Gebeden van de kosmos

Inleiding
[download]

Er zijn naar aanleiding van gisteravond allerlei heel belangrijke vragen naar me toegekomen, echt op een hele leuke manier. Je ontmoet elkaar op de trap, de één staat boven en de ander staat een beetje beneden, je wisselt even een paar woorden en gaat weer verder.
Het leuke is dat je, terwijl je de trap opliep, helemaal niet in de zin had om mij ergens over aan te klampen. Maar je ziet me, en plotseling is dat wat je bezighoudt daar en je geeft er woorden aan, zonder inleiding, zomaar. Dat is het essentiële voor jou op dat moment. En omdat je verder moet, ga je verder. Dus er komt geen geleuter achteraf. Dat is fantastisch.

Een van de dingen die iemand tegen me zei was: “Als ik hier ben, dan komen al die lieve vrienden zo geweldig op me af, dat ik niet meer weet waar ik zelf ben.”

Dat is exact waar het om gaat, dat is een heel fundamenteel iets. Je kunt je namelijk ook voornemen dat je nog moet leren om de stilte waar je je in je leven thuis voor geopend hebt – dat is al heel bijzonder – in jezelf te bewaren, terwijl je plotseling in die ‘menigte’ bent. Je vindt dat alles wat je te horen krijgt heel belangrijk is, je wilt het ook graag horen. En tevens is er die weerstand, want je raakt iets kwijt.

Het is eigenlijk heel mooi, dat iemand zoiets zegt. Dat betekent dat het gevoel van dat andere, van de oorsprong die er is, zo beleefd wordt dat je het gevoel krijgt ‘Nu wordt het verdreven’.

Op het moment dat je dat constateert, ben je daar eigenlijk passief in. Maar je kunt natuurlijk tegen jezelf zeggen ‘Bon, nu ben ik hier en nu is dit aan de hand, ik weet dat het andere er is, dus laat ik me maar geven aan de menigte.’

Je zult merken dat het heel zachtjes in je terugkomt, want je biedt geen weerstand meer tegen het vele wat op je toekomt.

We moeten er nog aan wennen dat dat andere oneindig veel groter, sterker en meer omvattend is dan wij met ons kleine ‘ik’ kunnen bevroeden. Als we dus in zulke situaties komen, is het enige wat nodig is dat je accepteert wat op dat moment aan de orde is. En niet probeert iets wat je als kostbaar hebt ervaren, te beschermen. Dat gaat niet, je kunt het niet beschermen. Want op het moment dat je accepteert dat je door de menigte aangesproken wordt, is dat andere weer in je aanwezig.

Wat je er dan mee doen gaat weet ik niet, de ene keer zul je naar een stille plek teruggaan, en de andere keer zul je in de menigte blijven. Dat is onvoorspelbaar.

Maar het gaat erom dat je de macht van het andere gaat beseffen.

En verder ben ik gisteravond, toen ik de titel van dat boekje noemde, gecorrigeerd. Daar ben ik heel dankbaar voor, want dat gaf aan hoe slordig ik met die titel omging. Ik zei ‘Kosmische gebeden,’ het moet zijn ‘Gebeden van de kosmos.’ Dat is iets totaal anders.
Gebeden van de kosmos geeft aan dat al het levende in voortdurende voeling is met datgene wat niet in de tijd ligt, wat dus niet geboren wordt en niet sterft. Dat is ook waar dat boekje eigenlijk over gaat.
Het gaat er over dat wij – en nu zeg ik het heel vriendelijk – vergeten zijn dat we nog altijd in de oorsprong leven. Wij hebben het gevoel dat we nu en hier in 1996 zijn, en al het andere geschiedenis is, en dat er dus ook een toekomst is waarin die geschiedenis zich voortzet.

Maar dat is natuurlijk niet zo. Wij zijn nog altijd in de oorsprong. En wij zwermen vanuit die oorsprong elke keer uit in het vormgegevene, in het geuite – dat is de wereld, dat is onze wereld, onder andere. En daar hebben we onze avonturen, onze mislukkingen, onze overwinningen, soms ook onze inkeer. Maar we zijn nooit uit de oorsprong weg.

Het lijkt, als ik het zo zeg, dat het eigenlijk niet zoveel uitmaakt. Maar het maakt ontzettend veel uit of je dat beseft.

Ten eerste gaat de haast uit alles wat je te doen hebt, want je weet dat dit een tussenperiode is – in de bijbel wordt gezegd: de ‘ballingschap’, maar dat vind ik zo dramatisch. Maar het is een tussenperiode, en het is geweldig dat je die tussenperiode krijgt, want daarin kun je bewust worden van jouw toestand. En dat is niet alleen jouw toestand, maar dat is de mensheid die geleidelijk aan tot bewustzijn komt.

Dat gaat met hele grote rampen gepaard, zowel rampen die niet van de mens zijn, als rampen die de mens zichzelf aandoet. En die hij op het ogenblik, omdat er steeds meer is in de wereld wat hij ter beschikking krijgt, de wereld als geheel aandoet: denk maar aan milieu, aan de ecologie, enzovoorts.

Die tussenperiode geeft ons de gelegenheid om steeds dieper bewust te worden van wie we zijn.

In vergelijking daarmee is je carrière, je werk in de wereld, van veel minder belang. Maar zo ligt het voor ons niet, wij denken altijd ‘Wat wij nu te doen hebben is vreselijk belangrijk, dat moet gebeuren.’

Geleidelijk aan ga je merken dat wat je te doen hebt heel belangrijk is, maar in samenspraak met die bewustwording. Dáárin is het héél erg belangrijk wat je doet, of niet doet. Maar niet die carrière, dat wat je te doen hebt, op zichzelf.

Het is steeds hetzelfde, namelijk dat je geleidelijk aan leert verstaan dat er nooit een moment is waarin de oorsprong afwezig is. Ook al ben je hem hartstikke vergeten – hij is er, en jij gaat daarmee mee.

Dan was er nog die opmerking van A. gisteravond, zij zei: ja, maar je neemt toch door je zintuigen waar.

Ik had blijkbaar onvoldoende duidelijk gemaakt dat je weliswaar zintuiglijk gezien op dezelfde manier blijft waarnemen – want dat is je instrument – maar dat hetgeen het jou brengt, van gevoel, van waarde, van betekenis gaat veranderen.

Ik had moeten zeggen: geleidelijk aan gaat de wereld van werkelijkheden in jouw bewustzijn veranderen. Het registratieapparaat, het opnameapparaat, blijft hetzelfde. Alleen datgene wat er in jou plaatsheeft, naar aanleiding van wat je ziet, voelt, hoort, tast, ruikt, dát verandert.

Daar ben ik A. heel dankbaar voor, want het is heel belangrijk dat je ziet waar het verandert. Dus je gaat niet plotseling in een andere wereld leven, in een fantasiewereld. Je blijft hier met je zintuigen waarnemen, maar de betekenis die het voor je heeft – en dat is een innerlijke kwestie, dat is een kwestie van je bewustzijn – die verandert.

En dan was er nog een andere opmerking, over de rand van een kopje koffie heen, iemand zei:

“Wat zo gek is, als ik me voorgenomen heb om iets te begrijpen wat me echt interesseert, en ik schrijf het zelfs op, ik denk ‘Dan heb ik het tenminste opgeschreven, dan heb ik het voor thuis nog een keer.’ En ik kom thuis en ik lees het over, en ja, ik lees wat er staat. Maar datgene wat me er eigenlijk in zou interesseren, zie ik er niet instaan. En een paar dagen later, zomaar, is het me opeens duidelijk.”

Dat is weer hetzelfde: zolang je een opzet hebt, sluit je voor jezelf de zaak af.

Ik weet dat ik dat al veertig jaar zeg, en ik zal het blijven zeggen, omdat het helemaal thuishoort bij ons instrumentarium.

Wat ik als klein jongetje leerde van de tuinman: dat je een verandering pas opmerkt als je er níet naar kijkt, als het uit de hoek van je ogen waargenomen wordt, terwijl je ergens anders naar kijkt. Dat is heel concreet wat ik bedoel. Het komt tot je op het moment dat je niet er op uit bent.

“En,” zei die ander van dit korte gesprekje over de rand van een kopje koffie, “ik wil het toch zo gráág dichter bij me hebben.”

Nu had ik natuurlijk kunnen zeggen ‘Je moet het maar niet zo graag willen,’ maar dat is natuurlijk onzin. Als je het graag wilt, wil je het graag.

Daar gaat het dus om: dat je in de gaten hebt dat jij, door het zo graag te willen, jezelf buitenspel zet. Als je dat écht doorhebt, dan is die kracht van het zo-graag-willen-vernemen zuiver, die zoekt zijn eigen weg.

Het is natuurlijk voor ons heel moeilijk, dat er iets in ons is, waar wij geen beheersing over hebben, wat wij niet kunnen besturen, waar wij geen knopje van kunnen omdraaien, maar dat zijn werk doet op zijn eigen tijd.

Dat is voor ons een bittere pil, want we zijn gewend om ons leven te plannen. Voor een heleboel zaken is dat ook in orde, en zelfs heel verstandig. Maar in déze zaken kun je niets plannen, kun je niets van te voren uitstippelen. In deze zaken moet je dat verlangen – wat een heel kostbaar iets is, het is geen begeerte, het is een verlangen – zijn eigen gang laten gaat.

Dan gaat het vanzelf, het kiest het beste ogenblik – dat jij niet weet. Want jij zit in die kleine, opzettelijke wereld, waar je al je hele leven inzit, met al zijn ups en downs. Die wereld heeft totaal geen boodschap aan waar jij eigenlijk toe behoort en waar jij eigenlijk naar verlangt.

Het is steeds hetzelfde: het kunnen herkennen van de bron, het kunnen herkennen waar iets vandaan komt. En daarbij de voorzichtigheid hebben om, als het niet direct duidelijk is, het niet weg te doen, niet te zeggen ‘Onzin…’

Want het heeft een betekenis, alles heeft een betekenis.

Ik moet er opeens aan denken, toen ze aan het begin stonden van het DNA-onderzoek, ontdekten ze dat er na een aantal keren een signaal kwam in de cel, dat ze niet thuis konden brengen. Wat hebben de onderzoekers toen gedaan, ze hebben dat ‘nonsens’ genoemd. Later, toen ze een beetje verder gezocht hadden, bleek dat het wel degelijk een functie had, het betekende ‘Stop, nu begin ik een ander verhaal.’

Daar zie je dus aan dat, als je te haastig bent vanuit je kleine denkraam – om met Heer Bommel te spreken – je rare dingen gaat doen.

Het overkomt ons natuurlijk in het leven telkens weer, dat we opgaan in de stroom van het bekende – dat is datgene wat in de tijd ligt, wat je inderdaad kunt plannen, waar je inderdaad een toekomst en een verleden hebt. In die wereld heb je geen ruimte voor dat oneindig veel grotere, waar je van bent.

En als je niet oppast, kun je daar een heel leven in door brengen. Om dan pas tegen het einde, in het aangezicht van de dood – dat heb ik gemerkt in de dodenbarak – er aan herinnerd te worden dat je van het andere bént, en dat je in barmhartigheid daarin opgenomen wordt.

Dan kun je niet meer verder doen met je gedoe hier, dat houdt dan op. Je krijgt rust, je krijgt een pauze. En dat is heel mooi. Dat is een kant van de dood die de mensen jammer genoeg weinig beseffen, en die maakt dat er zoveel doodsstrijd is. Maar het is eigenlijk veel liefdevoller. We worden op een hele zachte manier teruggetrokken uit waarin we aldoor maar bezig zijn, om je indachtig te worden in dat totaal, waar we in wézen nooit uit geweest zijn.

Dit weten van, hoeft niet uitgesteld te worden totdat we gaan sterven. Meditatie wil eigenlijk zeggen dat je, in het bezit van al je vermogens voor dit concrete leven waar we in staan, met zijn vele opgaven, daar middenin beseft dat dat andere je begeleidt, altijd bij je is. Dat is – ik durf het haast niet te zeggen, maar ik doe het toch maar – een liefdesverhouding, het is de minnaar die wacht op ons.

Nu heb ik het al een klein beetje naar beneden gehaald, naar hiertoe, maar ik laat het daar maar bij. Maar het is die verhouding. Het is niet iets onbarmhartigs, iets wat afsnijdt. Integendeel, het is iets wat opneemt. Maar om te beleven dat het opneemt, dat het je thuis laat komen, moet je natuurlijk niet in je hoofd hebben dat het boos is, dat het een bedreiging is, dat het een einde is – en dat je dat einde eigenlijk uit zou willen stellen. Als dat in je hoofd zit, kan alle liefde van de wereld jou niet bereiken in het sterven.

Dat geldt ook voor ons leven van iedere dag. Het leven van iedere dag heeft dit in zich, dat we ons kunnen bekennen tot datgene wat altijd op ons wacht – niet bedreigend, niet met een verantwoording, niet met een oordeel – maar als de geliefde die wacht dat we komen zullen, dat we kennis zullen nemen, ons zullen verenigen met alles wat leeft.

Dat is toch echt fantastisch! En dat is voor ieder van ons altijd gegeven, ondanks alles wat we erover mogen denken!

Iedere gebeurtenis in het leven – ik heb er nu drie genoemd die me vanochtend overkomen zijn – is een aanleiding om dit te gaan beseffen. Daar hoef je helemaal geen ingewikkelde cursussen voor te lopen, of wat ook maar. Het is er, aldoor maar weer, steeds maar weer. Alle mensen brengen het je, alle mensen vertellen ervan – soms weten ze zelf niet dat ze dat doen, maar ze vertellen ervan. Je hoeft maar te luisteren, en het komt tot je.

Daarom heb ik ook hele grote twijfels bij die constructie van het klooster, dat je uit de wereld moet gaan. Ik begrijp wel hoe het ontstaan is, maar ik denk dat het een onvolwassen iets is. Ik denk dat wij het moeten vinden in ons dagelijks leven, het leven van iedere dag, waar alles je kan herinneren aan datgene van waaruit je bent.

Dat geeft je enorme kracht. Je bent er niet op uit om kracht te vinden, dat gebeurt gewoon: als je open bent voor datgene wat zich aan je voordoet, komt dat gewoon mee. Want je bevindt je dan in dat andere van waaruit je bent – dat is de oorsprong, dat is dus alles.

Het is datgene waar jij vanuit bent gegaan om hier op aarde te zijn, en waartoe je terugkeert. Dat vormt één beweging, het is een in- en een uitademing en ze zijn onlosmakelijk. Je kunt er niet uitstappen, het gebeurt on-op-houdelijk, met de planten, met de dieren, met de mineralen, met alles. Alleen de snelheid waarmee het gebeurt is bij de verschillende natuurrijken verschillend. En er is ook een verschil in het bewustzijn. Maar de kern, de bron, is eender.

Je zou kunnen zeggen dat in het mineraal, het meest langzame wat wij kennen, de totaliteit besloten is. Ook het mineraal gaat de weg van steeds diepere bewustwording, misschien in een tijdsspanne die ons als mensen totaal ontgaat.

Maar het is goed om te bedenken dat helemaal niets op de wereld er zomaar is, alles werkt mee om dat totaal meer te vervullen.

Dat is een heel moeilijk begrip, dat weet ik. Als je zegt: de oorsprong bevat alles, lijkt het alsof die oorsprong onbeweeglijk is. Dat is hij niet, de oorsprong is ook in een veel grotere bewustwording. En daar hebben wij ook deel aan.

Dat betekent dat het heel belangrijk is wat jij met je leven doet. Want wat jij met je leven doet, werkt méé, of remt een beetje af. Het gebeurt natuurlijk toch, maar jouw medewerking is heel belangrijk –  jouw bewust in je leven staan, doen wat je te doen hebt, is zo enorm belangrijk…

Dat is niet een belangrijkheid met een ernstig gezicht, dat bedoel ik niet. Het gaat veel dieper. Het is een belangrijkheid waarin vrolijkheid en ontspanning kan zijn, waarin vanzelf iets volbracht wordt, zonder vooraf iets te willen bereiken. Het gebeurt. En dat hangt wel af van jouw deelname.

Jouw deelname betekent dat je je bewust wordt waar je staat, welke plek je inneemt in dat grote geheel – niet in de mensenmaatschappij. Uit de plek die je hebt in het grote geheel, komt de plek die je in de mensenmaatschappij inneemt vanzelf voort. Daar hoef je absoluut geen pr voor te verrichten, dat gaat vanzelf. Daar kun je je elke dag meer en meer van bewust zijn.

En als je je daarvan bewust bent, word je, wat de mensen noemen, ‘zorgeloos’: je bent zonder zorgen. Wat niet betekent dat je geen moeilijkheden hebt, natuurlijk heb je moeilijkheden. Als er geen moeilijkheden waren zou dit leven helemaal geen zin hebben. Moeilijkheden zijn juist die punten waar je je aan slijpt. Maar je ziet het dan niet meer als een persoonlijke straf of een persoonlijke opgave. Je voelt dat het thuishoort in het geheel. Het hoort blijkbaar bij jouw leven, het hoort bij datgene wat jij je – en dat ben je natuurlijk allang vergeten – voorgenomen hebt toen je op aarde kwam.

De mensen denken meestal dat we zomaar op aarde geworpen worden, en dan moeten we maar zwemmen. Maar zo is het helemaal niet. Je hebt zelf op een bepaalde manier gekozen. Er zijn ook nog een heleboel andere invloeden die meewerken dat het zó gaat zoals het gaat. Maar je hebt het wel zelf gewild, ooit, al ben je dat vergeten.

Als je daar aandacht aan geeft, kunt je je zelfs terug herinneren dat je het zelf gewild hebt. Dan merk je natuurlijk ook dat je grandioos andere dingen gedaan hebt. Maar ja, dat is dan zo. Dat gebeurt, dat kun je niet ontkennen. Je kunt alleen nu verder gaan met het gevoel van ‘O ja, dat heb ik dus zelf ooit gewild, nou, dan moet ik in die geest verder leven.’

Ook weer niet krampachtig, ook weer niet met allerlei kaders waaraan je dan moet voldoen. Maar gewoon, een innerlijk ‘ja’ op waar je mee bezig bent, zodat dat waar je mee bezig bent zijn terugvoeding geeft aan jezelf.
Daarin is echt geen belangrijk of onbelangrijk vast te stellen. Als je dat doet, dan ben je een arme bedelaar en dat moet je niet zijn. Alles, echt alles heeft betekenis en kan voor jou betekenis hebben. Maar dan moet je die hele waardeschaal loslaten, die wij met z’n allen geleidelijk aan hebben opgebouwd. En weer zelf onderzoeken wat het is, wat het jou doet, waar het je aan herinnert.

Er zijn religies waarin gezegd wordt: je moet je herinneren. Dat is dit: dat het, heel gewoon al doende in het leven, weer binnenkomt: waar je vandaan komt, vanwaar je uitgaat en wat erin gebeurt. Dat geeft een enorme ontspanning.

Je beseft dan bijvoorbeeld dat je nooit, maar dan ook nooit te laat bent, ‘te laat’ kun je alleen maar zijn in dat korte bestek. Maar in wezen kun je nooit te laat zijn, in wezen kun je altijd weer op tijd zijn.
Dat is ook een heel groot ding in je leven. Iedereen heeft wel iets wat hij beslist nog wil volbrengen in dit leven. Dan is het alleen jammer dat we dan denken, dat als we een beetje erg oud worden en het komt niet klaar, het geen zin meer heeft.

Het heeft ongelooflijk veel zin dat je je hart en je ziel geeft aan iets wat belangrijk voor je is. Doe dat toch, alsjeblieft! En zet er geen bordje voor van ‘nou ben ik te oud geworden om het nog te doen.’ Want het werkt door – voor ons nog niet zichtbaar als je voor die tijd sterft, maar het werkt door. En het heeft een hele diepe betekenis dat je zó leeft, dat je werkt aan iets waar je met al je vezels in gelooft.

Alleen, plaats er geen einde aan, zeg dus niet ‘Nonsens!’ – zoals die DNA-onderzoekers deden. Want je bekijkt het vanuit dit kleine korte perspectief, en daarin houdt het even op.

Maar het gaat door, en het vindt jou terug om verder gedragen te worden, om verder volbracht te worden.

Het is natuurlijk heerlijk als hetgeen waar je aan bezig bent, nog bij dit leven voor jou afgerond wordt. Natúúrlijk is dat heerlijk, dat wens ik ieder van jullie graag toe. Maar, zie vooral dat wat zich nu voltrekt, wat zich hier verwerkelijkt, altijd maar weer een momentopname is uit een véél groter proces waar jij van bent.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.:  Je hoeft niet naar een klooster gaan, zei u. Nu, dat raakte mij wel, dat doet mij pijn als u dat zegt. En het heeft voor mij ook een hele goede betekenis dat ik daar ben. Het is alleen erg jammer dat er niet genoeg ruimte is geweest. Als je de ruimte krijgt, zoals ik, nou, dan kun je er echt wel zijn.

– Maarten:  Ja natuurlijk, maar dan ben jij ook op dat moment aan jezelf bezig, ben jij dus zelf bezig, ben je niet meer alleen maar een lid van het klooster.

– A.:  Oh, zeker niet.

– Maarten:  Nee precies. Jij bent zelf iets in het grote geheel, je ervaart jezelf in het geheel. En daar hoort het klooster ook bij.
Dat is de grote omslag die jij in je leven hebt beleefd, dat het om jou ging, jouw plaats in het grote geheel. En jij was toevallig in een klooster. Nou zeg ik het dus anders.

– A.:  Zo voel ik het ook.

– B.:  …het gaat er dus om dat je in je eigen leven ruimte maakt, je eigen gewijde ruimte. Uiteindelijk is het aan jezelf om daar ruimte voor te maken. Het is dus kennelijk een individuele keuze.

– Maarten:  Het is een individuele manier om het verlangen naar dat andere een duidelijke plek te geven, inderdaad. En dat hoeft dan niet meer de hele organisatie van het klooster te zijn, maar in je eigen leven.


naar boven