Van jezelf uit handelen

Huissen juli 1992 | Zaterdag
Inleiding
[download]

We hebben het gisteravond met elkaar gehad over het onzichtbare bestand van waaruit we allemaal leven, wat ons leven bepaalt, onze handelingen bepaalt en bepaalt wat we gaan doen in de wereld. En wat ook bepaalt wat er in de wereld in antwoord daarop gebeurt. Dat is een hele keten. En waar meditatie zich mee bezighoudt, is met het begin.

En dan vallen me twee anekdotes te binnen.
De ene is wat Dürckheim verteld heeft van de tijd dat hij in Japan was, dat hij in gesprek kwam met een katholieke priester, die heel tevreden was over het aantal mensen die hij tot katholiek had kunnen maken.
‘Maar’, zei hij, ‘er is één vervelend ding bij, en dat is dat ze zijn heel goed katholiek, maar alleen, ze sterven als japanner.’
Dürckheim zei: ‘Wat bedoel je daarmee?’
‘Nou,’ zei hij, ‘ik heb de indruk dat de Japanners eigenlijk altijd op twee benen staan. Het ene been is wel een beetje onzichtbaar, maar ze voelen het toch wel. En op het moment dat ze doodgaan, trekken ze één been in, maar blijven ze op het andere staan, dat wat tot nu toe onzichtbaar is geweest. En zo is het voor ons niet. En dat puzzelt me echt wel.’

Dat is dus het ene verhaaltje.
Het andere verhaal is dat een Chinese keizer, die zag dat het in zijn land niet goed ging, ten einde raad advies ging vragen bij een meester in de bergen. En hij zond een afgezant naar die meester en hij vroeg een onderhoud aan. En het werd ingewilligd.
En de keizer kwam met zijn hele gevolg naar de meester toe en had natuurlijk verwacht dat die meester hem heel onderdanig zou ontvangen, want hij was tenslotte de keizer. Maar er was niemand te zien toen hij bij de tempel kwam. Ten einde raad ging hij maar naar binnen en daar treft hij de meester aan met gesloten ogen. En de meester hoorde natuurlijk wel dat de keizer kwam en dat hij hem aansprak, maar hij hield zijn ogen gesloten.
En de keizer vroeg: ‘Waarom kijk jij niet op, waarom kijk je me niet aan.’
Toen zei de meester: ‘Dan kan ik niet zien. En u kwam bij me om te vragen wat u moest doen in verband met de toestand in uw land. Als ik mijn ogen gesloten heb, kan ik heel goed zien wat daar gebeurt. Als ik mijn ogen open heb, word ik door de veelheid van dingen verward.’

Deze twee verhaaltjes sluiten helemaal aan op waar ik het gister over gehad heb. Wij leven – en dat is een andere versie van precies hetzelfde – in een wereld die we in onszelf scheppen. En daar zijn we ons niet van bewust. Maar wij herscheppen, aan de hand van de zintuiglijke indrukken, in ons bewustzijn voortdurend de wereld. Maar dat is onze wereld, dat is niet dé wereld.
En aan de hand van onze wereld, die de wereld is van alles wat al vorm genomen heeft, van alles wat al een uitdrukking is geworden, vormen wij ons een beeld van de totale wereld. Dat was dus de keizer, die zijn ogen open had. En die totale wereld, is de wereld van de eeuwige aanvang. Dat is die wereld die er is, aan de hand waarvan onze wereld, de wereld die in ons leeft, vorm krijgt.

Als je dus wilt kennismaken met de totaliteit, dan moet jouw wereld, die je zelf aldoor maar herschept in je eigen bewustzijn, geaard worden in de aanvangswereld. En dat betekent in zekere zin dat je je ogen moet sluiten, om niet verward te worden voor de vele indrukken waar je altijd mee geconfronteerd wordt, zeker in de maatschappij waar wij in leven.

Maar daarvoor moet het eerst duidelijk zijn dat wat wij de wereld noemen, maar een gedeelte is van de werkelijkheid. Of liever gezegd, van de totaliteit. En dat je dus gevoelig moet worden voor, en ontvankelijk moet worden voor, de oorspronkelijke wereld – die altijd oorsprong blijft, ook al zou hij zich miljoenen jaren lang uitdrukken in steeds andere manieren.

Onze moeilijkheid is dat, als wij ons al bezighouden, of willen bezighouden, met de oorzakelijke wereld, de wereld die niet ergens van afhangt, maar die zich voortdurend herschept, dan moeten wij eerst onze eigen situatie heel goed beseffen. Dus hoe ons bewustzijn is, hoe het werkt, en wat de gevolgen daarvan zijn dat het werkt zoals het werkt. En hoe wij, zonder dat te willen, helemaal bepaald worden door onze ervaringen. En onze ervaringen zijn maar gedeeltelijk, daar is dat andere stuk niet bij – dat stuk wat dus de oorzaak is van wat wij de wereld noemen.

Er zit niets anders op dan dat je dit heel helder beseft. Want vanuit dat besef dat je dus maar gedeeltelijk waarneemt, komt vanzelf voorzichtigheid voort, komt vanzelf de tijd nemen voort. Dat hoef je jezelf dan niet op te leggen, dat is gewoon heel duidelijk. Het is heel duidelijk dat dat nodig is, daar hoef je dan niet aan herinnerd te worden. En eigenlijk is wat ik steeds doe, is jullie herinneren aan iets. Maar dat komt: het is weggeraakt in de veelheid.
Wij staan telkens maar weer voor de keuze en daar zijn we mee bezig: wat zal ik kiezen; wat zal ik doen; hoe zal ik het aanpakken? En daarbij zijn we kwijt waar het vandaan komt, waar dit hele leven waar wij in leven vandaan komt. Ook als we ons met het milieu bezig houden en met de ozonlaag, dan houden we ons aldoor bezig met die wereld die geworden is. En omdat we dat doen, komen we nooit bij waar het vandaan komt, voortdurend – het komt voortdurend dáár vandaan, dat is een blijvend gebeuren.

Als je daar geen contact mee vindt, als je steeds met gesloten ogen door het leven gaat terwijl ze open staan – want dat is onze toestand – dan blijf je eeuwig in een keuze. Dan moet je je voortdurend afvragen: wat zal ik doen, dit of dat…
En je vindt altijd wel een reden waarom je dit wel en dat niet zult doen. Maar het vindt altijd maar weer plaats op dat ene niveau. Dat ene niveau wat juist niet bepalend is, wat uitwerkt en wat in het beste geval zich bewust wordt van wat het doet. En dat is eigenlijk meditatie: je bewust worden van wat er gebeurt, in jouw leven.

Dat is dus heel wat anders dan te zeggen: ja, nou ja, dat leven wat ik leef is niet zo belangrijk…
Dat is gewoon klinkklare onzin. Maar om het verband te zien: het is het leven wat jij leeft, met alles wat erin gebeurt, en dat oorspronkelijke, dat oorzakelijke – wat zich aldoor voltrekt, tegelijkertijd, met die wereld die jij heel goed kent, met wat er in de wereld die jij heel goed kent gebeurt. Maar voortdurend mis je datgene wat het kan verbinden, wat jouw leven kan verbinden met alle leven, zodat je niet meer tegen jezelf hoeft te zeggen: ‘ik moet van iemand houden,’ of: ‘ik moet van de wereld houden,’ of: ‘ik moet betrokken zijn op wat er gebeurt.’
Dat hoef je dan niet meer tegen jezelf te zeggen, dat is dan heel vanzelfsprekend, want je bent ermee verbonden.

Het is dus aan de ene kant een mysterie, en aan de andere kant is het iets wat een hele last van je afneemt als je beseft dat het hierom gaat. Dat het dus niet erom gaat om de beste theorie te vinden, om de beste verklaring te vinden, om de beste daad te doen. Dat het daar allemaal niet om gaat. Dat zorgt voor zichzelf. Want het moment dat jij open bent voor dat wat voortdurend gebeurt – en niet alleen hier, overal, aldoor – wordt het heel duidelijk voor je welke uitdrukking jij bent van dat hele ingewikkelde, ontroerende gebeuren om je heen. Zodat je op een andere manier je ermee bezig houdt, niet alleen met je eigen leven, maar met alle leven.

Ik weet heel goed dat, als je je hiervan bewust wordt, je ook gaat merken hoe ongelooflijk beperkt je bent. Maar dat is niet erg, dat is blijkbaar jouw situatie. Maar het bewustzijn van je beperking rekt dat op. Je houdt je in ieder geval niet meer bezig met het eindeloos kiezen, dat laat je over aan een innerlijk besef dat dat voor je doet.
Dat is een heleboel arbeid minder, een heleboel conflict minder en een heleboel vragen minder. Juist omdat je die beperkingen beseft, heb je daar niet zo’n grote moeite mee. Je probeert ook niet jezelf om te vormen, om net zo beperkt te raken als iemand die je bewondert, om die beperking na te streven. Want alles is beperkt.
En dat is ook nodig, want door de beperking kun je je bewust worden. Dat is de schoonheid ervan. Mensen vinden het meestal vreselijk erg als ze beperkt zijn – het is geweldig! Want dat is je mogelijkheid om bewust te worden.

En dan zie je dus, als je dat besef zijn werk laat doen, als je niet ingrijpt, als je niet tussendoor probeert te zeggen van: ‘maar hoe zit het nou…’ – dan zet je de boel stop. Want dat beperkte apparaat wat je hebt kan daar niet bij. Dat doen we voortdurend, van: hoe zit dat nou…’
En dat gaat niet. Je kunt alleen dat laten gebeuren, en daaruit komt een grote klaarheid voort, een grote helderheid.

Dat betekent dus dat je voortdurend blijft beseffen dat je sterfelijk bent, voorlopig, beperkt. En tegelijkertijd ben je datgene wat toch nooit in zijn uitdrukking, in zijn vorm, is verstrikt geraakt, wat zich nog nooit daarmee geïdentificeerd heeft – wat we natuurlijk aldoor doen.
Dat ben je tegelijk. En als je dat zijn gang laat gaan – en dat doen we juist niet – dan zul je merken dat veel wat nu onmogelijk lijkt, héél simpel mogelijk is, niet ingewikkeld, niet geconstrueerd, niet gemaakt, maar ontstaan. Het ontstaat in jou en daardoor ontstaat er iets in de wereld. En dat heeft niet jouw naam, dat is ook zo wonderlijk, dat heeft dan eindelijk niet jouw naam. Dat is gebeurd, dat gebeurt door je heen. Dat is geweldig. Maar het heeft niet jouw naam, er kleeft geen handtekening aan.

Natuurlijk, de mensen zullen je herkennen aan wat je doet en die zullen tegen je zeggen: oh, wat geweldig…
Dan moet je oppassen, want dan is de kans groot dat je gauw nog even je naam eraan hecht. En dat is heel akelig, als dat gebeurt. Want dan is het niet meer datgene wat steeds veranderen kan. Want waar jij je naam aan hecht dat is gearrêteerd, dat is verstard. En dat vindt steeds plaats, steeds maar weer.

En als je je nou hiervan bewust wordt – dat is zo prachtig, je kunt doen wat je wilt, je kunt fouten maken wat je wilt… Maar als je het beséft, kan het weer mee in de stroom, kan het weer gaan, is het niet meer van iemand, is het niet meer van zo’n klein stukje bewustzijn wat het zich toeëigent.

Dus dat besef, dat we een participant zijn van een geweldig gebeuren, wat eigenlijk los is van de tijd. Alles wat hier gebeurt heeft zijn repercussies naar het verleden toe en ook naar de toekomst. Dat is de werkelijke gang van zaken. Alles wat er nu gebeurt, strekt zich uit naar alle kanten, zendt zijn boodschap naar alle kanten in de tijd.
Dus dat wat je doet is van ongelooflijk belang.

En nog meer van belang is vanwaaruit je het doet. Of je die kleine mens wilt zijn die je bent – en tegelijkertijd tijdloos. Kan dat wat je doet jou bevrijden, kan die de betrekkelijkheid van wat je doet en van wie je bent, duidelijk maken, doordat je leeft, doordat je doet, maar ook doordat je beseft. Zodat je met de betrekkelijkheid van je fouten en de betrekkelijkheid van je zogenaamde goede daden, luchtig om kunt gaan, zorgeloos zijn. Want je weet, je kunt altijd weer bewust worden van de grote samenhang. Zodat eindelijk die keten van oorzaak en gevolg, waar wij zo in zitten, doorbroken wordt. Dat je je niet meer hoeft te beroepen op die en die of dat en dat, maar dat je van jezelf uit, zoals je bent, zoals je leeft, zoals je voelt, zoals je denkt, kunt leven, kunt handelen. Zodat je werkelijk kunt liefhebben zonder de ander in te perken.
En als je de ander al inperkt, je kunt je er altijd weer bewust van worden wat je aan het doen bent. Dan kun je het loslaten, zonder het gevoel te hebben een offer te hebben gebracht of afscheid te nemen, dan kun je zien: oh ja…

Dat is een heel andere manier dan je aldoor maar bezig te houden met wat is goed en wat is niet goed, wat is rechtvaardig en wat is niet rechtvaardig. Want met die categorieën kom je niet uit, in de werkelijkheid kom je daar nooit mee uit.

Ik weet wel, het is niet zo eenvoudig om dit tot je door te laten dringen, maar het is wel nodig. Anders kun je zitten tot je een ons weegt en je kunt oefenen tot je erbij neervalt, en er gebeurt niks. Als je dit niet beseft, kun je niet goed oefenen. Je kunt wel trainen, trainen kun je altijd. Daar is de wereld ook vol van. Maar dat verandert niks. Dat is weer iets anders van hetzelfde.

Dus probeer dit eenvoudige, wat ik jullie nu gisteravond en nu ook weer voorleg, te beseffen, in je eigen leven. Dat kan zich uiten door de manier waarop je de deur opent of sluit, waarop je eet, waarop je praat, waarop je kijkt. Dat is meestal in heel eenvoudige dingen dat je het meest wezenlijke terugvindt. En dan kun je het ook in de veel gecompliceerdere wereld van de relaties.

Het is juist in die hele eenvoudige dingen dat het iets makkelijker is om je eigen benadering te gaan beseffen. Het enige wat dan nodig is, is dat je niet ook dán denkt in: doe ik het nou wel goed…
Heb maar vertrouwen. Het is zijn eigen kracht, zijn eigen voeding, zijn eigen vlam.

Het is eigenlijk al een heel groot wonder dat we over deze zaken met elkaar kunnen uitwisselen. Dat gaat terug op een vertrouwensbasis die er blijkbaar is, in ons allemaal, dat we hierin kunnen uitwisselen met elkaar. En in dat uitwisselen zijn we elkaar van dienst. Dat is iets fantastisch, dat dat kan, dat we elkaar van dienst kunnen zijn – dat is iets anders dan helpen. ‘Van dienst zijn’ is iets anders, dat is een bereidheid met elkaar te zijn zoals je jezelf voelt.
Misschien kunnen we daar vanmiddag op verder gaan, want het is nu al iets over de tijd dat we beneden verwacht worden.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Dat bestand vanwaaruit we leven, is dus eigenlijk de grond waarop we staan?

– Maarten: Dat is jouw grond waarop je staat. En waar ik eigenlijk de aandacht op gevestigd heb is dat er, behalve datgene wat jij heel normaal zo ervaart, een grotere, totalere werkelijkheid is, waar die werkelijkheid van jou in past. En dat je van die andere werkelijkheid weet kunt hebben, zodat je niet meer helemaal afhankelijk bent van zoals jij het voelt, maar dat je ook beseft: ja, dat voel ik, dat denk ik, maar er is dus iets anders en dat is niet van mij, ik hoor er wel in en dat speelt mee.
In het geval dat je dat níet beseft, speelt het natuurlijk ook mee, maar dan is het voor jou iets wat er eigenlijk niet is. En dat maakt je klein.
Als je het andere beseft, dan is dat bewust méé in jouw leven, dan is dat een factor die voor jou geldt. En dat kan maken dat je anders handelt en anders ervaart.
Dus jouw zogenaamde ‘vaste basis’ blijkt dan te klein te zijn, jouw basis is eigenlijk veel en veel groter. Maar je kunt het niet beredeneren, je kunt niet zeggen: dat is het!
Je kunt het wel ervaren en in je leven mee laten spelen.

– A.: Komen we eigenlijk wel toe aan ons eigen programma?

– Maarten: We komen wel aan ons eigen programma toe, maar we komen niet toe aan hoe we eigenlijk zijn, zolang we in dat programma ronddarren. De ene kan dat erg goed en de ander kan dat minder goed, en daar beoordelen we elkaar ook naar. Maar dan zijn we vergeten dat we in de grond van de zaak, met al onze programma’s, bij elkaar horen, dat we vanuit een oergrond in de wereld zijn. We maken ons ontzettend druk over welk programma goed is, maar we komen nooit verder dan dat.


– B.: Een paar keer heb je het woord ‘vergeten’ gebruikt. We zijn ‘vergeten’ dat we meer zijn dan het bestand, dat er een grote werkelijkheid is, etc.
En ik heb me afgevraagd wat je daarmee bedoelt. Probeer je ermee te zeggen dat er een periode in de evolutie van de mens geweest is dat hij dat besef nog wel had, of bedoel je ermee te zeggen dat ieder van ons komt uit de situatie waarin hij of zij dat besef had.

– Maarten: Dat laatste.

– B.: En wat maakt dan dat we dat vergeten zijn, want ik neem aan dat het niet voor niets is.

– Maarten: Ik zal proberen om een eenvoudig voorbeeld te vinden, want dit is heel belangrijk.
Je houdt veel van iemand en je houdt ook veel van je werk. En op een bepaald moment neemt dat werk je helemaal in beslag. Dat kan gebeuren.
En dan merk je niet dat je die aandachts-energie daarnaartoe richt en niet meer naar degene van wie je veel houdt. Je doet net alsof dat nodig is, of je maar aan één kant aandacht kan geven. En als dat nou maar lang genoeg doorgaat, dan ben je eigenlijk helemaal vergeten dat je van die mens houdt.
Dat is een heel simpel voorbeeld, wat meestal wel gecorrigeerd wordt doordat diegene zegt: hé, hallo, ik ben er…
Maar dat gebeurt dus niet met het veel grotere gebied vanwaaruit je eigenlijk bent en waardoor je nu op aarde bent. Dat ben je vergeten. Want je bent heel druk bezig met alles wat er gebeuren moet.
Dus wat betekent dat. Dat het van ons een vrijwillige inspanning vraagt om te leven met twee werkelijkheden. Ik wilde daar morgen verder op ingaan.


naar boven