Liefhebben is het grootste risico dat er is

Inleiding 
[download]

Wat ik gisteren heb proberen te zeggen is dat wij eigenlijk de totaliteit zijn waaruit we ons in de loop van de evolutie hebben afgescheiden. En dat is geen bewuste daad, dat is wat gebeurd is. Ik heb vrij lang stilgestaan bij de gevolgen van die afscheiding, die gewoon gebeurd is.
En ik heb vrij lang stilgestaan bij het feit dat wij vandaag de dag zo heel duidelijk kunnen zien wat dat betekent, als uit een totaal een gedeelte zich afscheidt, wat de gevolgen daarvan zijn. Dat wij dus nu, ieder van ons, voor de uitdaging staan om ons weer in het geheel terecht te vinden. Ik heb dat nog onderscheiden, ik heb gezegd: het is het onbewuste, dat nog weer te verdelen is in het bovenste onbewuste, het onderbewuste en het bovenbewuste. Maar dat zijn woorden.

We zijn het totaal. Ik zou kunnen zeggen we zijn de schepping. En niet eens alleen de schepping, we zijn alles. Alleen we zijn ons maar bewust van dat gedeelte wat wij bewust hebben gemaakt door ons af te scheiden. Het wordt in de Bijbel al genoemd, Adam moet alles namen geven. ‘Naam geven’ betekent: het duidelijk als zelfstandigheid te midden van het totaal aanduiden. En dat betekent tevens er een voorstelling van hebben.
Wat wij dagelijks doen, zonder dat we ons daarvan bewust zijn, is die voorstellingen met elkaar in contact brengen. En dat betekent ook dat we onszelf als persoon – want dat is de afgescheidenheid –verhouden tot een ander persoon of een groep, of tot een land of een volk. Dat zijn relaties, relatienetwerken, die wij via die bewuste weg van de afscheiding hebben laten ontstaan, doordat we leven, doordat we met elkaar zijn, doordat we verschillende gevoelens hebben ten aanzien van elkaar. Maar het zijn dus altijd weer de relaties tussen ‘afgescheidenheden’. En we hebben gezien waar dat toe leidt.
Waar we nu voorstaan, is dat we ons bewust gaan worden van wat we gedaan hebben, wat er gebeurd is, wat we nog dagelijks doen in ons leven. En tevens dat we dat geheel zijn, dat geheel waar geen onderscheidingen zijn, waarin geen tijd is – want tijd en afgescheidenheid horen bij elkaar – dat altijd is, en dat die wereld die wij kennen, de zintuiglijke wereld en ook de paranormale wereld, omvat.
En ik heb er gisteren nog even aan herinnerd dat wij vanuit die totaliteit komen bij onze geboorte, ons na de geboorte dan terecht gaan vinden in de afgescheiden wereld en hoe wij bij het sterven daartoe terugkeren.
Dat is wat ik gisteren heb trachten duidelijk te maken.

En nou is de vraag dus voor ons vandaag: maar hoe voltrekt zich dat? Hoe kan die verbinding bewust weer tot stand komen?
Ik zeg met opzet niet ‘gemaakt worden’, want gemaakt worden veronderstelt dat wij vanuit onze afgescheidenheid die verbinding zouden kunnen maken. Dat gaat niet. Hoe zou die tot stand kunnen komen? Want het is een duidelijke zaak, zolang je niet voelt vanuit de totaliteit in de tijd…
Vanuit de totaliteit voel je in de vergankelijkheid, voel je je in deze tijd, voel je je in dat wat je nu bent, wat je geworden bent – maar vanuit die totaliteit, vanuit dat onmetelijke wat niet in de tijd ligt.

En dan kom je direct op een obstakel, dat ik in alle gesprekken tegenkom, zonder uitzondering. Dat is dat we ons steeds afvragen: hoe moet ik dat nou doen?
Dat is niet van vandaag, dat heeft men zich steeds afgevraagd. Als je je dat afvraagt, dan werk je met een voorstelling. En dan werk je dus nou net in dat gebied wat zich afgescheiden heeft. Dan werk je in het gebied van het zelfbeeld. Dan zeg je eigenlijk: ja, nu moet ik dat zelfbeeld laten oplossen in dat totaal. Maar degene die zich wil oplossen, heeft niet meer ter beschikking dan wat hij is: zijn denken-voelen, zijn voorstellingen, zijn verleden, alles wat hij zich herinneren kan.
En dat gaat dus niet. Dat is het eigenlijke dilemma.

Het begint ermee dat je dit heel helder ziet voor jezelf. dat je heel helder ziet dat je dit niet opzettelijk, doordat je het wilt, doordat je het wenst, tot stand kunt brengen. Dat moet je heel helder zien. Het gaat er dus om, om in een toestand te zijn waarin je niet meer iets wilt, waarin iets gebeurt wat jij niet kunt verwachten. En waarbij je dus – want dat hangt ermee samen – je bewust wordt dat je altijd werkt volgens een voorstelling, ook al is dat niet helder bewust. Maar je begeeft je altijd van hier naar daar – terwijl het ons totaal onmogelijk is om van hier naar het onbekende te komen. Maar zo werkt ons bewustzijn, dat moet je heel helder zien: het bewustzijn werkt zo, het bewustzijn werkt volgens voorstellingen.
Het is alleen op momenten van heel intens houden van dat het doorbroken wordt. Omdat je dan niet meer ergens op af stevent.
En is dat ‘houden van’ beperkt tot een mens? Ik denk dat dat niet zo is, maar het is wel zo dat via het houden van een mens, er iets gebeurt waardoor je attent wordt op al die situaties waarin hetzelfde eigenlijk aanwezig is, maar wat je tot nu toe niet opgemerkt hebt omdat je volgens een voorstelling te werk ging.

Zo kom je bij een heel merkwaardig iets – bij het begin van het gaan beseffen hoe het bewustzijn werkt. Zonder het te veroordelen, want dat is natuurlijk wat alle eeuwen heen heeft plaatsgehad, steeds als we het gingen beseffen hoe dat bewustzijn werkte, hebben we onmiddellijk wenselijkheden – en nou zeg ik het heel voorzichtig: ‘wenselijkheden’ – gesteld. En we zijn allemaal gevangen in de wenselijkheden, we zijn verloren, het is uit het zicht gegaan waar het eigenlijk om ging.
Want je kunt op een bepaald moment gaan opmerken hoe het bewustzijn werkt, zonder dat je daar boos om bent. Zonder dat je onmiddellijk die sprong maakt naar: dat moet anders werken. Want als je die sprong maakt, dan maak je het jezelf onmogelijk.

De vraag: hoe kun je wat ik hier heel summier heb aangegeven in je dagelijks leven ingang doen vinden, die zit niet in het jezelf iets voornemen – ik zal het natuurlijk blijven doen, hè, het lijkt net een grammofoonplaat, maar het jezelf voornemen is van de voorstellingen. En dat werkt niet. Het is waar Krishnamurti zijn hele leven in heeft doorgebracht, om dit duidelijk te maken.

Dus als je dat inziet, écht inziet, dan kun je voornemens loslaten. Maar dat vereist een ongelooflijke intensiteit van inzicht. En het vraagt ook heel veel liefde voor jezelf, want je zult x gevallen opmerken dat er toch een voorstelling insluipt …  toch sluipt er een voornemen in. En om dan niet in de valkuil te vallen van jezelf verwijten. Want ik ken bijna geen leerlingen die zichzelf niet verwijten. En dat is heel verdrietig, want als je jezelf verwijt, zit je weer in de voorstelling.
Ik blijf maar hier omheen draaien, maar dat je dat goed ziet, dat als je een goed mens wilt zijn, dan houd je jezelf tegen. Dan houd je het proces van dat opengaan, dat openbloeien, tegen.

Je kunt eigenlijk alleen maar steeds aandachtiger worden voor de wijze waarop je leeft. En als ik dat zeg, dan zit ik tegelijk in een mijnenveld. Want als ik zeg: ‘aandacht hebben voor zoals je leeft’, dan komen er onmiddellijk hele stortvloeden van wenselijkheden over je heen. En dat zijn voorstellingen.
Dus kun je jezelf ervaren als was je de moeder van een kind wat net geboren is, een kind wat nog geen voorstellingen direct heeft. En kun je dat kind – wat je zelf bent – begeleiden op zijn tocht door de verdeeldheid heen. Kun je zó van jezelf houden dat je jezelf de gelegenheid geeft om te vallen, om op te staan, om te huilen, om angstig te zijn, om hulp te vragen. Kun je dat allemaal van jezelf hebben. Of zeg je op een bepaald moment: nou, kijk, nu moet ik… En dan vul je wat in: ‘nu moet ik op mijn eigen benen staan.’
Wie ben jij dat je weet wanneer je op je eigen benen zult moeten kunnen staan? Het moment dat je dat zegt, bijt je een heel ragfijn proces af, een proces van insmelten.

Dat legt dus een ongelooflijke verantwoordelijkheid op ons. Niet in de zin van: nu moet de klus geklaard worden, maar meer het besef waar het om gaat. Dat je met het besef waar het om gaat in het leven staat. En door te leven, door dingen te doen, door dingen niet te doen, door te houden van, door niet te houden van, door af te wijzen, door te lijden, door gelukkig te zijn, geopenbaard worden aan jezelf.

Dat is een heel wonderlijk proces, dat je in dat gewone leven geopenbaard kunt worden aan jezelf. En daarin maak je dan ook eindelijk bewust wat al die tijd onbewust is geweest.
Dat is het wonder, en daarover hebben al die groten, van heel vroeger tot nu toe, het gehad, ieder op zijn wijze, ieder in zijn cultuur, ieder in zijn bewustzijnswerkelijkheid. En wij, dat gehoord hebbende, hebben eruit gepikt wat wij in onze voorstellingen konden onderbrengen. Daar heeft het gevecht in plaats, daarin bestrijden we elkaar en daarin kun je schijnbaar gelijk hebben of ongelijk. Maar dat is eigenlijk ongelooflijk onbelangrijk. Want dat zijn de voorstellingen, dat is niet datgene wat daar gezegd is.

Je kunt in je leven, als je gaat beseffen dat het gaat om die aandachtigheid die je niet verlaat, die doorgaat in je dromen, dat een beetje gaan beschermen. Waarbij je acht slaat op al die dingen die in jezelf plaatshebben en niet horen bij dat doelgerichte leven. Want in dat doelgerichte leven heeft datgene waar het eigenlijk om gaat, geen enkele plek.

Wij moeten dus nog leren – en nou gebruik ik toch een voorstelling – wij moeten nog leren nutteloos te zijn. Dat moeten we nog helemaal leren. We moeten nog leren kwetsbaar te zijn, gekwetst te kunnen worden, dus zonder pantser. Dat moeten we nog helemaal leren. Want als we niet kwetsbaar zijn, kunnen we nooit houden van, kunnen we nooit liefhebben. Liefhebben is het grootste risico dat er is. Daarin is geen zekerheid, ondanks alle teksten die erover gaan dat er wel zekerheid in is, maar er is geen zekerheid in. Zekerheid hoort niet tot het liefhebben.
En dat moeten we eigenlijk allemaal nog gaan ervaren. Als zodanig is wat ik zeg een sprookje. Het is weliswaar een mooi sprookje, maar het is een sprookje. Want zo is ons leven niet, dat weten we allemaal veel te goed. Ons leven gaat, als het volmaakt is, van zekerheid naar zekerheid. Dat is de zekerste manier om altijd in de verdeeldheid te blijven.

Dit is dus het thema en we zullen proberen in deze tijd die ons nog rest – het is nu behalve deze dag nog vier dagen – zullen we proberen daaraan toe te komen. En laten we geduldig zijn, mensen, laten we heel geduldig zijn, want dit is echt een ongelooflijke revolutie. Hoe vriendelijk ik er ook over praat, dit is de meest absolute revolutie die er is. Het is de totale mutatie van het bewustzijn. Het bewustzijn dat zichzelf ziet en daar oordeelloos mee leeft – oordeellos met zichzelf leven, dat is die mutatie.

En ik weet niet of er nu bij jullie al niet onmiddellijk de vraag naar boven komt: ja maar, zonder oordeel, hoe kan dat? Als je nu die vraag stelt, dan zit je alweer vast.
Goed, dat was het.


naar boven