Het komt vanzelf…

Inleiding
[download]

Een aantal individuele gesprekken hebben mij geleerd dat ik een aantal zaken blijkbaar niet duidelijk genoeg heb kunnen maken. Dat is in hoofdzaak een gebrek aan mijn kant, een heel klein beetje aan de andere kant.

Een van de hoofdzaken is dat wij moeten begrijpen dat we, wat we ook willen bereiken in ons leven – en dan doel ik speciaal op geestelijke terrein – dat wij alleen maar iets kunnen bereiken als we onze situatie waarin we zijn, én onszelf zoals we zijn, volledig accepteren. Nu, wat is één van de meest opvallen de dingen? Dat is dat je op aarde bent, dat je geboren bent, dat je dus een vorm hebt, dat je een lichaam hebt. Je bent dus niet in de hemel. En het is ook niet de bedoeling dat je in de hemel bent, je bent op aarde. Je bent hier. In de situatie waarin je bent, met het lichaam dat je hebt, met de gebreken die je hebt, de mogelijkheden die je hebt, met de fantasieën die je hebt, met de onzinnigheden die je hebt. Zo ben je. Dat is jouw vertrekpunt, en geen ander.

Wat ik altijd maar beluister, dat is ‘was ik maar…’, en dan komt er wat, of ‘was ik maar daar’ of ‘was ik maar zo’, ‘had ik maar vier ogen, dan kon ik meer zien’. Maar we hebben er maar twee. En we hebben het lichaam wat we hebben, en we hebben de gedachten die we hebben, en we hebben de gevoelens die we hebben. Waar we altijd mee bezig zijn – ik kan geen mens opnoemen die dat niet heeft, die wil dat eigenlijk niet, die wil andere gedachten hebben en andere gevoelens hebben, wil een andere situatie hebben, wil een ander lichaam hebben, en heel velen willen ??. 

En het gaat niet mensen, ik kan er niks aan doen, het gaat niet. We zijn hier, in dit lichaam. En ik vraag me bovendien af waarom we toch altijd ergens anders willen zijn, want het is een fantastisch lichaam wat we hebben, fantastisch! Daar zijn we nog lang niet op uitgestudeerd, nog helemaal niet. Dat is zo ongelooflijk, dat lichaam. Daar kunnen we nog zovéél van leren. Waarom moeten we eraan zitten veranderen? Waarom moet het nou etherisch worden?
Ik heb net van Eric gehoord, er is een vrouw die heeft een boek geschreven, die is groot geworden volgens de mystiek van Johannes van het Kruis, en die ervaart zichzelf alleen maar als totaliteit. Maar ze kan wel niks meer doen.
[gelach]
Ja, letterlijk, ze kan niet meer goed lopen, ze kan geen gewone dingen doen.
Dat is nou een extreem voorbeeld, maar we zijn er allemaal mee bezig. Jullie lachen nou we zo, maar we zijn er allemaal mee bezig. En waarom? In godsnaam waarom?

Laten we nou eens heel pragmatisch, praktisch, beginnen met onszelf zoals we zijn te aanvaarden. Ik garandeer jullie, die dag dat je jezelf aanvaardt is een verrukkelijke dag. Dat is zo rustig, daar hoeft niks meer. Je kunt gewoon zitten wachten of er nog wat hoeft.
Dat is echt waar, jullie lachen er nou om, maar echt, het is zo. En als je zo bent en je kijkt om je heen, dan vraag je je echt aldoor af: wat doen ze toch allemaal, het hoeft niet…
Je mag kwetsbaar zijn, ook alweer een van die dingen. Je mag kwetsbaar zijn, je mag pijn hebben, je mag bang zijn. Ik zeg nou hele eenvoudige dingen en jullie denken natuurlijk dat ik eigenlijk langzamerhand geschift ben, maar je mag bang zijn, 
dat mag

We streven er allemaal naar om niet bang te zijn, om altijd rustig te zijn, om altijd liefdevol te zijn, om altijd aan een ander te denken. En dan zijn we ergens waar we niet zijn, want zo zijn we niet. We willen best aan een ander denken, maar eerst ikke. Waarom accepteren we dat nou in godsnaam eens niet! We moeten altijd maar streven… 

En we weten uit ons lichaam, dat lichaam wat ‘maar’ een lichaam is, dat er iets pas in kan gebeuren, als we het lichaam accepteren, als we er niet meer iets van verlangen, als het er zó mag zijn. Plotseling voelen we dan hoe goed het is, als het er zo mag zijn, zo rustig, maar wel wakker.
Een lichaam kan nooit wakker zijn als het nog iets moet. Dan kan dat lichaam niet wakker zijn, dan kan het niet alle signalen ontvangen, want dan is het vernauwd voor dat doel waar het voor dienen moet. En dat wat voor het lichaam geldt, geldt precies zo voor de geest. Als de geest niet kan rusten in die aanwezigheid in de diepte, dan is die geest los van zichzelf. Hij is er eigenlijk niet. Hij zweeft. Hij heeft geen basis.

Het is zo simpel! En intussen zijn we bezig om ergens naar te streven en we vinden dingen uit. En we zijn bezig al die beelden die we zelf gemaakt hebben, met behulp van anderen en met behulp van het grote beeldenreservoir van de mensheid, telkens maar weer nieuwe werelden te construeren, telkens nieuwe theorieën op te bouwen.
Dat heeft de wetenschap ook gedaan, alleen de topwetenschap weet nou dat ze voeling moet houden met het ervaren wat er is, registreren wat er is. Die zijn nou godzijdank eindelijk opgehouden met alleen maar te construeren, te construeren, te construeren,
zonder basis

Je bent alleen maar gedreven door de grote instincten, waar we geen van allen aan kunnen ontkomen. Zelfhandhaving, op alle terreinen, voortplanting, op alle terreinen. En missen we juist de aansluiting met datgene wat ons verder kan dragen. Maar wat ons verder kan dragen, is niet iets wat wij kunnen bedenken. Dat is iets wat ontstaat, in de wisselwerking tussen datgene wat zich openbaart en datgene wat ongeopenbaard blijft. Die wisselwerking, daarin ontstaat de toekomst, daarin ontstaat de wezenlijke vooruitgang. En niet door wat wij erover denken. 

Maar het allerbelangrijkste is dat je begint bij het begin, dat je dus zegt: ‘Ik ben geboren op aarde. Ik ben op aarde. Ik heb een lichaam. Ik zit in een bepaalde situatie. Ik zit in een bepaalde cultuur. Ik zit in een bepaalde religieuze overtuiging’ – ook al ga je niet naar de kerk, die is er gewoon.
Toen ik als vijftienjarige jongen hier kwam in Nederland, toen voelde ik dat ik in een totaal ander religieus gevoel terecht kwam – waar ik natuurlijk onmiddellijk mee overhoop lag, want er werd me van alle kanten voorgetoeterd dat ik zondig was. Nou, dat heb ik nooit geaccepteerd. Ik had toch nog niks gedaan? Hoe zou ik zondig kunnen zijn? Ik kwam vanuit een cultuur waar je niet per definitie zondig was omdat je op aarde was. Ja, ik moet er van zuchten…
Het lijkt me zo afschuwelijk als je dat denkt, dat je zondig bent omdat je op aarde bent. En nou zijn we vreselijk libertijns en alles mag tegenwoordig, mijn neus! Het zit er nog diep in: ‘doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg.’ Nietwaar? Dat is allemaal van hetzelfde.

Als je pragmatisch, concreet, praktisch, uitgaat van wat er is, kom je heel ver, op een natuurlijke manier. Je bedenkt het niet, het openbaart zich aan je. En het openbaart zich dan niet aan de hand van een of ander begrippenlichaam, een of ander geloofslichaam – de vrouw waar ik het daarnet over had, die had Johannes van het Kruis bestudeerd. Die kon dus niet meer waarnemen, die nam waar door dat geloofslichaam wat ze helemaal tot zich genomen had. 

Dit, waar ik het nu over heb, is heel wezenlijk, dat je je bewust gaat worden – en dat hoort bij die acceptatie van jezelf – dat je je ook gaat realiseren hoe gevormd je bent door de wereld waarin je geboren bent. Daardoor ben je gevormd, voordat je nog iets gedaan hebt.
Dan zie je pas, als je dit beseft, zie je pas wat voor immense opgave wij eigenlijk hebben. Wij moeten ons dus bewust worden van onze totale evolutie. Waarvan dat stukje wat wij dan heel goed kennen, ja, dat is toch eigenlijk nog niets, vergeleken bij die totale gang van zaken over miljoenen jaren. Maar wij zijn daar wel het product van, van die miljoenen jaren.

Als je dat echt beseft, dan maak je je niet meer zo druk over waar we het nu over hebben in de wereld, de laatste krantenkop, de laatste ontdekking. Tenzij dat wat ontdekt wordt contact heeft met, zich openbaart vanuit, de totale evolutie.
Maar dat betekent dus dat wij, ieder van ons, contact moeten hebben met die evolutie, niet alleen met dat laatste stukje. Dat maakt het je makkelijker om te zeggen: ‘Oké, alles wat me verteld is, heel goed, nou wil ik even maffen, diepgaand maffen. Niets meer, helemaal niets meer. Mijn lichaam, mijn adem, in en uit. De dag die ontstaat en die ten einde loopt. De nacht die komt en die verdwijnt. Voedsel wat ik tot me neem en wat ik weer ontlast – al die terugkerende dingen, laat ik daar eens plek voor maken.’
En niet in die eindeloze gedachtes, stuipjes, blijven rondzwalken. Tot ons laten komen wat er steeds is. Ook als je in de stad woont, de wolken en de lucht zijn er, de regen is er, de zon is er, de seizoenen zijn er, je adem is er. Het hangt er alleen maar van af hoe jij daarin bent, hoe jij je daartoe verhoudt. 

We kunnen toch de klok niet terugdraaien? We kunnen toch niet allemaal weer in hutjes wonen midden in de natuur. Dat gaat niet meer. We leven in de stad, velen van ons leven in de stad, en dat zal nog steeds toenemen. Dat is onze situatie. Waarom we daartoe gekomen zijn en dat we overbevolking hebben, daar kun je wel over denken, maar dat is de situatie waar we in zijn. En we kunnen wel graag willen dat het anders was, maar het is niet zo. Het is zo als het is. 

En ik geloof dat de mens inderdaad in staat is om vanuit iedere situatie zichzelf te vinden. Maar dat betekent dat hij alles wat er is accepteert. Ook al wil hij daarin graag veranderingen brengen te goede, maar hij moet beginnen met acceptatie.
Anders krijg je die eindeloze verhalen die ik zo vaak hoor: zou hij wel, zou hij niet, zou hij me wel zien, hoe zit hij in elkaar…
Allemaal energie voor niks. De toekomst komt geen onderdeel van een seconde dichterbij door wat jij denkt. Die komt. Gewoon. En alles wat jij daaraan probeert te versnellen of te verlangzamen, het lukt niet. Houd ermee op.

Als je vanuit de acceptatie rondkijkt en je ergens in verdiept, is dat een totaal ander iets dan wanneer je vanuit een veronderstelling je ergens in verdiept. Die veronderstelling zit ernaast.

De vraag is eigenlijk: hoe kunnen we onszelf ervaren in de totaliteit van het leven – en de totaliteit is het geopenbaarde en het ongeopenbaarde. Het ongeopenbaarde wat altijd ongeopenbaard blijft, terwijl het tevens de aanleiding is voor de openbaring. Zoals de Joodse overlevering zegt: “God schiep de aarde, God maakte de schepping, om zich bewust te worden van zichzelf.”
Dat is het mooiste wat ik ken: God maakte de schepping om zich bewust te worden van zichzelf. En dat is nog altijd zo.
Dus die schepping is heel belangrijk. Wij doen eigenlijk alsof die schepping een vergissing is, het gaat om God. Nou ja, die schepping is er… Nee, die schepping is heel erg nodig. Dat je jezelf ervaart in die totaliteit waar je niet van afgescheiden bent, maar waar je wel een accent in bent. 

Ik weet, dat is moeilijk te beseffen wat ik nu zeg, maar je bent dus toch een accent erin, hoewel je er niet van afgescheiden bent. Want alleen als accént heb jij invloed, anders niet. Anders ben je alleen maar alles, dan kan er niks gebeuren. Zo min als God zich bewust kon worden zonder de schepping, zo min kun jij bewust in de totaliteit zijn, als je niet een accént daarin bent.

Dat legt de nadruk op het feit dat jij je als accent, als zelfstandigheid, als levende zelfstandigheid, niet als dode zelfstandigheid… De dode zelfstandigheid verdedigt zijn territoor, de levende zelfstandigheid is zich voortdurend bewust van het opgenomen zijn – en daar hoeft hij niks voor te doen, daar hoeft hij geen moeite voor te doen – zich bewust van zijn opgenomen zijn in de totaliteit. En hij werkt en leeft en lijdt en is gelukkig in de fase waarin hij is, op aarde, met alle beperkingen van dien. Beperkingen die, zoals we uit de wetenschap weten, als wij ze niet fixeren – en dat doen we voortdurend, maar als we dat niet zouden doen – dan zouden die beperkingen ook met het totaal veranderen, getransformeerd kunnen worden. 

En dat is waar het om gaat, dat wij geen stremsels zijn in wat zich toch voltrekt. Maar dat we méé zijn, dat we wezenlijk in die beweging meegaan, en daardoor die totale verandering, die totale transformatie, van veel grotere kwaliteit laten zijn.
Zoals ik gisteravond bij de energie-oefeningen tegen jullie zei: elke keer dat je door de verschillende organen gaat, verandert de kwaliteit als je weer in je ogen komt.[1]
Nou, dat bedoel ik. Het is dus een heel vanzelfsprekend, levend iets. Maar die totaalkwaliteit van de energie in je lichaam, die kun je
niet maken, die kan alleen ontstaan doordat jij geen verzet pleegt, ideeën hebt omtrent hoe het zal zijn.
Ik heb mensen gehad die zeiden: ik voel aldoor maar niks.
En dan bleek later dat ze bedoelden: ik voel niet dat ik denk wat ik moet voelen.
Daar lachen we nu om, maar dat is letterlijk zo. En van het moment af dat ze het beeld kwijt waren, dat ze zus of zo zouden moeten voelen, voelden ze opeens.

Ik ben me heel goed bewust dat als ik hierover vertel, ik natuurlijk voorstellingen bij jullie wek, natuurlijk. En jullie moeten gewoon leren dat wat je van me hoort, een aanleiding is om zelf te ervaren. Als je dat kunt doen, fantastisch! Dan hoef ik me ook weer niet zo erg schuldig te voelen.
Dat is echt waar, ik voel me heel vaak schuldig, dan denk ik: ja, jeetje, ik zadel ze weer op met voorstellingen, en dan zijn ze al zo knap.
Maar als je het zo tot je neemt, als je dus steeds tegen jezelf zegt: ik moet mijn eigen wijze van ervaren daarin nog vinden, dat wat die vent gezegd heeft, is een beetje een hulp, maar het is niet meer dan dat, een klein hulpje, hij doet zijn best.
Het zou erg aardig zijn als jullie dat er ook bij dachten: hij doet zijn best … maar hij is ook niet verder dan hij is.
Het zou natuurlijk heerlijk zijn als ik het met nog minder voorstellingen naar jullie toe kon brengen.

Dat je die voorzichtigheid krijgt, die voorzichtigheid die nodig is om te kunnen ontdekken. En waaruit ook duidelijk wordt dat je echt van jezelf houdt, dat je jezelf de kans geeft. Dat is een liefdesdaad, jezelf de kans geven, zoals je een kind de kans geeft om de wereld te ontdekken. Niet dat dat nou gebeurt in de meeste opvoedingen, maar het zou kunnen, ooit er eens, dat je een kind de kans geeft de wereld te ontdekken. Maar dat betekent dat je eerst jezelf de kans moet geven de wereld te ontdekken. En dat je niet als je veertig of vijftig bent, nog altijd rondloopt met alles wat je ouders je geleerd hebben, met vaak een manende vinger erbij. Zo is de toestand meestal. Maar dat je dus zelf als kind de gelegenheid geeft de wereld te ontdekken. En dat je de ouders in jezelf – die heb je natuurlijk ook, die alles al weten, tenminste, dat denken ze – met vriendelijkheid behandelt. Zoals je mij dus denk ik behandelt, van jullie hebben je best gedaan, maar nou kan ik alleen lopen, nou kan ik alleen ontdekken.
Dat is nodig, want anders kun je, als je ooit kinderen krijgt, kun je die kinderen weer niet opvoeden, dan ga je daar hetzelfde mee doen wat jouw ouders met jou gedaan hebben en zo gaat het maar door.

Dus hoe jij bent, in deze wereld, is van ongelooflijke betekenis en van ongelooflijk belang. En als je dus doorhebt dat dat niet kan aan de hand van voorstellingen, hoe goed bedoeld ook, dan heb je een begin. Dan weet je dat je natuurlijk door al die voorstellingen beheerst wordt, bepaald wordt. Maar het is al een heel ander ding als je je daarvan bewust bent. Dan kan je wel eens vakantie nemen van alles wat je al weet. En in die vakantie ontdek je, en dan ben je niet boos op die voorstellingen die je hebt. Dan zeg je: ‘Ja, die zijn ontstaan, inderdaad, ik heb geleefd zoals ik geleefd heb, mijn ouders hebben geleefd zoals ze geleefd hebben, de evolutie is zoals hij is. Zo is dat. Maar ik kan daar vakantie van nemen. Ik hoef niet aldoor verder te spinnen aan al die voorstellingen. Dat hebben ze me wel opgedragen, mijn ouders en mijn leraren en de hele maatschappij die leert je dat wel, maar het hoeft eigenlijk niet. Ik kan dus van mezelf uit, helemaal van mezelf uit, vanuit die gebrekkige mens die ik ben, opnieuw beginnen. Ik kan opnieuw geboren worden. Ik kan opnieuw een kind zijn. En opnieuw ontdekken – terwijl al die voorstellingen er zijn. Ze zijn er. 

Dat je geleidelijk aan dus dat gaat voelen, echt voelen, dat je altijd op de tweesprong van de geopenbaarde wereld, mèt alle voorstellingen, en de ongeopenbaarde wereld, zonder voorstellingen, bent. En dat het niet de bedoeling is om alleen maar het één of alleen maar het ander te zijn. Maar dat je van beide bent. Dat je dat accepteert. En van daaruit ga je. Je gaat vanuit een kracht die je nooit zult kunnen definiëren, die je je nooit zult kunnen voorstellen. Toch is die kracht er, toch draagt die kracht, hoe je ook tegenstribbelt.
Die kracht draagt je, laat je gaan, terwijl je aan het tegenstribbelen bent, de andere kant uit, aldoor maar, die draagt je. Wat je ook doet, eens zul je sterven. Wat je ook doet, eens zul je weer geboren worden. Die beweging is er, heel barmhartig en ongelooflijk liefdevol. Zonder einde draagt die je. Je voelt hem nooit als een hand die je voortduwt, en toch hij laat je gaan.

Als je je daarvan bewust wordt, dan wordt het allemaal zoveel simpeler in je leven. Dan besef je dat het gaat om de kwaliteit van je zijn, niet of je binnen zeven dagen de verlichting zult bereiken, maar of je kwaliteit van je zijn op dit moment volledig is, of die in contact is. Het volgende moment heeft zijn eigen zorgen, daar hoef je nu nog niks van te weten. Dat maakt dat alles wat je ook bereikt, alles wat je tegemoet komt, alles wat je ontmoet, alles waar je mee samengaat, een unieke plaats krijgt. Dat dat er mag zijn, dat het er helemaal mag zijn. Dat het niet afgemeten wordt aan wat er gisteren was of wat er morgen zal zijn, maar dat het zo, als het er is, mag zijn. Dat het compleet is. 

Dus zoals in je in jezelf eigenlijk voortdurend zou kunnen ontdekken dat je een kind bent van de eeuwigheid en de tijd tegelijk, zo kun je dat in iedere situatie en in ieder ding en in ieder mens gaan ontdekken. En dan ga je een totaal andere relatie aan met elkaar. Dan probeer je de ander niet eindeloos maar te corrigeren, volgens jóuw voorstellingen. Want je doet het niet alleen als je je kinderen opvoedt, maar je doet het ook later, en je doet het voordat je je kinderen opvoedt. Want je bent jezelf ook voortdurend aan het corrigeren, dus je corrigeert de ander ook.
Maar soms heb je het gevoel dat iemand zich nodeloos kwelt, maar je kunt daar heel weinig aan veranderen. Je kunt alleen veel van hem houden en hem telkens proberen duidelijk te maken wat hij aan het doen is. Maar je kunt niet iemand van zelfkwelling afhalen. Het is aldoor hetzelfde. Je kunt iemand wel, misschien, als je veel van hem houdt, duidelijk maken wat hij aan het doen is, maar je kunt hem niet veranderen. Dat kon je met jezelf ook niet, je kunt jezelf niet corrigeren. Je kunt je alleen bewust worden wat je aan het doen bent. En daaruit kan iets voortkomen.

Dat is een totaal andere aanpak. Al die methodieken die er zijn – en ze zijn er nog plenty in voorraad – die je eerst totaal afbreken en je het gevoel geven dat je niets waardig bent, zen is daar ook heel sterk in, en dan mag je eens aan de gang. Dat is zo afschuwelijk wreed en onterecht. Want als iets werkt is het vertrouwen in jezelf, hoe gebrekkig dat zelf ook mag zijn – dat interesseert me geen lor – maar heb vertrouwen. Vertrouw maar dat er een reden is waarom je nou bent zoals je bent. Daar kun je ontzettende boekdelen over schrijven, maar je bent zoals je bent. Dat is je start. En nou ga je. En nou ontdek je. En je accepteert de anderen ook zoals ze zijn. Ze zijn helemaal goed, helemaal goed. Jij veroorzaakt leed, anderen veroorzaken leed. Dat kan niet plotseling veranderd zijn. 

Eerst acceptatie van die toestand. En dan komt het vanzelf. Dat is ook iets waar mensen eigenlijk – als ik dat zeg dan denken ze altijd: het is wel een lieve man, maar hij is niet helemaal helder…
Ik zeg: het komt vanzelf, juist als je er niet mee bezig bent. Het-komt-vanzelf, als je eerst tevreden bent met zoals je bent en zegt: ‘Ja, het is blijkbaar zo dat ik ben zoals ik ben. Bon! nou gaat het spel beginnen. Ik hoef niet meer iets te zijn, ik weet niet waar ik uitkom, ik wil wel beginnen, ik wil het wel aangaan. En als er iemand langskomt die me kan helpen met die uiteenzetting, zonder dat hij bezwerende, gebiedende vingers heeft, als hij dus een beetje van me houdt, nou, dat is fijn. Maar hij moet me niet dwars gaan zitten. Hij moet geen autoriteit worden. Dan ben ik vertrokken. Als die vent of die vrouw een autoriteit wordt, dan ben je in de aap gelogeerd.’
Dat heeft de persoon in kwestie natuurlijk een beetje in de hand, maar jijzelf bent de grootste boosdoener. Zodra je iemand autoriteit verleent, maak je jezelf monddood. Hij is een helper in de werkelijke zin, hij probeert wat, hij houdt een beetje van je. Dat is de enige basis. En als hij iets te vertellen heeft wat voor jou van belang is, dan is dat prima. Maar het kan best zijn dat wat hij morgen vertelt, niet prima voor jou is. Nou, dan heb je de vrijheid om dat naast je neer te leggen, te zeggen: ik zal wel zien, nu is het niet prima voor me.
Zo blijf je vrij. Alleen wat jij ervaart, wat je zelf ervaart, zonder voorstelling, wat je ervaart, dat is voor jou van belang. 

En zo groeit er een werkelijke relatie tussen ons. Niet alleen tussen mij en jullie, maar tussen jullie onderling ook. En dan kunnen we elkaar helpen, onopzettelijk. Dan ben je ook niet meer zo geneigd om iemand boeken aan te raden of te zeggen van: je moet dat eens lezen. Enzovoorts. Dat hoeft dan niet meer. Dat komt wel. Als je iets met elkaar te maken hebt, dan komt dat wel.
Dus dan wordt het leven simpeler. En uit dat simpele leven ontstaan de meest onindenkbare complexe schoonheden, júist uit de simpele wat geen voorstellingen heeft, wat vanzelf ontdekt. En wat je dan ontdekt heeft ook die ontroerende kwaliteit dat het zich niet verdedigt, dat het zich niet dik maakt, dat het weer verdwijnen mag, want je leeft, je maakt voortdurend nieuw. Je kunt het oude zijn eigen weg laten gaan. Je raakt niet vol. Je schept voortdurend en je laat het ook weer sterven. Want het wil eigenlijk sterven. 

Alles wat tot aanzijn is gekomen wil weer vernieuwd worden. Dus dat kun je ook voor jezelf doen, in je leven doen. Dat maakt je onafhankelijk, in de werkelijke zin onafhankelijk, en het maakt je aan de andere kant kwetsbaar. Dat is ook zo vreselijk nodig, dat je kwetsbaar bent, dat je bereikt kan worden door wat ook maar, dat je open bent. Open zijn is kwetsbaar zijn. Open zijn is dus ook verdriet hebben. Mensen denken altijd: open zijn, oh dat is zo’n mooie toestand, helemaal gelukkig. Nee hoor, mensen, open zijn is ook kwetsbaar zijn, is ook verdriet hebben. Maar dat is een ander verdriet dan wat wij verdriet noemen. Het is een meeleven met de weerstand. We trachten die weerstand, en dat gaat dan vanzelf, als je erin meeleeft, dan wordt die weerstand zacht en verdwijnt.
Tot zover maar weer.

naar boven

Gesprek (fragment)

A.: Dat verhaal wat je vertelde over de zelfacceptatie vind ik wel heel moeilijk. Dat betekent ook dat je alles wat je wilt en niet krijgt accepteert, alles wat je verlangt en niet krijgt accepteert. Dus je moet alles accepteren, of het wat oplevert of niet

– Maarten: Ja, maar er blijft natuurlijk wel iets uit over, en dat is dat jij steeds beter gaat weten wat je wilt. En dan ben je je door datgene wat je eigenlijk wilt, tevens bewust dat dat niet het uiteindelijke is, dat het maar betrekkelijk is. Maar dan heb je ook alle energie over voor wat je echt wilt.
Want in die niet-acceptatie gaat ontzettend veel energie verloren aan wat misschien zou kunnen en wat niet lukt en de ergernis erover dat het niet lukt, de boze wereld of een boos iemand die je tegenwerkt. Dat is er dan allemaal niet. Je accepteert dat de situatie zo is dat die boze man er is, die boze vrouw er is, en dat die boze wereld er is, en dat jijzelf er bent.
Dan ga je juist door die acceptatie steeds helderder beseffen wat je eigenlijk wilt en dat probeer je. En die houding van acceptatie omvat tevens het besef wat je dat heel graag wilt. Misschien is het je niet beschoren, maar je wilt het heel graag, dus je doet er alles aan. Dat is een totaal andere energie die je dan inzet. 

– A: … dan een beweging die zichzelf als beweging al niet begrijpt …

– Maarten: Ja, en zichzelf tegenhoudt. Als je accepteert dat je gebrekkig bent, in de zin van dat je geen overzicht hebt over het geheel, dan is dat al een heel ander uitgangspunt. Als het dan niet lukt – tenminste zo gaat het mij – dan zeg ik niet: ‘sufferd,’ maar dan zeg ik: ‘ik heb het geprobeerd, het ging niet.’

– A: Dat betekent toch al een zekere afstand tot je strevingen.

– Maarten: Nee, juist niet. Je gaat er met volle energie in. Maar omdat je jezelf geaccepteerd hebt, zul je ook accepteren wat daar gaat gebeuren.

– A: Eigenlijk zeg jij voortdurend: het begint er al bij dat je je strevingen niet accepteert.

– Maarten: Ja, precies.


– A: Ik wilde vragen hoe dat voor jou persoonlijk aanvoelt als jij dingen, die eigenlijk niet te beschrijven zijn of niet te benoemen zijn of waar eigenlijk niet over gepraat kan worden, toch probeert voor ons onder woorden te brengen. Heb je dan momenten dat je bij jezelf zegt: ‘nou moet ik oppassen, want ik dreig het kapot te maken.’
Dat is misschien wel heel extreem gesteld, maar toch…
 

– Maarten: Nee, ik heb een enorm vertrouwen. Ik heb het gevoel, als ik het doe, dan ben ik niet verder dan ik ben.

– A: Waarom zou je je tegenover ons dan schuldig voelen.

– Maarten: Omdat ik aan mezelf heel goed gemerkt heb dat ik mensen die voor mij van grote betekenis waren, autoriteit gaf. En dat ik mezelf daarmee goed vastgezet heb in mijn voortgaan.

– A: Het is dus meer een interpersoonlijke dynamiek dan dat het nu persé de woorden zelf zijn 

– Maarten: Natuurlijk, want dat zijn ze nooit. Wat ze uit kunnen werken is dat ze mij autoriteit verlenen. Dat gebeurt gewoon, ik zit op deze plek, ik zit niet op jouw plek, dus het gebeurt gewoon. Maar ik probeer altijd wel op het gevaar te wijzen wat er in zit. Ik bedoel, in een mens zijn er altijd blinde vlekken.
Ik ben het zo vreselijk tegengekomen met Dürckheim, die door vele mensen gezien werd als een god op aarde. Maar hij had godzijdank een heleboel vreemde afwijkingen.
Ik heb zelfs meegemaakt dat hij een leerling van mij, die daar samen met mij was, gewoon liet stikken omdat er een familielid van hem was die hij liet voorgaan. Ik sprak hem daarop aan en toen zei hij: ‘natuurlijk laat ik mijn familielid voorgaan.’
Dat was echt ontwapenend, dat hij gewoon van zichzelf zei: ‘ja natuurlijk, zo is dat.’ Maar ik weet wel, in zijn omgeving waren er vele mensen die van de ene schrik in de andere vielen, omdat ze dachten dat hij helemaal compleet volmaakt was. En dat was hij natuurlijk niet. Het was iemand met hele grote gaven, maar ook met grote fouten. En ik heb hem juist om die fouten zo lief gehad.

– B: Fouten die hij zelf ook inzag?

– Maarten: Soms wel, soms niet, soms moest hij er gewoon aan herinnerd worden. Zoals hij tegen mij zei: ‘natuurlijk laat ik mijn familielid voorgaan.’

– C: Autoriteit is toch ook iets moois, daar is toch niks slechts aan. Iemand kan een autoriteit zijn in die zin dat je gewoon merkt dat je geholpen wordt.

– Maarten: Als je altijd maar zegt: hij helpt me, prima, maar hij weet het misschien niet helemaal.


[1] “De ogen zijn met zoveel zenuw- en energiebanen verbonden dat we het beste van daaruit onze oefeningen kunnen doen. Iedere keer dat we opnieuw langs en door de ogen komen is de energie toegenomen én verrijkt. Bij de volgende rondgang komt dat de organen en centra ten goede.”
Maarten Houtman, Aanwijzingen bij de Tao-zen meditatie, april 2001, pag. 22.

naar boven

<< Terug | Einde