Je besef van de eeuwigheid

Inleiding
[download]

We zijn begonnen met die mooie overlevering van de Boeddha, met die vrouw uit het nabijzijnde dorp, tegen wie hij zei: als je non wilt worden, de gelofte wilt afleggen, dat is zo’n lange weg…
En dat geldt natuurlijk voor ons allemaal, dat we altijd menen dat het ingewikkeld is, dat je eerst een heleboel moet doen voordat ‘het’ kan gebeuren.

En we hebben ons afgevraagd, telkens op een andere manier,  wat het voor ons zo moeilijk maakt om echt te beseffen waar het om gaat. En dat we – of het nu bij een oefening is, of bij een probleem, of dat het in een gebeurtenis is, in een situatie, in een relatie – één ding altijd blijven vergeten, en dat is dat wij ons vereenzelvigen met die voorlopige mens die we zijn.
Dát we voorlopig zijn en niet eeuwig, dat weten we als we om ons heen kijken, naar de natuur, alles in de schepping is in een constante beweging, in een constante verandering. Maar wij doen net alsof we, in de staat waarin we zijn, altijd maar op dezelfde manier doorgaan. Als we aan onsterfelijkheid denken, denken we aan een mens die niet sterft. We denken nooit, of vrijwel nooit, aan die andere mogelijkheid: dat je gaat beseffen dat je eeuwig bent, in je sterfelijkheid. Die vergissing is heel oud, die is zo oud als de wereld.

De mogelijkheid die we gekregen hebben van de evolutie om ons bewust te worden van onszelf als een zelfstandigheid, hebben we zó goed gebruikt, dat we op het ogenblik ons eigenlijk alleen maar bewust zijn van onszelf áls zelfstandigheid. En niet dat we een golf zijn in de oceaan, die opkomt en weer in een dal komt, en weer opkomt en weer in een dal komt… Al die tijd dat die golf zich door de oceaan beweegt, is het water. Dat is het eeuwige element eraan. Maar de golf maakt zich druk over zijn gedaanteverandering. Het ene moment, als hij op de top staat, is hij helemaal aanwezig. Maar ja, hij gaat weer omlaag in het dal, of hij wil of niet. Zo gaat het ons ook.
Maar waar het eigenlijk om gaat, is dat die golf zich bewust moet worden dat hij water in beweging is – water in beweging is eeuwigheid in de tijd. En daar draait het eigenlijk om.

Wij zijn heel erg knap in het steeds verder onderscheiden van de mogelijkheden van ons bestaan op aarde. En we kunnen natuurlijk mentaal best wel over een leven heenkijken en beseffen dat er generaties voor ons zijn en generaties na ons zijn. Maar dat blijft mentaal, dat blijft eigenlijk ver van ons weg.
Maar echt beseffen dat je voorbij gaat… En dat niet met een zuur gezicht, maar met grote vrolijkheid dat je voorbij gaat. Want er is geen mens zo dom of hij weet dat hij in zijn leven een heleboel vergissingen maakt. Als je nu niet zo dom bent dat je dat probeert te vergeten, dan zou je dat tot nadenken kunnen stemmen. Maar dat doet het niet en dat is echt heel tragisch, dat is de eigenlijke tragiek waar we instaan: dat wij al die fouten proberen in orde te maken, maar het kernpunt missen.
Het kernpunt is dat we juist hier zijn om door schade en schande tot besef te komen – i
k zeg niet: ‘wijs te worden’, want als je het woord ‘wijs’ gebruikt, is dat nog altijd maar weer in diezelfde lijn, nog altijd in dezelfde lijn van de vooruitgang.
Als je kijkt op het ogenblik, weet je dat die vooruitgang eigenlijk een achteruitgang is. Hoe meer we ons vereenzelvigen met die kleine mens, die zich alleen maar bewust is van wat hij met zijn zintuigen kan verifiëren en eigenlijk vanuit die vereenzelviging extrapoleert, dan begrijp je dat hoe groter die vereenzelviging wordt… En die wordt steeds groter. De volken die achter waren bij ons, zullen ons met een sneltreinvaart inhalen en zich ook vereenzelvigen met de staat waarin ze zich bevinden.

Ik denk dat er geen eeuw is waarin het zó ontzettend duidelijk is dat we aldoor maar hetzelfde doen, steeds knapper, steeds verder, maar we doen aldoor hetzelfde. We vergeten het grootste deel van onszelf, het grootste deel wat in het onderbewuste zit, in het onbewuste, in het bovenbewuste – dat is een indeling van de Hindoe’s, die eigenlijk correcter is dan wat wij hebben.[1]
Maar dat alles bij elkaar is oneindig veel groter dan waar we ons wél bewust van zijn. En we verbazen ons er altijd weer over dat als dat nog niet-bewuste bij ons inbreekt, we dan het gevoel hebben dat we vernietigd worden. Vandaar dat vrijwel iedereen bang is voor het onbewuste. Terwijl het onbewuste eigenlijk dat is wat hij mist, wat hij nodig heeft, wil hij ooit tot wasdom kunnen komen. Om dat onbewuste niet meer ontkennen en er niet meer bang voor zijn.

Daar speelt een grote rol in dat wij op een of andere manier dat onbewuste hebben verbonden met het sterven, met de dood. En dat is ook eigenlijk wel waar, maar niet in de zin van bedreiging. Het is de heelmaking, het is het eenworden. En wat van ons eigenlijk gevraagd wordt dat is die eenwording in ons leven te bewerkstelligen. Dat wil zeggen, ons bewust te worden dat alles wat wij als schaduwen zien, als regressies, eigenlijk pogingen zijn van dat grote onbewuste om ons te vervolmaken.
We begrijpen dat niet, we zijn er bang voor. En dat is ook wel begrijpelijk, want op het moment dat dat plaatsheeft, wordt het ‘ik’ teruggewezen naar zijn eigenlijke plaats – een ondergeschikte plaats in het grote spel van de evolutie.

Het blijkt heel moeilijk te zijn om je daarin te verdiepen. Maar het zal toch nodig zijn.
En waarom is het zo moeilijk? Omdat niets van het ‘ik’ je kan dienen bij die eenwording. Het ‘ik’ is, zoals het is – daar hebben we al heel vaak bij stilgestaan – in de evolutie uit op het bestendigen van zichzelf. Het is dus een extrapolatie van de levenswil, die ieder organisme kent en tekent. Het heeft het gevoel dat dat andere, dat veel grotere, hem op zal slokken en vernietigen. Terwijl het eigenlijk niet meer is dan het verschuiven van jezelf.

Ik kleed het vooral in vriendelijke termen in, omdat ik gemerkt heb dat vrijwel alle beschouwingen hierover altijd weer die scherpte hebben van de verdediging. En mensen, het is niet nodig, het is alleen maar een zijstap die je moet doen. Je moet je eigenlijk bewust worden dat je twee benen hebt. Wij doen net alsof we één been hebben, dat ene been wat in de tijdelijke werkelijkheid staat. Maar je hebt een ander been en dat staat in de eeuwigheid. En je bent pas in evenwicht als je op twee benen staat.
Dat is geen rampspoed, dat is geen vernietiging. Het is niet iets aan het eind van je leven, het is iets van vandaag. Je kan het zomaar tot je laten komen. En als je er niet bij nadenkt, als je niet een heleboel voorwaarden stelt, dan is het zomaar aanwezig in jezelf en sta je rustig op twee benen.

Dan begrijp je eindelijk dat je er niet komt langs de weg van het corrigeren. De weg van het corrigeren is inderdaad een eindeloze weg, dat neemt geen einde. En je vergeet dat je je corrigeert aan de hand van je hele beperkte kennis van je zelf. Dus al die correcties die je aanbrengt zijn noodzakelijk tijdgebonden en gedoemd om te verdwijnen.
Want dat is zeker, aan het eind van je lichamelijke leven verdwijnen al die voorstellingen die je gehad hebt, al die ervaringen. Dat verdwijnt allemaal. Wat overblijft is de mate waarin je verbonden bent met de eeuwigheid. Dat is je richting, je richting is de mate waarin je de eeuwigheid beseft hebt in dit tijdelijke leven. Dat is wat overblijft. Zou je dan niet in je leven daar eens een klein beetje aandacht aan geven? Als dat nu hetgeen is wat overblijft: jouw besef van je verhouding tot de eeuwigheid. Als dat nou hetgeen is wat overblijft. De verslagen van de stervenden zeggen niet anders dan dat. Heel ingewikkeld bij de Tibetanen, die daar een hele wetenschap van gemaakt hebben. Heel eenvoudig bij de mensen zoals wij zoals ik ze meegemaakt heb in de dodenbarak in het kamp, die allemaal toch beseften dat ze in mededogen opgenomen werden in iets heel groots.

Als dat dus de slotconclusie van je leven is, zou je dan niet in de tijd die je gegeven is, dáár nu juist aandacht voor hebben – de maatschappij en de mensen om je heen, de relaties die je hebt, zorgen heus wel dat je je bezig houdt met de dingen die gebeuren moeten hier op aarde. Maar we weten ook allemaal dat, als we niet dat besef hebben dat we eigenlijk vertegenwoordigers zijn van dat totaal andere, we dan zelfs dat werk hier niet goed kunnen doen, dat we opgejaagd zijn, dat we aldoor het gevoel hebben dat we het nog sneller moeten doen. Zoals met de communicatie. We kunnen steeds sneller, maar geen mens vraagt zich af wat we dan communiceren. Het is vaak baarlijke onzin wat er gecommuniceerd wordt, maar we communiceren… Dat is zo ontzettend dom.

We hebben heel erg nodig dat we ons bewust worden van onze positie gespannen tussen hemel en aarde. Dat zijn op aarde krijgt pas een glans als het het licht gezien heeft, het onbegrijpelijke licht. Anders blijft het alleen maar een prestatie. Maar als het andere erbij is, of liever gezegd: wanneer het vanuit dat andere hier volbracht wordt, dan heeft het een on-tijdelijke glans.

Ik dacht dat de mens nu juist in potentie zich bewust kan worden van wat hij is – dus niet alleen van wat hij hier tijdelijk is, maar van wat hij ís, wat hij in laatsten instantie vertegenwoordigt.
Dan is waarschijnlijk iedere oefening die je doet
 iets prettigs, geen verplichting. Als een oefening nog een verplichting voor je is, als je het altijd maar moet doen – want dat is natuurlijk al eindeloos gezegd: ‘je moet het altijd maar weer doen’ – dan wordt het niet leuk, dan wordt het een zure plicht. En krijg je  al die moeilijkheden van ‘hoe lang moet ik het doen’, ‘moet ik het twee of drie keer doen’.
Terwijl als je ziet dat je je moet oefenen om het allerbelangrijkste in het leven te gaan beseffen: de eenwording met die grote helft van jezelf die jou nodig heeft, dan moet het toch makkelijk zijn om je leven zó in te richten dat je daar aan toekomt.

Er is eigenlijk zo ontzettend weinig aandacht aan besteed, door allerlei systemen en door allerlei leraren en door allerlei methoden, dat het iets heel moois is. Dat het een voorrecht is dat je daaraan kunt oefenen. Wie zou nou niet steeds graag opnieuw dat allerbelangrijkste bij zich uitnodigen…
Dat kan natuurlijk niet zolang je dat onbewuste, dat bovenbewuste, dat onderbewuste, ziet als een bedreiging. Er zijn maar heel weinig mensen die zich ervan bewust zijn dat dat één van de oorzaken is waarom wij dat oefenen zo vaak als een zure plicht zien, iets van: nou ja, dat moet je nu een keer doen… Terwijl het het heerlijkste is wat er is. Want je voelt, zodra je je daarin verdiept, echt letterlijk dat je voorlopig bent.
Dat is een vreselijke opluchting, dat je voorlopig bent. Dat al de onzin die je uithaalt, eens in barmhartigheid wordt weggewist. En dat je elke keer dat je weer op aarde wilt komen – dat vergeten we wel eens, dat dat niet een dom moeten is vanuit de evolutie, maar dat we dat zelf willen: we wíllen zelf op aarde komen – dat je dan weer helemaal opnieuw kunt beginnen.

Dat is ongelooflijk, dat is het grote lichtpunt in een wereld die zich zo vastgebeten heeft in de tijdelijkheid. En het grootste wonder is dat jij op niemand hoeft te wachten, op niemand. Jij kunt gaan, jij kunt dit gaan beseffen. En het zal je bevrijden. Het zal alle problemen die je meent te hebben laten verdwijnen. Er worden geen problemen opgelost – dat is altijd wat wij denken – ze verdwíjnen gewoon, omdat ze niet van die grootheid zijn die je kunt beseffen.

Daarom is het zo belangrijk om je lichaam te eren. Ik heb jullie in een van m’n praatjes verteld dat het Oosten en het Westen wat dat betreft eender zijn in zekere zin, dat ze het belang van het lichaam niet zien. Dat ze niet beseffen dat het lichaam, wat juist nog helemaal is van het onbewuste, je kan helpen bij je bewustwording.
Maar ja, dan moet je natuurlijk wel beseffen dat dat dus geen kwaad is, dat het onbewuste geen bedreiging is. Zoveel mensen knijpen het af. Dat basiscentrum, wat zo dicht op het onbewuste is aangesloten, is wel onze kracht… Maar zodra zich iets voordoet wat we niet begrijpen, sluiten we ons daar. Dat is heel erg jammer, want het is een poging om ons heel te laten worden.

Je moet dus eigenlijk van een heel andere kant naar meditatie kijken. Meditatie is niet volkomenheid van het tijdelijke, meditatie is het verbinden van je wezen met je tijdelijke zelf.
Dat kun je dus niet doen – dat is ook één van die levensgrote barrières voor ons, we moeten beseffen dat we dat niet kunnen doen. Dat we alleen ons leven zo kunnen inrichten, dat het tot ons door kan dringen. Zodat die snaterende, kleine, altijd onrustige, vreeslijk bezige tijdelijkheid, uit besef stil wordt.
Je kunt niet stil worden op je wil, je kunt alleen merken dat het stil is als je beseft. En wat je ook doet in het tijdelijke, dááraan kun je niets doen. Dat komt tot je, dat komt tot je als je je leven zo inricht dat er plek voor is; dat meditatie niet nóg een verplichting erbij is – wat het voor een heleboel mensen is: nog een verplichting erbij… Je hebt al zoveel verplichtingen, en dan krijg je er nog éé
n bij. Ja, als je het zo voelt, dan is het ook een hele akelige toestand eigenlijk. En ik zeg dan ook altijd, als het zo voor je is dan moet je het gewoon laten, want dat heeft geen enkele zin, je staat aan de verkeerde kant. Met noeste ijver denk je dat het voltrokken kan worden – het is een genade, dus daar helpt noeste ijver niet…
En te beseffen dat het er ís, dat het in jouw leven is. Wat de mensen je ook gedaan hebben, wat jijzelf ook doet, het is er altijd. En het wacht heel geduldig. Het heeft een geduld dat onindenkbaar is, dat alles overstijgt wat wij bedenken. En het wordt altijd in een of andere vorm – religieus of filosofisch of wetenschappelijk – gegoten, het eigenlijke laat zich niet in een vorm gieten…

Het enige waar het om gaat – ik denk dat het jullie toch wel duidelijk is – is een betrokkenheid, een betrokkenheid nu eens niet op het volgende in de tijdelijkheid.
En dat is niet zo eenvoudig, ik weet het heel goed: dat is niet zo eenvoudig. Want natuurlijk, zou ik haast zeggen, zijn we betrokken op de tijdelijkheid: verbetering, verruiming, meer beheersbaarheid… En nu wordt eigenlijk van je gevraagd om je honderdtachtig graden om te draaien en aandacht te geven aan het onbekende. Terwijl je, als je niet heel erg dom bent, kunt beseffen dat er eigenlijk niets in het leven mogelijk is zonder dat onbekende, zonder dat onvoorspelbare. Echt niets. Er zijn zo oneindig veel momenten waar, vanuit het onbegrepene, vanuit het onbekende, iets aangereikt wordt, een situatie wordt geschapen, waardoor wij in de tijdelijkheid ermee aan de gang kúnnen.
Dat wij de beslissende rol van het onbekende intact laten. En niet, wat we steeds proberen, dat steeds verder terug te dringen, totdat we het allemaal begrepen hebben. D
at is echt sisyfusarbeid.

En dat is de reden waarom de kernfysica daar ook voorgoed mee gebroken heeft. Die is zich inderdaad bewust dat het een bewustzijnskwestie is.
Je hoeft geen wetenschapper te zijn om je daarvan bewust te worden, dagelijks overkomt je van allerlei waaruit je merkt dat het gedeelte wat bekend is, het gedeelte wat je berekenen kunt, het gedeelte waar je voornemens over kunt stellen, zó armzalig klein is…
Dat wij menen dat het véél groter is dan het is, komt inderdaad omdat we een beetje in slaap zijn, niet opmerken wanneer het onbekende in het spel is.

Als je alleen maar dat kunt gaan beseffen, is dat opnieuw een reden voor enthousiasme – en dan bedoel ik niet een enthousiasme dat als een strovuurtje even heftig is en dan uitdooft, maar dan bedoel ik die doorgaande intense aandacht die maakt dat je leven licht wordt. Dat je gaat beseffen dat je tijdelijke huis de ruimte is waar je je leven leeft, maar meer nog je lichaam… En dat je daar eerbied voor hebt en voorzichtig mee omgaat, zodat het contact met het grote makkelijker tot stand komt.

Ik zeg jullie eigenlijk alle keren dat we samen zijn hetzelfde. Ik probeer het alleen maar zo te variëren dat jullie zoveel mogelijk kanten ervan zullen zien.
Iemand zei laatst tegen me: houdt dat wel eens op bij jou, het borrelt maar door… Maar ik denk dat het jullie allemaal zal overkomen, als je je hier eenmaal in verdiept, dan kun je het niet nalaten de schoonheid daarvan te bezingen. Want het is echt de enige bevrijding die erop aankomt. En de schoonheid ervan is dat dat hier en nu kan, dat je niet hoeft te wachten tot het leven je bij het laatste moment gebracht heeft, maar dat je het nu al kunt beseffen.
Dat geeft een vreugde die eigenlijk nooit ophoudt. En waarin je óók gaat beseffen dat, hoe bar en boos wij het ook uitvreten hier op aarde, er uiteindelijk een barmhartige hand over gestreken wordt. Zodat het toch nog verder kan gaan – misschien niet met het mensenras. Ik hoop van wel, want het is natuurlijk een gigantisch experiment: het mensenras, de mens. Maar misschien moet hij nog door veel grotere duisternis heen, om te beseffen dat hij zelf het licht moet willen zien. Want dat is het eigenlijk: dat hij beseft dat hij het licht moet willen zien, dat hij het niet altijd maar uitstelt.
Dat doen we, hè. We stellen het altijd maar uit … eerst nog dit, eerst nog dat, eerst nog dit, eerst nog dat, dan weer dit, dan weer dat… En beseffen helemaal niet dat dat natuurlijk geen einde heeft.
Het aantal dingen die eerst moeten gebeuren, voordat je je hiermee zou kunnen bezighouden, is bijzonder klein. Maar dat betekent natuurlijk wel dat je hele visie op de wereld dan veranderd is. Zodat je ziet dat het echt niet zoveel is, wat echt noodzakelijk is. Maar die vereenvoudiging komt vanzelf weer op zijn pootjes terecht – zou ik haast zeggen – als je je hierin verdiept.

Het is eenvoudig je er in verdiepen. Het is dus niet in eerste instantie oefenen, het is je erin verdiepen. Je bent uiteindelijk maar van één ding afhankelijk, en dat is: kun je aandacht opbrengen hiervoor. Als je dat kunt, dan volgt alles eruit.
Dus verlaag je niet meer tot domweg oefenen, in vertrouwen op een leraar of weet ik wat, maar probeer aandacht te geven aan dit allerbelangrijkste wat er is. En je zult zien dat je leven verandert.
Daar hoef je dan geen moeite voor te doen, helemaal niet. Dat geloven jullie natuurlijk nooit van mij, maar ik meen het heel ernstig: als je je erin verdiept, volgt álles eruit. Natuurlijk, je kunt ziek worden, je kunt een ongeluk krijgen, het kan je onmogelijk gemaakt worden, schijnbaar – want ik zou me niet iets in kunnen denken wat het jou onmogelijk zou maken.
Als je je erin verdiept, dan neemt het je mee, en dan hoef je niets meer te doen dan je aandacht te volgen. Zoals ook bij de energie-oefening, bij de ademoefening. Dat is het enige waar het op aankomt. En dan vind je je eigen oefening.
Dus het gaat alleen maar om dat ene: dat je er de aandacht voor hebt. En dat dat het allereerste is, vóór alles. Vóór alles wat je doen moet.
Niet het sluitstuk – vóór alles.


naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Je zegt: probeer je aandacht open te houden voor het totaal, voor alles wat er gebeurt. En ik denk te merken dat als er iets gebeurt, in mijn lichaam, daarbuiten, en ik dat opmerk, dat mijn aandacht zich dan daar naartoe richt. Waarbij al het andere vaag wordt of zo.
Ik sta dan dus niet open voor het totaal.

– Maarten: Dat is onze oude erfenis, wij zijn gewend aan concentratie. En dat is gericht op een ding of op een situatie en al het andere is buitengesloten. Zo werkt ons bewustzijn.

– A.: Als je bijvoorbeeld naar je adem teruggaat, ja, dan ga ik die buik voelen en dan zit mijn aandacht daar. Dat moet haast wel zo.

– Maarten: ja, maar Onze-Lieve-Heer heeft iets leuks verzonnen. Dat is dat als jij dat doet en je merkt dan – en dat is heel terecht – dat je dus ergens in jezelf gecentreerd raakt, als je dan zegt: ‘nou ja, A. is tenslotte maar een gewoon mens en die is dat zijn hele leven gewend geweest, maar het kan altijd weer gebeuren dat ik mezelf vergeet en dan is het er opeens.’
En dat duurt meestal niet lang, want we zijn natuurlijk bestendig in de zonde, dus we keren weer gauw terug naar die deelactiviteit.

– A.: Ik zou graag een voorbeeld willen.

– Maarten: Natuurlijk. Ik heb al vaak gezegd, als je erg veel van iemand houdt, dan doet zich dat probleem helemaal niet voor.
Leuk hè. Echt, Onze-Lieve-Heer is heel vindingrijk…


[1] Vergelijk ook deze passage:
“‘Onbewuste’ is eigenlijk een slechte term, je zou moeten zeggen: het onderbewuste, want je hebt ook nog een bovenbewuste, een onderscheiding die de hindoe’s wél maken maar wij in het Westen niet. Wij proberen met het onderbewuste én het bovenbewuste in contact te komen, op een eerbiedige manier.”
Leven vanuit het totaal, Eefde, december 1990, zaterdagmorgen

naar boven

<< Terug | Eind