Het moment tot voltooiing te laten komen

Huissen juli 1992 | Maandag
Inleiding
[download]

Mieke vroeg me in de gang, zo tussendoor, of we niet iets meer zouden kunnen zitten. Ik vond dat een heel plezierige opmerking, want die heeft helemaal te maken met waar we vanaf de aanvang van deze sessie af mee bezig geweest zijn. De hoop is namelijk dat, als je langer zit, dan dat zal gebeuren waar het om draait, en dat is dat het conceptuele, de buitenkant-wereld, zich opent en dat je dus voor het eerst in de wereld bent, in de grote wereld die niet afhankelijk is van de tijd.

Dit is een oud gegeven. En juist in onze wereld, waar we allemaal mee te maken hebben, kunnen we eigenlijk niet meer toe met die vanuit het lichaam geïnitieerde stilte, die ons in staat stelt om voor een moment los te zijn van onze afgescheidenheid – onze afgescheidenheid, of zoals het in de bijbel genoemd wordt, onze ballingschap.

Maar ik denk dat de tijd waarin we leven een veel dringerder beroep doet op ons vermogen om belang te stellen in de werkelijke gang van zaken. En dan is een uur zitten, of drie uur zitten, of acht uur zitten, of twaalf uur zitten, ook al zou je dat elke dag doen, niet voldoende. Waar het om gaat is de innerlijke houding die je hebt ten aanzien van alles. En met ‘alles’ bedoel ik alles. Niet alleen tot je naaste relatie, niet alleen tot de omgeving waarin je leeft, niet alleen het werk wat je doet, maar ook om alle verborgen nissen in jezelf, waar een heleboel in weggeborgen is, geopend te hebben. Niet omdat jij de sleutel omdraait en dat openmaakt – wat in de psychologie heel vaak gebeurt. Maar omdat het geopend is voor je innerlijk oog.

Dat vraagt een zorgvuldigheid in alles wat je doet, denkt en voelt. Waarbij je dus geen vanzelfsprekendheid aanvaardt. Waarin alles opnieuw geijkt wordt. En dat ijken vindt voortdurend plaats, daar is geen eind aan.

Het gaan beseffen dus van de intrinsieke waarde, de intrinsieke werkelijkheid, die alles heeft: de kleren die je aanhebt, de adem die komt en gaat, het lichaam wat je geschonken is. Dat je beseft dat niets in de schepping er zo maar is. Of dat iets uitsluitend door jou gebruikt zou kunnen worden. De kamer waarin je leeft, en nog dichterbij het lichaam waarin je leeft, de mensen om je heen, of je van ze houdt of niet houdt, alles heeft zijn eigen bestemming. En als je aan die bestemming voorbij gaat – en dat doen wij eigenlijk aldoor – dan pleeg je roofbouw. Dan doe je iets wat je niet is toegedacht. 

Dat tekort aan besef, maakt dat wij verdwaald zijn in een verdeelde wereld. En dat verdeeld zijn, brengt haast mee. Want wat verdeeld is moet op een of andere manier weer bij elkaar gebracht worden. En daar zijn we aldoor mee bezig. We beseffen niet dat alles al een innerlijk verband heeft. Wij scheppen dus eigenlijk een wereld in een wereld. En die wereld die wij scheppen, is niet alleen eindig, maar die is in een conflict. De manier waarop wij omgaan met onszelf en met de dingen, is één groot conflict. Omdat het in de levende adem van de schepping iets bouwt, iets creëert – het woord ‘creëren’ is eigenlijk een beetje te groot woord ervoor, maar: bouwt – wat niets meer van die adem bezit, wat niet langer meegaat dan de materiële mogelijkheid. Terwijl in werkelijkheid alles wat we kunnen zien en tasten en voelen en ervaren, een voorlopige uitdrukking is van een tijdloos geheel – wat een geheel blijft, het is een ademend geheel.

Onze eerste opgave is waarschijnlijk om van onszelf te beseffen dat wij zo leven – niet langs een omweg te proberen dat voor elkaar te krijgen, een schijnvrede te scheppen. Maar écht te beseffen hoe je leeft.
Want dan is het je heel duidelijk, dat je met die wijze van leven niet plotseling kunt stappen in die innigheid van het bijeenzijn, het vanzelfsprekende bijeenzijn, het vanzelfsprekende verbonden zijn, het vanzelfsprekende uitwisselen, zonder enige opzet – maar gewoon omdat het is zoals het is, omdat het gebeurt. 

Het enige waar wij moeite mee hebben is dat te ervaren. Daarvoor is het nodig dat wij eerst heel goed, zonder uitvluchten, beseffen hoe we leven. Niet in de zin van fout of niet fout, schuldig of niet schuldig, dat is allemaal onzin, dat is tijdverlies. Maar om gewoon heel concreet te zien, op te merken, hoe we omgaan met alles wat ons bewustzijn bereikt. En te zien hoe haastig, snel, op zekerheid afstevenend, we zijn.
Nu heb ik het niet over de heel simpele materiële zekerheid, dat je moet kunnen bestaan. Maar dat hele waterhoofd daarbovenop, die maakt dat we natuurlijk nooit de tijd hebben – maar dan ook nooit, zelfs niet als we op ons kussen zitten – om de wereld van het geopende binnen te wandelen. Om alles wat wij zien, aanraken, voelen, horen, te verbinden.
Want het is niet alleen de mens die in de afgescheidenheid zit, het zijn alle dingen die we tegenkomen ook. Maar wij mensen hebben de mogelijkheid om, als wij voor onszelf verbonden zijn, het besef daarvan in alles wat we tegenkomen opnieuw te wekken. En dat is nodig, dat is het meest nodige in de wereld.

Dat dus betekent inderdaad dat wij beginnen bij het begin, en dat is zelf verbonden te zijn, hoewel we een uitdrukking zijn in de tijd – we weten allemaal dat het een voorlopige uitdrukking is. En het is heel goed dat hij voorlopig is, het is heel noodzakelijk dat hij voorlopig is, opdat ons heel duidelijk is dat wij, om tot het grote verband te komen, niet eindeloos de tijd hebben, dat dat binnen dat bestek van dat ene leven gebeuren moet…
Niet alleen dat, maar meer nog dat je ziet dat al het leven, alle levende wezens, tot hun voleinding moeten komen. En hun voleinding is dat ze totaal verbonden zijn, dat ze weer behoren tot de adem van de schepping.

Het is dit besef, waar ik het nu over heb, wat de oefeningen die we doen – daar hoort het ‘zitten’ bij – pas hun eigenlijke inhoud geeft. Wat we tot nu toe gezien hebben in de meeste meditatiesystemen, is de eenzijdige nadruk op de lichaamsfactor, waarbij we door langdurig te zitten, geleidelijk aan besef krijgen van wat ik nu heb proberen te omschrijven.
Maar zoals gezegd – daar ben ik mee begonnen op vrijdagavond – de wereld zoals hij op het ogenblik draait en zoals hij op het ogenblik gaat, die versnelling die opgetreden is, doet een véél groter beroep op onze intelligentie – en daar bedoel ik niet het intellect mee, maar onze échte intelligentie, ons échte besef wat er plaatsheeft. Zodat we niet alleen nog maar afhankelijk zijn van die hele langdurige weg die des lichaams is.
En als ik zeg: het lichaam, dan is het natuurlijk ook dat van de geest. Maar het is die poort, die ingang.

Als je hier echt bij stil kunt staan – dus het niet zien als een toevallige mededeling van mij op maandag de dertiende, maar als een herinnering aan een proces waar we allemaal instaan – dan zal het makkelijker zijn om in de meest eenvoudige handelingen, in de meest eenvoudige verrichtingen, uitingen, dit terug te vinden. Waardoor je in staat raakt om je eigen haast te gaan beseffen – waar je nu, op welke plaats je ook bent, gewoon in zit. Het is je werkelijkheid. Vandaar dat je ook altijd het volgende wilt weten, omdat het tot volledigheid laten komen van dit waaraan je bezig bent, eigenlijk niet voldoende voor je is. Dat is maar te weinig, je wilt naar het volgende toe. En of je nou een langzaam type bent of een snel type, een ondernemend type of een afwachtend type, daar heeft het niet mee te maken, dat zijn gradaties. 

Maar het gevoel hebben dat het moment zich moet voltooien – dat gevoel, dat is nodig. Het moment moet zich voltooien. Want anders ga je het volgende moment in met een half afgesloten vorige moment.
En zo is ons leven eigenlijk. Wij hebben daar in het verleden – en dat loopt over duizenden jaren – voren in getrokken, we hebben garelen geschapen. En dat is geen oplossingen, daarin kunnen we dan functioneren. Vandaar dat vele mensen bij allerlei soorten werk het gevoel hebben van: dat is het gareel waarin je iets doet. Maar dat is iets totaal anders dan heel bewust het moment zich laten voltooien.

Het gaat om dat besef. En dat is natuurlijk niet alleen dat moment wat zich voltooit, maar ook het leven wat zich voltooien moet. Het leven van je partner wat zich voltooien moet, je eigen leven wat zich voltooien moet. En de honderd en één dingen waarmee je in aanraking komt, ieder van die dingen, wat het ook mag zijn: de bril die je draagt, het zakmesje wat je gebruikt, het huis waar je woont, en alle dingen daarin en daarbinnen, alles wat je ontmoet. Dat je het vermogen ontwikkelt om daarbij stil te staan. Dat je ophoudt om functies te ontwikkelen en te perfectioneren: man zijn, vrouw zijn, huwelijk hebben, afijn, dat allemaal. Dat is allemaal wat wij gecreëerd hebben, wat wij beseft hebben. Maar dat is niet ingaan op de oergrond, zou ik haast zeggen, de adem van de schepping. Te zien hoe daar alles levend is, ondanks de duizenden jaren waarin wij dat op onze manier hebben vertaald en vastgelegd – dat is een klein laagje daaroverheen, dat eigenlijk onbetekenend is. De echte betekenis is erin dat je dus beseft wat er eigenlijk is onder en boven dat vliesje. En dat je de draad oppakt, de draad van bewustwording. En dat je je vorm vindt daarvoor. En je niet meer leunt op alles wat er ooit al eens gegeven is daarin. Daar is niks verkeerds mee, en als het je helpt om zo’n vorm te gebruiken, prima. Maar besef waar het om gaat. Niet de perfecte vorm – maar wat daarin gebeurt. Zodat je weer de aansluiting vindt. 

Ik zeg dit allemaal opdat het je duidelijk wordt dat verbonden raken kan in een oogwenk gebeuren. Het hangt alleen af van de intensiteit van je besef. En daarom moet je er wel eens een keer van gehoord hebben. Dat is de functie van dat we hier met elkaar zijn. Dat is daarvoor, dat je ervan gehoord hebt. Dat je beseft dat er dingen verschoven zijn. Dat we dus niet meer op de oude manier erop af kunnen gaan. Dat we ons bij alle dingen moeten afvragen: ja, wat ons is overgeleverd, in hoeverre is dat nu op het ogenblik dienstig voor die uiteindelijke hereniging, die natuurlijk bitter nodig is. Waarin al die verschillen en al die misverstanden en al die zaken die op het ogenblik zo ongelooflijk spelen, vanzelf vervallen. Maar dan niet onder de druk van de omstandigheden, niet door de calamiteiten, niet door de angst voor de calamiteiten, maar door levend ermee omgaan.

Er zijn zo in de loop van de historie van die kleine dingen die aangeven wat ik hier bedoeld heb. Ik heb het al eens meer verteld, het verhaal van die rabbi die het verzoek kreeg van een jonge man die in het leerhuis wilde komen en die had hele gewichtige redenen daarvoor en die vertelde dat allemaal. En die rabbi was op dat moment op het punt om naar huis te gaan en trok zijn schoenen aan en knoopte zijn schoenen dicht. En die jonge man was vooreerst nog niet klaar, maar het eind van het liedje was dat hij vroeg of hij een leerling zou kunnen worden, het was een heel beroemde rabbi. Dat die rabbi zei: “De eerste les heb je al niet gehoord, je hebt niet opgemerkt hoe zorgvuldig ik mijn schoenen aan het dichtknopen was.”

Dat is zo’n aanduiding. Het is helemaal het moment, waarin je leeft, zorgvuldig helpen tot voltooiing te komen. En dat van die schoenen is natuurlijk een heel eenvoudig voorbeeld, maar er zijn veel dieper gaande zaken, die nog urgenter vragen om voltooid te mogen worden. En dat is ook in jezelf.
Wat we meestal doen is het uitstellen, want … eerst moet nog… Afijn, vul maar in. En ik denk dat we daarmee elkaar om zeep helpen. 

Daar kun je niet voor oefenen. Je kunt aan je lichaam oefenen, je kunt van allerlei dingen oefenen. Dat is alleen aan de instrument-kant. Maar wat wezenlijke verandering brengt, is leven met een inzicht, leven met een besef. En dat besef langzamerhand tot wasdom laten komen.
En daarbij kun je geen haast hebben, want het is net het tegendeel van wat er kan gebeuren: beseffen dat alles voltooid moet worden, zowel in jezelf als buiten jezelf. Dat maakt je leven de moeite waard. En dan vindt ieder voor zich welke van de overgeleverde oefenwijzen daarbij behulpzaam kunnen zijn.

Maar dat vraagt ook zelfs daar nog, bij dat oefenen, dat vraagt een je totaal inleven. Niet meer vergelijken. Om alles wat met de tijd te maken heeft even totaal te vergeten. Helemaal zijn in wat die oefening in jou wil voltooien. Dat is dus een heel andere zaak. Jij doet dan niet een oefening, maar die oefening voltooit zich in jou.

naar boven

Gesprek (fragment)

– Maarten: In aanvulling op vanochtend, wil ik, voordat we met elkaar van gedachten gaan wisselen, zeggen dat het zitten, als je over de eerste kinderziekte heen bent, de mogelijkheid is om te ervaren hoe het is om alleen te zijn en geen gedachten te hebben. Dat is dus iets heel bijzonders. Alleen is er dan te weinig stilgestaan bij het feit wat er gebeurt als je opstaat en als je, zoals dat heet, gewoon aan de gang gaat. Want dat gewone aan de gang gaan betekent dat alle voorstellingen en alle voornemens er weer allemaal zijn en dat die staat van zonder gedachten zijn, weggevaagd is. En dat maakt dat je graag weer wilt zitten en weer wilt zitten… 

Maar het gaat erom dat je beseft wat dat is, zonder gedachten zijn. Dat is dus die staat waarin het eigenlijke zich aan je kan voordoen. En dat is net zo goed terug te vinden in de dingen die je te doen hebt of die je wilt doen. En dat is nog een hele cultuur.
Dus de uitwerking in het gewone leven, daar vraag ik eigenlijk in het bijzonder aandacht voor. Want wij worden gevormd in het gewone leve. Dus als daar geen fundamentele verandering komt, dan is dat zitten voor de zondag, maar niet voor alle momenten. En daar gaat het juist om. 

Daarvoor praat ik met jullie. Daarvoor probeer ik dat inzicht een kans te geven. En daarvoor is het nodig dat je bij jezelf dat leert constateren, hoe je dus altijd weer in de bedoelingen, in de verwachtingen, in de voorstellingen, in je voornemens schiet. En op dat moment totaal niet in staat bent waar te nemen wat er gebeurt, wat er in jou gebeurt, wat er buiten je gebeurt, wat nodig is voor jezelf, voor de ander, voor waarmee je bezig bent, voor de situatie.
Dan leef je weer terug in je eigen wereld, die afgesneden is van het werkelijke. En dat is toch de bron van alle ellende die we om ons heen zien, dat iedereen leeft in zijn bedoelingen en dus niet samen leeft.


– A.: Wat is het belang van de toestand van het zijn zonder gedachten. Ik bedoel de verhouding daarvan ten opzichte van de andere toestanden. De gedachten zijn natuurlijk toch een vrij natuurlijk binnenkomende …

– Maarten: Er zou niks mee aan de hand zijn, als ze tegelijk zouden kunnen bestaan met alle andere dingen. Maar de gedachten zijn heel sterk voor ons gevoel. We nemen eigenlijk in hoofdzaak de gedachten waar en de andere dingen hebben nauwelijks de gelegenheid om binnen te komen.
Dus ben je zonder gedachten, dan merk je veel meer op en krijgt én wat er in jezelf speelt én wat er buiten je speelt een veel grotere kans om tot je door te dringen. En dat verrijkt je wereld natuurlijk.
En dan is het best mogelijk dat je aan de hand daarvan iets denkt of dat er gedachten opkomen aan de hand daarvan, maar die eindigen dan ook weer als ze hun functie vervuld hebben. Maar ze zijn niet zelf voedend, zodat het altijd maar doorgaat.

Mijn punt is dat het oefenen in het algemeen – maakt niet uit welk systeem, maar zeker in zen – de indruk doet ontstaat dat het bijvoorbeeld om het zitten gaat. Maar het is een aanloop voor een veel vollediger staat, waarin voortdurend alles tot zijn recht komt. En dan merk je ook, als je je daarin verdiept in je leven, hoe oppermachtig dat hele circus is van voorstellingen en motivaties en voornemens. Ook de tijdspanne waarin je iets wilt voltrekken, houdt helemaal geen rekening met wat er aan de hand is. Dus je leeft als het ware helemaal kunstmatig.
Dat ga je dan ontdekken. En dat dat eigenlijk bij alles is. Maar vooral bij hele eenvoudige dingen kun je dat heel goed merken. Ik zeg het vaak, maar hoe je een plasje doet is zeer openbarend. Of je op dat moment in die sector van jezelf bent, zodat dat heel rustig kan, of dat je al met van allerlei in je hoofd zit waardoor dat helemaal niet… En dat is natuurlijk met allerlei, dat is met eten, het is compleet met alles. 


– B.: Je hebt het ook wel over de buitenwereld en de binnenwereld. Bedoel je met die binnenwereld dat als je in het gewone leven voldoende aandachtig bent, dat je daar dan misschien een heel klein beetje notie van krijgt, van die binnenwereld. Zonder dat je daar verder mee bezig bent.

– Maarten: Als je aandachtig bent is de binnenwereld, om dat nou maar eens even zo te noemen, in actie. Alleen je noemt het dan niet meer ‘de binnenwereld’, maar hij is gewoon in actie. En op dat moment, in een moment van volstrekte aandacht, is er geen binnen en buiten meer, zijn ze in contact met elkaar en werkt het.
Dat wij moeten praten over een binnen- en een buitenwereld, komt helemaal door onze manier van omgaan met de dingen.

– B.: En dan moeten we het opmerken.

– Maarten: Ja. Je moet dus gaan opmerken dat je het gescheiden hebt en wat dat veroorzaakt. En hoe dat weer met elkaar in gesprek is als het ware. Terwijl als je of buiten of binnen bent – nu gebruik ik het dus in die zin – dan merk je maar één kant. Dan merk je alleen maar een monoloog op.
Het is de dialoog die maakt dat het levend is. En daar komt iets uit voort. En dat weet je niet. En dat is ook alweer zo moeilijk voor ons, om dat niet te weten. Om te laten ontstaan, te laten geboren worden. Als jij in staat bent om te laten ontstaan, dan zul je er niet meer aan knutselen. Dat doe je altijd omdat er iets is in dat wat ontstaat, wat jou niet bevalt. En dan begint de ellende.


naar boven