal, de wetmatigheden. Die zijn nooit persoonlijk, die zijn nooit tegen de een en vóór de ander, die zijn neutraal zeggen wij dan. Wetmatigheden herhalen zich. Maar we weten nu uit de topwetenschap dat dat een hele gecompliceerde zaak is, dat de wetmatigheden van Newton niet opgaan. We ontdekken steeds meer hoe ongelooflijk veranderlijk alles is.

De enige zekerheid die je hebt – en die reikt tot over de dood heen – is dat je, als jij je echt verdiept in het leven, zult blijven leven. Dat betekent niet dat je dat leven wat je nu leeft probeert uit te stellen, probeert te verlengen, probeert te verfraaien. Het betekent dat je veel verder, veel dieper op het leven ingaat; dat de sterren, planeten en vele andere werelden die er zijn, even belangrijk voor je zijn als wat heel dichtbij ligt; dat je de wereld gaat ervaren als een levend organisme wat gekend wil worden.
Dat is het grootste, tederste, innigste wonder, dat alles gekend wil worden, alles: de kraan die je gebruikt, de stoel waarop je zit, de mens die je tegenkomt, jijzelf, wil gekend worden in zijn werkelijkheid – niet in zijn voorlopigheid alleen maar, maar in zijn werkelijkheid, in zijn tijdloze werkelijkheid.

Dat wat wij ervaren als de liefde tussen mensen, die er af en toe is, heel kort, is nog maar een heel flauwe afspiegeling van die andere liefde, de liefde voor het geheel, de liefde voor alles wat is.
Ik denk dat wij mensen een veel diepergaande liefde zullen moeten kunnen voelen om werkelijk te beseffen wat het is om bij elkaar te zijn. Zodat we, als er iemand over de grens gaat van het voorlopige, niet plotseling het gevoel hebben dat hij weggegaan is. In het wezenlijke raakt niets zoek. In het wezenlijke verwijdert niets zich – ‘verwijdert’ in de werkelijke betekenis, het kan in de ruimte afstand hebben, maar daar gaat het nu niet om.

Kun je heel trouw zijn aan dat ingaan op het geheel – kun je daaraan trouw zijn? Want die trouw bepaalt hoe dicht je bij iemand kunt zijn. Die trouw maakt dat je werkelijk lief kunt hebben, zonder verlanglijstjes, zonder voorwaarden. Daarvoor is het nodig dat je je tijd goed besteedt. Want dat voorlopige leven is in verhouding tot die diepgaande reis in het geheel, heel kort, ongelooflijk kort. Maar wij zoals wij leven beseffen dat niet. We hebben het allemaal afgestemd op dat stramien van het voorlopige, van dit ene leven.
Je leeft in dit voorlopige leven, natuurlijk, dat is zo, dat weet ik heel best. Dus het gaat erom hier op in te gaan, elke dag, elke seconde die je gegeven is. En tegelijkertijd dat voorlopige leven met zijn eisen, met zijn noodzakelijkheden, te leven.

Maar als je hier op ingaat is dat voorlopige leven ook niet onbelangrijk. Dan krijgt het juist zijn belang, want het is de tijd dat jij kunt getuigen van jouw aandeel in het geheel. Dat is een geweldig geschenk. Hoe dieper je ingaat op dat geheim – wat een geheim moet blijven – hoe meer dat voorlopige leven zijn echte betekenis krijgt, hoe minder je geplaagd wordt door allerlei kleinigheden, hoe gemakkelijker je je kunt heen zetten over veel waar je nu tegenaan kijkt. En je vergeet die stupide activiteit om iets te zijn in het voorlopige leven, waar zoveel mensen zich hun hele leven druk over maken, waar je op aangekeken wordt.

Kun je dat allemaal doorzien, en vrede hebben met de voorlopigheid, vrede hebben met het feit dat je aangekeken wordt op dat wat de mensen denken dat je bent? Kun je daar vrede mee hebben, terwijl je heel goed, tot in alle vezels van je lichaam, voelt dat het niet zo is? Ik denk dat dat nodig is.
Kun je elke dag beginnen met het gevoel: weer een kans om dieper te beseffen? Kun je zo naar je dromen kijken? Wat vertellen die dromen je eigenlijk? Nu bedoel ik natuurlijk niet de dromen van een volle maag of zoiets, die zijn heel leuk, maar die vertellen niets. Kun je er zo naar kijken?

Misschien is dat wat ik nu zo’n beetje bij elkaar geraapt heb van deze week, toch een klein beetje bij elkaar gekomen, zodat je iets duidelijker ziet wat er van je verwacht wordt – niet door mij, maar vanuit het geheel. Want er is wel een verwachting vanuit het geheel, er is wel een roep vanuit het geheel. Hoor je die stem die je roept? Als je bezig bent te gaan beseffen waar je als mens voor staat, heb je geen tijd meer om ongelukkig te zijn. Want je beseft dat veel wat we op het ogenblik ‘ongelukkig’ noemen, ‘verdriet’ noemen, een noodzakelijkheid is om tot inzicht te komen. Het is heel wat anders of je, als je een moeilijkheid hebt, dat ziet als een noodzakelijkheid, of dat je het gevoel hebt dat het iets is wat jou belemmert, wat jou klein maakt. Dat is een wezenlijk verschil. Dat hangt allemaal samen.

Ik kan nog eindeloos doorgaan, maar ik stop ermee.

naar boven

Gesprek (fragment)

Vraag: Maarten, verschillende dingen raken mij zo. Ten eerste, dat we het leven wat we geleefd hebben, eigenlijk maar onvolledig leefden, en dat dat dus niet zo serieus te nemen is.

– Maarten: Althans, wat niet serieus te nemen is, is wat jij je ervan herinnert: dat is niet zo serieus te nemen.

Vraag: Dat is wel een voordeel, vind ik dan.

– Maarten: Ja, dat vind ik ook. Dat vind ik iets geweldigs.

Vraag: Want dan mag je het ook weer loslaten, want och…

– Maarten: Ja, precies. Ik heb het met mijn boek gehad, ik herinnerde me allerlei dingen. Maar als ik er dan heel lang stil bij bleef, dan was dat maar een schilfertje van wat er gebeurd was. En zeer waarschijnlijk is er nog veel meer gebeurd wat ik allemaal nog niet besefte. Ik heb het heel gewoon praktisch ervaren dat dat zo zit, dat je eigenlijk maar een honderdste beleeft van wat er was. Als je er heel aandachtig bijblijft, dan blijkt er zoveel tegelijkertijd gebeurd te zijn… En dat kun je nu nog opnieuw tot je laten komen. Dus er gaat niets verloren. Dat is fantastisch!

Vraag: Wat me ook raakte in wat u noemde, is dat je kan denken dat je wel heel wat bent, maar het tegenovergestelde is net zo waar, denk ik. Je kunt je ook niets voelen.

– Maarten: Ja, en dat is een heerlijk gevoel, dan wordt het leven heel licht. Je kunt nog alle kanten uit.

Vraag: Maar het belemmert je wel, vind ik.

– Maarten: Dat is omdat je denkt dat dat ‘niets zijn’, wat de mensen van je denken, heel akelig is.

Vraag: Maar dat vind je zelf ook…

– Maarten: …totdat je gaat beseffen hoe je eigenlijk een voortdurend veranderend iets bent, dat heel licht moet zijn, geen bagage bij zich moet hebben, anders kan hij niet gaan, wordt hij tegengehouden door alle bagage die hij denkt dat nodig is, die maakt dat hij traag wordt en slaperig. Als je beseft: ik sta aan het begin. Een echte beginner – dat is fantastisch, dat is zo mooi – let ontzettend op, want die weet dat hij nog niets weet. Hij heeft ook niets te verliezen, hij heeft alleen maar te winnen. De mensen vinden altijd dat je heel veel moet hebben, en weten, maar dat maakt je heel zwaar, totdat je niet meer kunt…


naar boven

<< Terug | Einde