Zwijgen en luisteren

Huissen april 1993 (2 van 7)
Inleiding zaterdagmorgen
[download]

Er is over zwijgen in de zentraditie heel veel uitgesproken. Over luisteren minder. En toch hangen die twee heel nauw samen. En ik ben geneigd te zeggen dat alleen uit luisteren het levende zwijgen voortkomt.
Een heleboel mensen denken dat je zwijgen kunt ‘doen’. Dat is een illusie, je kunt zwijgen niet doen, zwijgen ontstaat uit vernemen. En vernemen is alleen mogelijk als je luistert. En luisteren is alleen mogelijk als het innerlijk gerucht niet meer gehoord wordt – het innerlijk gerucht, wat ons zo dwarszit, komt voort uit onaandachtigheid.

Gisteravond kwam dat al een klein beetje naar buiten: als je passief bent is er innerlijk gerucht. En dat kan heftig zijn en het kan eigenlijk heel traag gaan, maar je laat je dan maar drijven op wat zich voordoet. En je bewustzijn – dat weten we allemaal – is altijd bezig, dus er is altijd wel iets. En dan is er ook toevalligheid, want dan wordt dat bepaald door wat er op dat moment toevallig aanwezig is, in jezelf, buiten jezelf. En zo kabbelt dat voort.
Soms zijn er in die kabbelende stroom van dat innerlijk gerucht kleine fragmenten die even je aandacht vragen. Maar omdat je passief bent, gaan ze ook weer voorbij.

Dat luisteren is dus een complexe zaak. En dus ook het zwijgen. Daarom is het zo jammer dat wij zulke bepaalde denkbeelden hebben, afgesloten denkbeelden, over zwijgen, over luisteren, over concentratie – want ook concentratie kun je niet ‘doen’. Concentratie bereikt je op het moment dat je innerlijke attentie is gewekt. En ook die innerlijke attentie is nodig om te kunnen luisteren.
Je kunt dus niet vernemen zolang je op zoek bent, want zolang je zoekt is er iets bepaalds wat je mist. Dat is dus iets wat er al geweest is en wat je wilt terugvinden. En dat betekent dat je iets zoekt wat er niet meer zijn kan, het is al geweest.
Ik ga misschien een beetje hard, maar ik praat daarom langzaam. Het is heel belangrijk om dat hele mechanisme van het luisteren – wat ook het kijken is, het zien is – te begrijpen. Dan richt je je aandacht en energie niet op plekken waar het niet is.

Ik hoor mensen heel dikwijls zeggen: er is zo vreselijk veel gepraat en er wordt zo weinig gezegd. Je zou eigenlijk moeten zeggen: er is zoveel gepraat in mij en daarom kan ik dat, wat gezegd wordt, niet verstaan.
Het gaat dus altijd om het leren kennen van je eigen innerlijke activiteiten, waarbij je die activiteiten niet moet gaan scheiden in ‘goed’ en ‘niet goed’. Want op het moment dat je dat doet is het geheel, is de boodschap die erin verborgen is, uiteengerukt. En dan kun je het niet meer horen of zien wat er bedoeld is. Voordat het je bereikt, heb je het al uit elkaar gehaald in ’goed’ of ‘niet goed’. Dat is dus gescheiden. En welke kant je ook neemt, ze zijn beide niet waar, ze zijn beide zonder de ander.

Zo zijn er ook heel veel gesprekken tussen mensen. Daarom is een gesprek een heel kostbaar iets. Het is niet alleen dat je praat, maar het is dat er iets heen en weer gaat. En bij elk heen-en-weer verandert het van kleur, van diepte – als het echt een heen-en-weer is. Dat betekent dus dat het uitgaat, opgenomen wordt, weer uitgaat, opgenomen wordt, enzovoorts. Dat vraagt een ongelóóflijke intensiteit, die niet anders tevoorschijn geroepen kan worden dan door jouw eigen belangstelling.

En dat betekent dus niet – zo zijn onze meeste gesprekken – dat er iets tot je komt en dat je het herkent, en dat je op die herkenning verder gaat.
Die herkenning is hetgeen wat er al niet meer is. Dat beseffen we eigenlijk nooit: de herkenning is datgene wat er niet meer is. En zo zijn onze meeste gesprekken herhalingen van hetzelfde. En dat is waarschijnlijk de reden dat het leven soms ontzettend aan ons moet schudden om ons dat te doen beseffen.

De vraag die overblijft is dus: hoe ontstaat luisteren. We hebben al gezegd dat als je een probleem hebt, je dan niet kunt luisteren; als je iets zoekt kun je het niet vinden; als je ergens op uit bent zal het niet tot je komen. En toch is het nodig dat je ontvankelijk, receptief bent, dat het naar binnen kan, dat je het kunt ontvangen. Alleen, dát wat je ontvangt blijft onbekend. Je kunt het dus niet herhalen.

Ik hoop dat wat ik zeg jullie meeneemt in jezelf, zodat je in de beweging meegaat. Want wat luisteren eigenlijk is, waaruit zwijgen voortkomt, kun je nooit vertellen. Het kan alleen maar op het moment zelf ontstaan. Je kunt je daar dus niet op voorbereiden – we zijn natuurlijk meestal bezig met ons voor te bereiden. En in dat voorbereiden gaat het net voorbij.

Wat belangrijk is, is dus te weten wat het allemaal niet is. Dat is een soort van voorbereiding. En bij dat wat het niet is stil te staan en op je in te laten werken. En er niet boos over te zijn of ongeduldig. Want dan zul je de gelegenheid hebben om op te merken hoe je ‘normaal’ op alles ingaan, in jezelf en buiten jezelf.
Dat besef wat het niet is. Dat werkt. Dat is het enige wat ik erover zeggen kan: het besef wat het niet is, dat werkt.

Dan voel je plotseling dat je hart klopt, dat je adem gaat, dat hele minuscule, kleine veranderingen tot je doordringen, dat er niets belangrijks meer is of verhevens, maar dat alles bij elkaar hoort. Ook je eigen leven: hoe je geworden bent, hoe je nu bent, wat je je voorstelt. En dan merk je ook dat alles wat bij elkaar hoort iets heel anders is dan de onderdelen die bij elkaar horen. Dat het totaal, wat helemaal op eigen gezag daar is, op geen enkele manier vergeleken kan worden met alle zaken die aanleiding zijn tot dat totaal. Het is iets heel anders. Op het moment dat je je afvraagt: hoe is die verhouding, is het totaal verdwenen. Het laat zich op geen enkele wijze vertalen in de tweeheid, in het gescheidene.
De tweeheid is het gescheidene, is het niet verbondene. In de tweeheid kunnen we heel helder onderscheiden. Maar het merkwaardige is dat dat helder onderscheiden alleen maar aanleiding is tot een verdergaande verdeling. Je moet dus eigenlijk ook letten op de aard van je aandacht. Hoe is die, is die uit op onderscheiden? Of is die uit op het ontdekken van datgene wat, onder alle onderscheidingen doorheen, verbindt? En luister je naar een ander om die verbinding te horen die in die ander is, behalve in jou. Of luister je om beter te onderscheiden wat daar plaats heeft?
Let er maar eens op hoe je luistert. Of je wilt herkennen, of je wilt onderscheiden, of je iets wilt verkrijgen, of iets wilt geven – geven is zo mooi, nietwaar. Of dat je luistert naar datgene wat verbindt.
Dat is heel belangrijk, dat is misschien het enige wat deze wereld kan redden: te luisteren naar dat wat verbindt. Wat niet beschadigd is door alles wat we er al van gevonden hebben en wat we er nog van zullen vinden. Dat is waar het om gaat. Datgene wat in de tijd en in de evolutie uiteengelegd is, dat dat weer thuiskomt; dat dat weer zichzelf vindt in het geheel – niet alleen zichzelf vindt, maar zichzelf vindt in het geheel.

Dat is een soort van activiteit. Maar het is geen activiteit die opgeroepen kan worden, je kunt het niet doen, het ontstaat in je – als je je wezenlijk bezighoudt met wat mogelijk is tussen mensen. En dan merk je ook aan jezelf dat je meestal – dat is nog onbewust – heel planmatig te werk gaat in het met elkaar zijn. En je doet eigenlijk steeds hetzelfde, en de ene keer gaat het goed, en dan ben je gelukkig, en de andere keer gaat het niet goed en dan ben je ongelukkig – en meestal verwijt je de ander dan dat hij het niet goed gedaan heeft. Jij had het toch zo goed bedoeld…

Dit wat ik nu, nog maar heel schetsmatig, heb proberen te begrijpen is wat plaatsheeft de hele dag door dat mensen met elkaar zijn. En niet alleen met elkaar zijn, maar ook met alles om hen heen zijn, met de dingen, de situaties. Het vraagt dus eigenlijk een steeds veranderend erbij kunnen zijn. Dus het erbij zijn – ik heb dat al vaak gezegd, en ik hoor het tegenwoordig ook zo vaak – is niet een gefixeerd iets. Erbij zijn is een beweging. Het is een steeds wisselend iets. Onvoorspelbaar. Ondanks al je goede bedoelingen kan het je iets brengen wat totaal anders is.

En de vraag is dus, ben je zo flexibel dat het je bereiken kan. Dat het niet in één van de sluisjes van het verleden blijft steken. Want als het ergens blijft steken, is het altijd een sluisje van het verleden, dat wat je al kent, waarvan wij dan zeggen: het is zo vertrouwd, het is zo prettig…
Kun je het gevoel hebben dat je nergens thuishoort. Dat je onderweg bent. Dat je telkens anderen ontmoet – samengaat, uiteengaat, samengaat, uiteengaat – maar dat jij onderweg blijft. En dat alle pogingen om dat te kanaliseren, gedoemd zijn te mislukken. We zien het dagelijks om ons heen, de hele wereld is er vol van. Maar kun je die interactie, die er voortdurend is, blijven volgen. En kun je jezelf daarin ook opmerken, dat je in die interactie bent. Dat is dus een heel veelzijdig erbij zijn, dat zich niet tevreden stelt met één aspect daarvan, omdat het luistert naar de verbinding. En ook niet verdrietig is over het feit dat een aantal aspecten er niet zijn. Dat is dan zo, dat is op dat moment blijkbaar niet anders mogelijk. Maar dat blijft luisteren, dat blijft vertrouwen in het bijeenhoren.

Dit alles naar aanleiding van ‘zwijgen en luisteren’.


naar boven

< terug naar Vijfdaagse april 1993