Kun je de situatie accepteren?

Huissen juli 1993 | Vrijdagmorgen
Inleiding
[download]

Je leert op den duur op allerlei dingen letten. Ik heb vanochtend al gezegd, als je kin-hin loopt, probeer je dan bewust te zijn of je voortdurend beweegt, of er geen moment is dat je die voortgaande richting stopt.
Alle mensen die ik heb zien lopen, hebben een punt waarop ze stoppen. Dat lijkt heel onbelangrijk, maar het geeft aan hoe je bewustzijn werkt, dat je dus niet in staat bent om voortdurend erin te zijn. En dat in dat stoppen – dat is meestal als je het been neergezet hebt, de voet hebt neergezet, of terwijl je aan het oplichten bent – je je eigenlijk even bewust bent geworden: hoe is mijn voet, hoe is… Enzovoorts. En dat moment dat je dat bij jezelf dat tracht bewust te maken, stopt de aandacht.
En dat is natuurlijk in ons hele leven zo, met alle dingen die we doen. Het is dus ook opmerkelijk dat als we zitten, en op een bepaald moment bel ik dat het afgelopen is, dan gebeurt er ook zoiets. En er zijn mensen die het heel gewichtig vinden om langzaam terug te komen.
Dat is onzin – ja, het is geen onzin, het gebeurt aldoor. Maar als je je vol bewust bent, dan is het volgende moment, daar ben je klaar voor. En ook dit, dat van dat lopen dat was eigenlijk nog simpeler. Dit is al ingewikkelder, omdat het dus onzienlijk is.
Dat je dus klaar bent, elk moment dat je aandacht gevraagd wordt, en die bel vraagt je aandacht. Je kunt ook denken: waarom belt hij alweer, want ik zit nog zo lekker..
. Maar dat is allemaal niet ter zake, ter zake is dat er gebeld wordt. En dat betekent dat er een ander iets aan de hand is.
En terwijl ik het uitspreek, merk ik dat dat ook alweer in het foute gevoel is, want ik zeg: het volgende is aan de orde. En er is geen volgende, er is een voortdurend nu.

En je kunt je natuurlijk afvragen: hoe kom ik daar uit.
Daar krijg je geen antwoord op, maar je kunt er wel attent op zijn. Dat is eigenlijk het enige wat ik ervan zeggen kan: je kunt er attent op zijn. Er zijn dagen dat je in een wolk van gedachten en gevoelens loopt, je werk doet. En er zijn dagen dat het een klein beetje minder vol is, dat er een klein beetje ruimte is tussen de verschillende gedachten en gevoelens, dan is het al beter.

Dit is eigenlijk de sleutel waar het om gaat, dat je leert je eigen intensiteit te proeven, zou ik haast zeggen, je eigen aandacht te proeven. Dat is een heel boeiend spel. En hoe meer je je ermee bezig houdt met wat daar gebeurt, hoe minder behoefte aan raadgevingen je hebt, want je merkt dat je alles weet in jezelf. Je hoeft daar iemand anders niet mee lastig te vallen. 

Maar dat is een soort van omgaan met jezelf wat heel ongewoon is. Wij zijn gewend dat voor alles heb je een adviseur, voor alles. Ik gaf dat gekke voorbeeld, van die  geleerde die aan zijn vrouw aan de overkant van de tafel vroeg: “Maps, blief ik dat?”
Dat is natuurlijk heel extreem, maar iets minder extreem doen we hetzelfde. We durven niet afgaan op onze eigen ervaring. En dat is ook ook natuurlijk van alle kanten in de oren getoeterd, dat we niet af mogen gaan op onze eigen ervaring, want dat die onbetrouwbaar is. Er is bijna geen mens die zich afvraagt: hoe zou een ander, die buiten me is, hoe zou die het dan weten voor mij? Dat vraagt niemand zich af. Maar het is natuurlijk eigenlijk heel onzinnig om te veronderstellen dat iemand anders voor jou zou weten. Hij kan een soortgelijke ervaring van zichzelf duiden, maar dan zegt hij het erbij. Maar wij zijn gewend dat er iemand anders die
weet hoe het in ons is.

Dat is een hele stap, om bij je eigen ervaring te blijven. En vooral, om er dan niet over te denken of te denken-voelen, maar om het te laten staan, zodat het zijn weg kan vinden.
En je weet niet hoe hoe die weg in jezelf is, waar die uitkomt, en hoeveel tijd die nodig heeft. Wat dat betreft is de boeddhistische psychologie veel eerbiediger dan wij in hier in het Westen altijd plegen te doen. Die zegt eigenlijk dat elke ervaring die niet verwerkt kan worden, tijd nodig heeft om te bezinken. En dat pas als het klaar is, dat hij dan als de mens – dat is natuurlijk iets wat er wel bij hoort – niet te haastig leeft, zich aan je zal openbaren.
Maar daar wordt nadrukkelijk gewaarschuwd voor er-aan-peuteren. En eraan peuteren gebeurt echt niet alleen maar door de psycholoog of de psychiater of de therapeut, dat doen we zelf ook, eraan peuteren. Dus we moeten wat dat betreft die mensen er niet op aankijken, dat doen we zelf ook. Dat is ook de reden dat er een conflict ontstaat, dat we datgene wat we niet konden verwerken, eigenlijk niet accepteren. Dat is heel interessant om dat te beseffen: het conflict ontstaat omdat datgene wat je niet kon verwerken, wat te groot was, eigenlijk niet geaccepteerd hebt. Daar begint het hele mechanisme.

Terwijl, als je het accepteert… – maar dat betekent dus dat je vol bewust bent terwijl je dat overkomt. En er zijn natuurlijk altijd situaties, omstandigheden – ik heb het zelf veel te veel meegemaakt – dat je het niet accepteert, dat er dingen gebeuren die jouw directe ontvangstmogelijkheid te boven gaan. En dat zou niet erg zijn als je dan – dat is overdrachtelijk – je ogen kon sluiten, innerlijk, zodat het gelegenheid krijgt om binnen te komen. En zijn tijd te hebben.
Maar dat lukt ons maar zelden. Het lukt ons wel als het maar erg genoeg is. Dat heb ik in de oorlog héél goed beseft. En dan richt het ook geen schade aan, écht niet. Als het zo duidelijk is dat het jouw vermogen tot erop reageren te boven gaat, dan ben je stil. Dan kan het dus binnenkomen. En, wat nog belangrijker is, het wordt niet vervormd. Als je het namelijk niet accepteert, wordt het al vervormd. En dan ben je de rest van je leven bezig met een vervormde versie van wat er zich voorgedaan heeft.
Dat is wat meestal gebeurd. En daarom hebben we het zo moeilijk.

Als je echt de situatie die zich voordoet, ook als hij gruwelijk is, kunt accepteren – wat betekent dat je tevens je eigen beperktheid accepteert van het niet op dat moment volledig kunnen ontvangen, terwijl het wel binnenkomt. Want dat moet je vreselijk goed weten, mensen, of je het wel accepteert of niet accepteert, het komt wel binnen.
Maar het gaat erom wat ervan bewust is geworden – dat is dat kleine stukje – en hoe dat wat onbewust is naar binnen heeft mogen komen. Dat hangt af van jouw acceptatie-vermogen. En dat begint, dan zullen jullie allemaal lachen, dat begint met het accepteren dat er gebeld wordt.

Dus je kunt oefenen – dat doen we allemaal graag – aan hele simpele dingen. Dat is met afscheid nemen ook zoiets. Als je afscheid moet nemen, dat het gewoon voorbij is, kun je dat volledig, met je volle hart, of houd je het eigenlijk tegen en ga je niet weg. Ja, lijfelijk ga je wel weg, maar je gaat niet weg.
Dat wordt vaak gezien als een hoge vorm van liefde, m’n neus… Dat is gewoon traagheid, dat is dromen.

Kun je de situatie die zich aan je voordoet accepteren? Als je je hierin verdiept, en dat kun je de hele dag, ga je eigenlijk merken wat er aldoor gebeurt. Dat je eigenlijk altijd alles uitstelt, behalve de dingen die je prettig vindt. En daarom zijn ze ook zo prettig… Daar treedt dat hele vertragingsmechanisme niet op.
Als je blij bent, geen enkel punt, heerlijk, blij. In een samenleving, als een ander iets doet wat fijn is, geen enkel punt, het komt zo naar binnen. Maar zodra iemand iets doet wat niet fijn voor je is, dan komt die hele machinerie op gang. En daarom is er in ons leven zoveel wat niet fijn is, want dat niet-fijne duurt veel langer. Het fijne is maar heel kort, want er is geen enkele belemmering. 

Je vraagt je echt af, als je hier langer bij stilstaat, waarom doen we dat toch eigenlijk? Waarom verlengen we het niet-fijne?
Weten jullie daar een antwoord op? Dan kom je bij die wolk van gedachten en gevoelens waar we in leven, als je je dit afvraagt. En dat geldt echt voor alles. Dat geldt ook voor je lichaam – wat wij dan ons lichaam noemen. Kun je je lichaam toestaan om ziek te zijn. Kun je je lichaam toestaan pijn te hebben?
Dat is een heel groot gebied. Dat is eigenlijk je hele leven.

We kunnen constateren wat er gebeurt, en het daarbij laten. Dat gaat terug op iets heel anders, dat gaat terug op een oervertrouwen – wat wij blijkbaar niet hebben. Een oervertrouwen dat als je het laat bij het constateren, dat het dan-zijn-weg-vindt, dat je daar niets aan hoeft te doen.
Je denken en je voelen zijn daar niet competent voor. Maar omdat wij zo helemaal ingezwachteld zijn in dat denken-voelen, is het ook voor ons pas werkelijk, als we ons daar met ons denken-voelen mee bezig houden.
En zoals ik heb proberen aan te duiden, dan begint de grote vertragingsactie. Terwijl je kunt inzien dat je denken-voelen nooit de eigenlijke betekenis van wat ook maar, vermag te beseffen.
Het woord ‘beseffen’ is ook multivariabel. Ik gebruik het heel veel en ik ben me bewust dat het een vage manier van doen is.

En dan komen we naar mijn gevoel op het meest belangrijke punt: kun je vanuit dat oervertrouwen ervarend, je denken-voelen niet veroordelen? Want dat is de hele geschiedenis door gebeurd, als het al niet van de filosofen was, was het uit de religieuze kant, uit de mystieke kant, uit de morele kant. Kun je beseffen dat dat denken-voelen zoals het ons toebedeeld is, een groot kostbaar iets is, wat de mensheid als geheel heeft ontwikkeld. En dat ons in staat stelt ons bewust te zijn dat we afgescheiden zijn, dat alle dingen los van elkaar gezien kunnen worden. Zodat we kunnen onderscheiden, zodat we verschillen kunnen opmerken, zodat we heel precies kunnen meten wat de hele kleine verschillen zijn die bijna in alle materiële zaken aanwezig zijn – of het nu ons lichaam is, een plant, een dier, een situatie, een mens – het is allemaal mogelijk dat te zien in zijn afzonderlijkheid. En dat is niet niks, de hele wetenschap berust erop. Ook al weet de topwetenschap dat het niet het einde van het verhaal is en dat je inderdaad verdeeldheid niet kunt voorspellen. Dat was een groot ding toen dat ontdekt werd.

Maar dat je aan de ene kant vanuit het oervertrouwen in staat bent om alles wat er gebeurt, in jezelf, buiten jezelf, te accepteren voor wat het is, zonder er verder over te denken-voelen. En aan de andere kant – want dat gaat gelijk op – probeert in dat gebied van het denken-voelen zo zorgvuldig mogelijk te zijn. Daar niet vaag te zijn, daar zorgvuldig te zijn. Dat is een daad van liefde. Zorgvuldigheid is een daad van liefde. Want het betekent dat je eerbied hebt voor waarmee je bezig bent. En dat betekent dat je ook eerbied hebt voor jezelf zoals je bent. Dat je jezelf niet veroordeelt. Dat je eerbiedig bent ook tegenover jezelf. Want anders kun je jezelf nooit juist ervaren, juist omdat het zo heel dichtbij is. We zijn geneigd om daar altijd overheen te stappen. En alleen heel duidelijke kenmerken, daar hebben we het dan over: ik hou van dit, ik hou niet van dat, en al die andere. Maar dat dat natuurlijk de uitingen zijn.

Wat is hiervoor nodig? Hiervoor nodig is ten eerste zorgeloosheid, onbekommerdheid. Dat is echt heel erg nodig, dat je onbekommerd bent, dat er eigenlijk maar heel weinig echte gewichtige dingen zijn.
Een van de meest gewichtige dingen is misschien dat je jezelf voor heel mens aanvaardt, dat je jezelf ernstig neemt. Dat je er niet maar wat mee doet, omdat je ik weet niet wat, je een carrière wilt bouwen, afijn, ik weet niet wat. En daarom maar eventjes dat vergeet en je lichaam verwaarloost eigenlijk, allemaal in dienst van ik weet niet wat. Wat natuurlijk nooit in verhouding is tot dat fantastische lichaam wat je gekregen hebt, waar je niets aan gedaan hebt, absoluut niets. Dat heb je gekregen. Misschien gaan we er daarom zo slordig mee om, en nou zeg ik het vriendelijk. We zijn veel zorgvuldiger en preciezer met de dingen die we zelf maken. Misschien ligt dat wel dichterbij. Maar dat wat je gekregen hebt, dat is blijkbaar niet belangrijk. Je gaat het belangrijk vinden als het weigert, dan begint de hele machinerie. Maar dan is het natuurlijk veel te laat.

Hoe kun je daar echt op inspelen. Dat begint heel simpel: het volgende moment wat zich aandient toe te laten en niet te blijven treuzelen bij het vorige.
Het enige wat je daarbij helpen kan is inzien dat het belangrijk is. Dan kun je gaan experimenteren ermee. En het mooie is, als je ermee begint, gaat het vanzelf verder. Daar hoef je niet aldoor wat aan te doen, 
maak die fout niet. Laat het proces zijn gang gaan.

Ik heb het heel concreet gemerkt met het schrijven van mijn boek. Zodra ik het niet meer aan het boek overliet, ging het mis. Het schrijft zichzelf. De associaties die het verbinden komen vanzelf – maar je moet niet ingrijpen, je moet niet zeggen: ‘die plot is niet goed,’ of: ‘die figuur daar moet ik aan gaan zitten veranderen.’ Je moet het zelf laten gebeuren. Dan hoef je ook geen eind aan het boek te verzinnen, dat wordt beëindigd. 

En zo is het hele leven. En het werkt op je in, op je lichaam werkt het in, zodat je weefsels blijven soepel, je lichaam blijft zacht. Want het kan voortdurend doorlaten, doorlaten, doorlaten… Als ik in mijn schrijven ergens iets ga duwen, dan is de stroom onderbroken. Dat geldt voor je  lichaam net zo. Dat geldt voor alle dingen.

Ik weet wel, dat was ook in het kamp. In het kamp hadden we wel tussen de verschillende barakken bomen staan. Er waren ook twee bergen die zichtbaar waren. Dat was fantastisch, die hebben me, om zo te zeggen, het leven gered. Maar een tijdlang heb ik me afgevraagd wat nou die bomen te maken hadden met het lot van die mensen daar in het kamp. En ik was in de gelukkige omstandigheid, ik kon daarop doorgaan, ik kon daar bijblijven. Ons gewone leven laat ons zoiets simpels niet toe, dat je ergens bijblijft.
Die boom was zo gesloten, het was alleen maar een boom: een stam, de wortels kon ik niet eens zien, en de bladeren, takken en bladeren. Dus het hele kale begrip van de boom. En er was een dag dat ik opeens bij mezelf merkte dat ik met een vraag naar die boom toewilde. Toen ik me dat bewust was, was het over, toen had die boom me wat te vertellen. En dat gaf me een grote vrede. Ik besefte opeens dat het hele gebeuren in het kamp, dat besefte ik echt, een tijdelijke toestand was in vergelijking met de majesteit van die boom – die daar tijdloos stond te dromen, zichzelf vervullend, en die mij dat gevoel overdroeg.

Dan kom je in de juiste verhouding te staan. Dat is wat die boom deed, op het moment dat ik eindelijk ophield met de verkeerde vraag te stellen.
En, wordt er dan vaak gezegd, je hebt dan het gevoel dat alles goed was. Nou, dat had ik niet, ik had niet het gevoel dat alles goed was, want dat die mensen stierven, leek me in de omstandigheden waarin ze stierven niet juist. Maar het gaf me wel een gevoel voor proportie, voor verhouding. En dat is meestal in ons leven zoek, dat we de verhouding beseffen. Compassie komt van het in verhouding zijn. En dat vraagt een groot geduld en een grote concentratie.

Ik weet dat als ik het zo zeg, er bij jullie allemaal denkbeelden opkomen over wat concentratie is, maar ik moet woorden gebruiken. Maar het is erbij willen zijn, niet erbij móeten zijn, maar erbij wíllen zijn. Als je erbij wilt zijn, zijn al die stoornissen waar je anders altijd last van hebt verdwenen. Zoals mijn ongelukkige vraag aan de boom verdwenen was op het moment dat ik besefte dat dat een onzinnige vraag was. Ik haalde van alles door elkaar, gewoon een grote warwinkel. 

En je kunt natuurlijk niet vanuit de verwarring de ordening, het geordend zijn, ervaren. Je kunt ook zelf niet ordenen, je kunt alleen geordend worden. Dat kun je niet zelf. Daarom zijn sommige kamers waar je in bent zo aangenaam, omdat degene die daar in werkt en leeft, het heeft laten ordenen. Je kunt ook in een kamer zijn die door een mens geordend is. Dat is steriel. Vandaar ook waarschijnlijk dat heel veel kinderen het gevoel hebben: laat het in godsnaam een beetje rotzooi zijn, want die orde die ik om me heen zie van mijn ouders, dat is het niet.

Je kunt van alles leren eigenlijk, als je maar blijft kijken, blijft luisteren. Dan merk je natuurlijk ook je eigen programma op, je eigen reacties, en dat vind je niet erg, want die zijn er gewoon ingekomen. En het is je gegeven door mensen die het ontzettend goed met je menen, met hun problemen en alles wat daarbij zat. Dat hebben ze je allemaal gegeven, dat is zo…
Dus als je ze opmerkt, dan zijn ze onschuldig geworden. Ze zijn er wel, maar ze zijn onschuldig. Het hangt dus alleen maar af van dat beseffen. En er dan niet over denken. Dat denken is ergens anders voor, dat is als je een bepaalde hoeveelheid van iets moet hebben, en hoe lang het zal duren, en hoe vaak het zal moeten, en op welk tijdstip het zal zijn. Daar heb je je denken voor nodig en je voelen. Daar is ook niks mee aan de hand. Maar zodra je het gaat gebruiken om je ervaringen te vertalen, dan gaat er iets mis, dan ben je achter, dan leef je op afbetaling.

Het is echt leuk, echt heel leuk, om in je leven op te merken hoe je dat doet. Dat is een avontuur, het is een nooit eindigend avontuur. Want je bewustzijn is er altijd, dat gaat altijd maar door…
Je hoeft er geen huiswerk voor te maken, je hoeft er geen boeken voor te lezen. Iedereen die je tegenkomt helpt je erbij, die brengt weer wat nieuws. Ja, je kunt het natuurlijk weer gaan verdelen, van ‘dat is prettig’ en ‘dat is onprettig,’ ja, dan staat het spel stil. Maar iedere ontmoeting, iedere kennisneming, helpt je, want in dat bewustworden, in dat beseffen, reinig je jezelf. En je hoeft het niet te doen, het wordt voor je gedaan, een heleboel kaboutertjes vegen het schoon.
Dus mensen, heb geluk. Het is fantastisch.

naar boven

<< Terug | Einde