In simpele handelingen jezelf terugvinden

Huissen april 1998 | Donderdag
Inleiding 
[download]

Ja mensen, gisteravond zijn we nogal stormachtig geëindigd bij het idee, dat ik met mijn toespraakje het soort doemscenario had opgeroepen waar zwartekousendominees hun gemeente gewoonlijk mee opzadelen. Dat was niet zo, dat kwam omdat ik een oerwoudbaviaan ben, die niet is opgevoed in wat hier zoal plaatsheeft.
Dat brengt je vanzelf tot die merkwaardige ontdekking dat je eigenlijk zelden dat wat zich voordoet, kunt ervaren zoals het is. Je voegt aan wat er gebeurt, aan wat je ervaart, een heleboel toe van wat je al weet, of denkt te weten, of al eens beleefd hebt van wat daarop lijkt. Wat je ervaart is voor jou de eigenlijke ervaring plus alles wat je er aan toevoegt. Dát je dat toevoegt, merk je niet. Voor jou is dat een geheel, de ervaring plus dat wat je toevoegt. En zo loopt dat door, hoe meer je weet, hoe meer je ervaren hebt, hoe groter dat reservoir wordt van het toegevoegde.
Kijk, de ervaring blijft eigenlijk constant zichzelf. Maar wat je toevoegt verandert voortdurend, doordat je steeds meer ervaart, steeds meer weet, er steeds meer over gedacht hebt en je voorgesteld hebt. De vraag is dus eigenlijk: kun je ervaren wat er is, los van wat je eraan toevoegt. Het is een mysterie, zou ik haast zeggen, hoe dat in elkaar zit, dat is heel, héél subtiel Je moet een hele stille geest hebben om dat te kunnen gaan onderscheiden.

Een ‘stille geest’, wat wil dat zeggen? Een stille geest wil zeggen: iets wat in staat is om van zichzelf uit [te ervaren], waarbij dat ‘uit zichzelf’ nog niets is – luister nu goed: dat wat je dan zelf bent is nog niets, dat heeft dus nog geen mening, heeft nog geen verwachting, heeft nog geen voorstelling. Alleen een stille geest kan ervaren wat er is.
Dat is niet onpersoonlijk, want zodra je ervaart wat er is, ga je merken dat de hele wereld levend is. Dat is de wereld buiten jouw voorstellingen, buiten jouw verwachtingen, buiten jouw gedachten. Ieder ding, of het nou een stoel is, of een boom, of een kamer, of een bed, is iets. Het is niet alleen de functie die het heeft voor ons, het is iets op zichzelf, iets wat helemaal niets toevoegt aan jou, helemaal niets. Het is er omdat het leeft. En jij bent ook iets op zichzelf, dat leeft. Alleen een mens is heel ingewikkeld, heeft een bewustzijn wat zich bewust kan zijn van zichzelf, in meerdere of mindere mate, heeft een denkbeeld over wat ie is, een denkbeeld. Hij heeft ook een denkbeeld over wat zijn lichaam is. En wat ie zelf is, en wat zijn lichaam is, zijn gescheiden. Dat hebben we niet in de gaten.
Dus de moeilijkheid is om echt te ervaren, om alleen te ervaren wat er is. En wat er is kan nooit hetzelfde zijn als wat er een seconde daarvóór is, en wat er een seconde daarna is. Maar wij, levende in onze voorstelling, in onze gedachte, schakelen dat gelijk, we zeggen dat is die en die ervaring: dat is verdriet, dat plezier, dat is geluk, dat is wanhoop. Dat ligt dus allemaal  vast. En nou weet ik best dat de wanhoop voor Piet anders is dan de wanhoop voor Jan, maar beide zijn vastgestelde waarden.

Het is dus een wereld die onophoudelijk verandert – en dat ie verandert meten we eigenlijk alleen af aan het feit dat je geboren wordt en dat je sterft, dat is onomstotelijk: je was er niet, je bent er wel, je bent er een poos en dan hou je op er te zijn. Daar kunnen we niet omheen. Daar is het heel duidelijk dat er aldoor iets verandert. Maar zo ervaren we het leven niet. De dood dat is nog een eind weg, ja als je misschien honderd bent dan krijg je het gevoel nou komt het dichterbij, maar oké. Maar het is voor ons echt ver weg – nou ja, je kunt een ongeluk krijgen, maar dat is ook zo iets geks, het is ver weg. En geboren worden, ja, wat weet je daar nou van. Je weet eigenlijk alleen dat je een tijd lang beschouwd bent als een kind – beschouwt bent door volwassenen, beschouwd bent als een kind – en dat je langzamerhand ouder wordt en tot de volwassenen gaat behoren, dat is al een grote vooruitgang. En dan, als je dan een keer volwassen wordt, kun je nog iets worden in de maatschappij. Of je kunt mislukken. Maar dat is dus in de maatschappij, dat, heeft eigenlijk al niks meer met jóu te maken, dat is al in die merkwaardige wereld van de voorstellingen.
En dan word je iets, je groeit en je wordt ouder en je wordt ‘wijzer’. En dan, ja, dan ga je op een bepaald moment dood… Al die tijd ben je je niet bewust dat het eigenlijke, wat daaronder ligt, wat daar altijd doorheen speelt, dat altijd veranderlijke, dat nooit gelijk is, dat nooit gevat kan worden, wat nooit door een instrument geverifieerd, gedefinieerd, kan worden, noch door je denken, noch door je voelen, er ook aldoor is. Maar je bent zo gewend om alles aan een beleving eens – de eerste keer – vast te knopen, dat het je ontgaat dat het steeds anders is.

Vandaar dat geleidelijk aan, zo in de loop van eeuwen, bij sommige mensen de gedachte is bovengekomen, dat je, terwijl je met open ogen in de wereld bent, eigenlijk slaapt. Dat je slaapt in de voorstellingswereld, in de gedachtenwereld of gevoelswereld  die zijn onscheidbaar  van jezelf. Dat je dus altijd alleen maar in je eigen wereld leeft, een wereld die zich in jou opgebouwd heeft doordat je leeft, doordat je geboren bent, dat je ouders je opgevoed hebben, dat je veel informatie gekregen hebt. Maar dat de eigelijke wereld, die voortgaat te ontstaan en te vergaan, geboren te worden en te sterven, je ontgaat. Wie van ons beseft dat elke ochtend anders is dan de andere ochtenden, dat voortdurend in je lichaam cellen zich vernieuwen, dat er voortdurend verschuivingen zijn in je lichaam, dat je lichaam eigenlijk onbekend is. Wat jij ervan opgemerkt hebt, zijn een aantal gewoontes. Eén keer heb je een kopje koffie lekker gevonden, of een sigaret, daarna blijft die sigaret of dat kopje koffie lekker, om te herhalen. Maar als je in staat zou zijn om wezenlijk op te merken wat er gebeurt,  zou dat kopje koffie of die sigaret niet altijd lekker zijn.

Da’s heel gek … de problemen waar we mee bezig zijn in de wereld, zijn de problemen van de tweede generatie, zou ik haast zeggen, dat is als het al gebeurd is, als je het al vastgesteld hebt, als je al vastgesteld hebt dat een kopje koffie lekker is. Of je kunt ook zeggen: dat een kopje kruidenthee lekker is.
Maar het gekke zit erin dat dat je niet merkt dat je vaststelt. En dat je daardoor eigenlijk buiten het echte leven staat. Het leven wat nooit eender is, het leven wat nog voortdurend voortgaat zich te ontwikkelen, buiten ons om, zou ik haast zeggen.

Ik herinner me  ik zal ongeveer een jaar of twintig geweest zijn, ik was in dienst van de elektriciteitsmaatschappij in Indonesië en ik was een kettingroker. En ik kreeg zwartwaterkoorts, dat is een hele erge vorm van malaria tropica, en ik had aldoor maar hoge koorts. En ondanks de kininekuur, ben ik zowat drie weken zo telkens buiten bewustzijn geweest vanwege de koorts. Ik kon niet eten, alleen een beetje drinken, dus ik was heel mager en heel zwak. Ik was zo zwak, dat ik dat kleine, lichte flanellen dekentje waar ik dan onder lag voor de nacht, niet eens kon optillen, zo zwak was ik.
Nog twee weken later mocht ik opstaan en langzamerhand ging ik weer aan de gang en ging ik roken  ik had natuurlijk in die tijd niet gerookt, dat was gewoon weg. Toen deed zich op mijn werk een moeilijkheid voor, gewoon een technische moeilijkheid op elektriciteitsgebied, waar ik heel erg mee bezig was. Ik wist: dat moest opgelost worden, want een hele streek kreeg onvoldoende elektriciteit, met aldoor wisselende spanningen, en we kwamen er niet achter wat het was. Ik was daarmee bezig, en op een bepaald moment was er dat gevoel: ik kan het niet, ik kan het niet oplossen. En toen dacht ik opeens: ik wil een sigaret… Ik stak een sigaret op … en het was vreselijk. Dus ik heb daarna niet meer gerookt.
Maar waar het om gaat is dat ik mijn toevlucht tot die sigaret nam, op een moment dat ik eigenlijk niet meer … niet meer wou leven, ik wou gewoon even niks. En ik herinner me  dat was daarvoor ook  dat daar een sigaret wel voor hielp, en had niet gemerkt dat ik intussen aldoor maar rookte.
Dus … het zit eigenlijk in het feit dat je probeert om niet te leven, dat je probeert niks te zijn. En dan val je terug op datgene wat je je herinnert, wat je vroeger wel eens geholpen heeft op het moment dat je gedachteloos was, dat er niks was wat je doen moest. Want ik was toen op dat punt gekomen, ik zag het niet meer … toen dacht ik: een sigaret. En ik had dus het geluk dat ie niet smaakte, zodat dus het idee  mind you, het idee – dat het helpen zou, niet opging. Daardoor werd ik er opmerkzaam op dat ik gedachteloos was, dat ik de oplossing van buiten, namelijk via de sigaret, verwachtte, dat ik buiten mezelf was.
En dat is net het hele leven. Je kunt nooit meer ontdekken, als je ergens op af gaat, zoals ik toen deed, met een bepaalde voorstelling, namelijk dat ik door het roken van die sigaret waarschijnlijk wel weer zou kunnen ontdekken wat nou dat probleem was, die afwijking.
Dit is een heel eenvoudig iets uit het leven, wat ik jullie vertel. Maar het heeft een verregaande betekenis, het betekent eigenlijk dat je je hele leven moet herzien. Je bent opgevoed door je ouders, die hebben erg hun best gedaan  of ze hebben niet hun best gedaan – maar dat is gebeurd.  En je hebt een heleboel geleerd, je hebt een heleboel informatie tot je genomen en je kunt ook een heleboel. Nu ontdek je plotseling dat dat allemaal buitenom is, dat het dus nog niet te maken heeft met het in het leven zijn. Dat je voortdurend, door alles wat er gebeurt, versterkt wordt in de idee, dat als je nou maar een héél heldere voorstelling hebt, en voldoende power om die voorstelling door te zetten, je er dan komt.
Dat wordt je door de maatschappij ook allemaal voorgehouden, vandaar de geweldige competitie. En dat is niet van vandaag, dat is al heel oud … dat is in de sport, dat is overal… En doordat je eigenlijk aldoor in die competitie bent zonder dat je het merkt, ontgaan je de subtiele, kleine, uiterst breekbare werkelijkheden die je omringen, ook in jezelf en met name in je lichaam. Je hebt er geen weet van wat dat lichaam eigenlijk wil, wat het lichaam met je doet, hoe het je stemmingen beïnvloedt, hoe het je helderheid beïnvloedt, hoe het je … gevoel van er te mogen zijn beïnvloedt.

Je lichaam is waarschijnlijk het meest nabije in verband met dat grote mysterie van het leven. Het mysterie van het geboren worden, van het ontstaan, wat we nog altijd niet weten. En van het sterven, van het ophouden van leven in de vorm zoals wij hem kennen. Een dood mens, zijn lijk, is voor ons dood. En de betrekkingen tot dat lijk, als we de mens die daarin gewoond heeft gekend hebben, zijn onze herinneringen en onze voorstellingen omtrent die mens. Maar dat heeft dus nog steeds niet te maken met wat die mens was en is, wat die mens was en is geweest toen dat lichaam nog bewoond was. Want wij kennen onszelf alleen maar aan wat we in de wereld zijn, en wat we over de wereld denken, en wat we over de wereld voelen. Maar een ander gedeelte in onszelf  dat is het aller-allergrootste gedeelte, wat we soms ‘het onbewuste’ noemen, soms ‘god’  kennen we niet. En omdat we het niet kennen, kunnen we er ook niet bij stilstaan. Er moet altijd iets gebeuren in je leven, iets heel onverwachts, waardoor je plotseling beseft: o … er is dus iets anders nog dan alles wat ik ken en alles wat ik voel. Soms is dat iets dat ons helemaal vervullen kan, en soms is het iets wat ons laat schrikken. Maar omdat we gewoon zijn in onze voorstellingswereld en in onze gevoelswereld  in onze gevoelswereld – te leven, zijn we het ook weer zo kwijt. Al die verslagen die we hebben van mensen uit de oorlog, die  vlak voor de dood gestaan hebben, maar die niet dood gegaan zijn, zijn haast allemaal eender: dat de mensen plotseling beseften dat alles volslagen anders was. Maar dat blijft dan drie, vier dagen, soms een week, soms een maand, maar dat is al het uiterste, en daarna vallen ze terug in hun eigen wereld, de wereld van de voorstellingen. Er zijn ontroerende verslagen over, maar… Je leest dat en je vergeet het weer. En je blijft dus bij je eigen problemen, bij alles wat er nog gebeuren moet, bij jouw poging om dat merkwaardige fenomeen van het leven te begrijpen, terwijl je daarbuiten staat.
Je kunt er ook niet in het leven willen staan, het moet zich aan je voltrekken. De enige vraag is: kun je iets doen om dat tot leven te komen een beetje makkelijker te maken. Dat betekent dat je, als je nou helemaal ingezien hebt hoe dat in het leven is  niet omdat ik het zeg, wat ik zeg is niet zo belangrijk, maar omdat je het zelf ontdekt hebt hoe dat leven gaat  om dan op te merken dat je eigelijk het meest volledig leeft in hele simpele situaties, waar het er  voor jouw gevoel eigenlijk helemaal niet van afhangt hoe je bent. Ik bedoel, als je je bed opmaakt hoef je niet vreselijk goed te zijn. Alleen, ja, misschien dat er huisvrouwen zijn die er een eer in stellen om in twee minuten een bed op te maken, dat weet ik niet. Maar normaal, zoiets simpels. Bij eten koken wordt het alweer moeilijker, want dan moet je iets lekkers maken, hè. Dan wordt het alweer een beetje moeilijker. Maar vooral al die dingen die eigenlijk niks om het lijf hebben, voor ons gevoel. Dat je daar eens probeert aandachtig in te zijn, probeert te voelen wat er gebeurt.
Dan zul je gaan opmerken, denk ik, dat zoiets heel simpels: bed opmaken, kamer ordenen, vloer vegen, een hele diepe betekenis heeft. Dat er allerlei in gebeurt wat naar jouw gevoel helemaal niets te maken heeft met waar je mee bezig bent, dat er allerlei dingen binnenkomen. Dat kan ook op je bankje gebeuren, maar op je bankje mag je weer niet bewegen.
Aan zoiets simpels, wat niks om het lijf heeft, kun je ontzettend veel in ontdekken. Je kunt erin ontdekken hoe je je lichaam beweegt, hoe heel vaak de manier waarop je het doet schematisch is, geen contact heeft met wat er gebeuren moet. En omdat het zo vreselijk onbetekenend is, zo onbelangrijk, ben je even buiten alles wat je denkt dat je moet zijn. Want het is voor ons allemaal zo dat we denken iets te moeten zijn. Als moeder, als vader, als geliefde, als partner, als manager, als … nou, noem het maar op. Dus dat je in je leven de momenten opzoekt dat je niets hoeft te zijn. Da’s heel belangrijk. Want zelfs op dat bankje, mmm … daar begint het al. Je hebt gehoord van die, die voelde dat zo en dat lijkt je heel mooi, hè, die was buiten gedachten. Nou als iemand dat zegt, dan weet ie niet wat ie zegt. Maar dat je niets hoeft te zijn. En dat er alleen iets moet gebeuren omdat het gewoon gebeuren moet: iedere dag moet je eten, iedere dag drinken, je moet iedere dag slapen. Maar wij komen eigenlijk nooit tot eten, drinken, slapen, rusten, werken, écht. Ja we komen ertoe binnen onze voorstellingswereld.

Maar nou hebben jullie dit van mij gehoord, misschien heb ik het al eens ooit eerder gezegd, dus ik heb jullie al voorzien van een voorstelling… Dat zeg ik er maar bij.
Dus … wat ik ook doe, ik kan jullie eigenlijk alleen laten ruiken aan wat het misschien voor je zou kunnen zijn. Maar méér kan ik niet, je zult het zelf moeten ontdekken. En dat betekent dat je het doen moet. Zodat je los komt van alle meningen, in het bijzonder van die van mij. En dat je zelf ontdekt wat het is om te leven.

En dat de poging die álle eeuwen door gedaan is, om door een bepaalde methode  zen is net zo goed, dat hoort er net zo goed bij  tot leven te komen, is gedoemd te mislukken. Want het verbreekt het contact met wat er onophoudelijk gebeurt. Het stelt een idee in de plaats van een beleving. Het stelt een voorstelling in plaats van een ervaring. En ik ben begonnen met te proberen duidelijk te maken wat voor ons een ervaring is. Dat is dus weer binnen een voorstelling.
Ik hoop dat jullie snappen hoe ingewikkeld het is…

En je kunt alleen maar doen, aldoor doen, zonder te weten waar je uit komt. Voor sommigen zal het er zo uit zien als ze niet meer binnen hun voorstellingswereld leven, en voor de ander zal het zo zijn, zal het zo voelen, zal het zo’n werkelijkheid zijn.
Als we nou maar zo verstandig zijn om, als iemand die we erg goed vertrouwen ons zegt: nou het ziet er zus en zo uit, die mens niet te geloven. Als we weigeren om dat te doen, als we zelf ontdekken.
Ik denk dat we daartoe pas komen  daar heb ik het eigenlijk gisteravond over gehad  als we bereid zijn om het verband te zien tussen míjn manier van leven, en wat er in de wereld gebeurt. En niet te zeggen: ja, ik leef hier, ik ben zo, en de wereld … of het nou Ruanda is of Bosnië, jullie weten het wel … dat is dáár.
Begin van alles is dat je ziet dat jij er mee te maken hebt. En dat jouw leven er mee te maken heeft, dat de manier waarop jij leeft er direct mee te maken heeft, héél direct. En dat wij allemaal, zoals we zijn, vreselijk graag in een wereld zouden leven waar we van elkaar hielden gewoon, heel eenvoudig. Waar we elkaar zouden opmerken, waar we het verdriet van de ander echt zouden ervaren  niet om het op te lossen, maar om het alleen maar te ervaren. Want we begrijpen allemaal, als dat zo zou zijn, zouden we geen akelige dingen meer doen. Het is een heel gewone menselijke behoefte om het leed te verzachten, zo mogelijk.
Dat is toch zo, hè, ik zeg toch geen onzin nu. Alleen we weten nog niet hoe we het doen moeten. Daarvoor is het nodig dat we eerst ontdekken dat we in een voorstellingswereld leven en dat we daarin erg ons best doen, daar ben ik diep van overtuigd. Maar dat per definitie, als je in een voorstellingswereld leeft, je iets probeert te bestendigen van die voorstellingswereld. En dat ieder van ons zijn voorstellingswereld heeft, die hij probeert te bestendigen. En daarmee óngewild elkaars vijand zijn, ongewild. We willen het goede, we willen een wereld waarin we met zijn allen kunnen leven. En dat… dat wordt steeds urgenter, want de wereldbevolking neemt steeds en steeds en steeds toe, dus we komen steeds dichter op elkaar  niet eens lijfelijk, maar wat onze belangen betreft. We komen stééds dichter op elkaar, dat is een feit.
Dus het wordt steeds belangrijker om de ander, de anderen, de wereld op te merken, op te merken wat er gebeurt en wat mijn mijn positie, mijn aandeel, daarin is. En je niet te verkleinen tot jouw voorstellingswereld. Dus dat proberen om in simpele handelingen het eigenlijke in jezelf terug te vinden  wat ook is in die handeling, in waarmee je bezig bent  is een fundamenteel iets. Dat is niet iets van jou, dat is iets wat de wereld aangaat: hoe jij bent, of jij je écht deel voelt van de wereld  daarmee bedoel ik helemaal niet de beschreven wereld die we kennen, die is al enorm groot, maar daarmee bedoel ik alles, de hele schepping. En hoe dat mysterie van het onophoudelijke ontstaan en vergaan je eigenlijk nooit verlaat…
Dat betekent niet dat je altijd ernstig zult zijn, je kunt geweldig plezier hebben, doet er niet toe. Maar dat je dat nooit vergeet. Dat je dat ook niet vergeet als je boos bent, of als je heel erg blij bent, dat je voortdurend dat besef hebt dat je in het mysterie leeft, echt in het mysterie leeft  geen geheim, een geheim is beperkt, een mysterie is veel groter, onbekend. En toch ben jij daar van. Je bent er van, je bent én dat kind wat nog helemaal opgenomen was in de totaliteit die je geen naam kunt geven, zo groot is die, én je bent die mens die strakjes afscheid neemt van het bekende en terugkeert tot de oorsprong. Dat je dat ook nu bent.
Het is eigenlijk fantastisch dat dat zo is, dat je, ondanks alle calamiteiten die er zijn en die ongetwijfeld nog zullen komen, elk moment kunt ervaren dat je van dat onvernietigbare bent. Want alles wat in de tijd is is vernietigbaar. Maar dat je van dat onzienlijke bent, dat alles doortrekt, waardoor alles er is, van de kleinste, minuscule microbe tot de mens toe, en de bergen en de oceanen en de sterren en al die andere hemellichamen, melkwegstelsels, dat dat allemaal op dit moment beseft kan worden.
Ieder beleeft het op zijn manier. En natuurlijk geef je daar uiting aan, je zegt daar iets over aan een ander. Dat is omdat je er blij mee bent en omdat je graag zou willen dat die ander iets dergelijks  let op: iets dergelijks  zou kunnen ervaren. Maar dat moet je wel altijd tegen jezelf zeggen: iets dergelijks, niet wat ik beleef. Zodat je het openlaat, een ander niet opzadelt met jouw ervaring, jouw beleving van dat onuitsprekelijke. Want daarmee ontneem je hem een kans om het zélf te ontdekken.

En toch zullen we via dat denken en voelen, wat dus tot die beperkte wereld hoort van je voorstellingen, moeten werken. We zullen de grenzen ervan moeten ontdekken, waar het ophoudt. En dat is mogelijk, je kunt de grenzen van je denken ontdekken, de grenzen van je voelen. En dat bevrijdt je.
Het is dus een hele weg. Die voorstelling dat je in je voorstelling leeft, en dan: plop! ben je opeens in het niets … flauwe kul, hoor. Er is werk voor nodig. En dan merk je tevens dat dat werk alleen maar gezegend is als je je nergens op voor laat staan, als je heel diep beseft dat jóuw gelegenheid jóuw gelegenheid is, niet die van een ander. En dat je een ander niet op moet zadelen met zoals het voor jou gegaan is. Je kunt eigenlijk alleen maar doorgeven hoe afhankelijk je bent van factoren die je ontgaan, altijd weer. Het feit dat ik nu nog leef, dat jullie leven, is niet zo gewoon. Dat wij hierover praten kunnen met elkaar, dat is dus via de taal  en de taal is in de tijd, en tijd is van het voorlopige  is ook een geheimzinnig iets eigenlijk. Je wordt je steeds meer bewust hoe wonderbaarlijk het eigenlijk is dat dit allemaal kan. Daarbij vergeleken zijn, wat wij vaak ‘onze problemen’ noemen, eigenlijk futiel. En dat gevoel, hoe futiel het is wat ik van mijn leven gemaakt heb  niet wat er geworden is, maar wat ik gemaakt heb  maakt vanzelf dat je datgene wat je gemaakt hebt nietig vindt, voelt, ervaart.
Tegelijkertijd besef je dat het iets heel bijzonders is dat je leeft, dat je er bent, dat je deel hebt aan. En dat je voortgaat deel te hebben aan, ook als je straks ooit deze staat van je in het leven voelen verlaat, en, zoals de mensen dan zeggen, sterft. Dat het eigenlijk doorgaat, al weet je niet hoe – we hebben ons daar ook allerlei voorstellingen over gemaakt, maar daar ga ik aan voorbij, dat is onbelangrijk. Maar dat je steeds dieper bij dat onuitsprekelijke komt, door een heel eenvoudig leven, zo eenvoudig als het mogelijk is. Dat is in deze tijd al heel moeilijk, om eenvoudig te leven.
Ja, meer kan ik er niet van zeggen.


naar boven