Je overgeven aan je lichaam

Inleiding zondagmorgen
[download]

Van oudsher zijn er twee stromingen geweest in de religieuze wereld, en met name in dat deel van de religieuze wereld waar men zich probeert in te stellen op, of klaar te maken voor, een leven in voeling met het totaal. Want dat is toch eigenlijk de kwintessens van ons bezig zijn zoals we het hier proberen te doen: het voeling krijgen met het totaal, waardoor je leven niet alleen maar een uitdrukking is van wat je er deze keer van hebt opgepikt, maar een voortzetting wordt – en dat is eigenlijk een vergeten hoofdstuk in onze geestelijke geschiedenis – van vorige keren dat je al op weg bent gegaan om die voeling constant te kunnen hebben.
Die twee stromingen zijn, enerzijds, het gaan beseffen van de werking van het bewustzijn. Daar zijn hele ingewikkelde stelsels in ontstaan, waarvan onder andere de Jñāna- en de Raya-yoga heel duidelijke vertegenwoordigers zijn.
En de andere kant zijn er Bhakti-, Karma- en Hatha-yoga, en ook de zentraditie, die teruggaan op het volledig in vertrouwen jezelf overgeven aan de werkelijkheid van je lichaam zoals het er is. En de meester vertegenwoordigt eigenlijk het aspect van het vertrouwen – dat vertrouwen geef je hem eerst en daardoor wordt het makkelijker voor je om je in vertrouwen te geven aan dat lichaam.

En hoe staat het vandaag voor ons die hiermee bezig zijn? Ik denk dat wij in de maatschappij waarin wij leven, en dan denk ik in het bijzonder aan de vrouwen die én huismoeder zijn én daarnaast nog een baan hebben – vele vrouwen voelen dat zelfs als een verplichting, dat je én het één én het ander moet zijn wil je niet in één van de twee versloffen. Dus voor die categorie in het bijzonder geldt dat je wel eerst bewust moet zijn hoe je functioneert – afgezien of dat functioneren perfect is of dat het heel gebrekkig is. De tragiek is alleen dat als het perfect gaat, dat dan meestal niet zo lang duurt, een jaar of tien, dan denk je dat dat ongelimiteerd door kan gaan. En als het niet perfect gaat, als er pijn ontstaat – wij noemen dat ‘het lijden’ – dan ga je er wel over nadenken. Maar er over nadenken is niet bewustworden, dat is proberen vanuit het denken-voelen een oplossing te vinden.

Maar ik denk dat wij, zoals we ons heden ten dage bevinden in een maatschappij met ongelooflijk veel mogelijkheden aan de ene kant, maar heel veel verplichtingen aan de andere kant. En die verplichtingen komen in eerste instantie van buiten. Maar omdat je je niet bewust bent van hoe je functioneert, neem je die verplichting over, en word je aan jezelf verplicht om dat allemaal te kunnen. Vele verhalen van mannen, maar overal van vrouwen, komen daar op neer, dat ze het functioneren in de samenleving voor zichzelf overgenomen hebben als een must. En ze zich dus niet bewust zijn hoe ze, ten koste van het meest kostbare in zichzelf, functioneren.
En dat is geen wonder, want ze krijgen voortdurend te horen dat dat gewoon is. Of ze krijgen van hun man te horen\: kijk, die en die Mien daar naast ons, die doet het veel beter, die heeft én een baan én die heeft drie kinderen en het gaat toch perfect… Kijk maar hoe ze eruit ziet.
Dat is echt dan een hele klus om je bewust te gaan worden wat je eigenlijk doet, en wat Mien dus ook doet. En waar dat noodzakelijk op moet uitdraaien als je iets verder kijkt dan die korte neus van je is. Dan merk je dat je heel perfect roofbouw aan het plegen bent op het meest kostbare wat er is, namelijk je bewustzijn dat je leeft, dat je een lichaam hebt, dat je verlangens hebt, dat je angsten kent, dat je bezorgdheden kent – die nu in dat stelsel van de maatschappij, en de overtuigingen van de maatschappij en de normen van de maatschappij, weggeschoven worden. Terwijl ze er zijn… Ze zijn er.

Soms word je ‘s nachts wakker – ik heb het zoveel gehoord, de visioenen zijn zeer verschillend, maar ze komen allemaal op hetzelfde neer. Ze komen erop neer dat iemand in een donker bos loopt en dat hij steeds maar stemmen hoort die hem beschuldigen. En hij of zij weet niet waar hij of zij naartoe loopt. En dan word je wakker en dat is de droom. Maar het is heel duidelijk, aan de hand wat ik nu geschetst heb is het heel duidelijk.
Waarmee ik maar zeggen wil dat in onze situatie van vandaag het je overgeven aan je lichaam, het kunnen ervaren wat je lichaam wil, het kunnen ervaren wat je adem eigenlijk wil, het kunnen ervaren van wat de energie voor je kan doen, dat op zich, wat zo vreselijk simpel lijkt te zijn, zo dichtbij – ik heb het vaak gezegd, het is zo dichtbij, je adem is eigenlijk nog dichterbij dan je gedachte of je gevoel. Maar om dat te beseffen is voor ons in die hectische situatie, waar vooral de vrouw in is, bijna een onmogelijkheid.

En wat gebeurt er – dat zie ik ook altijd maar weer gebeuren, en ik kan er niets aan veranderen – dat is dat je tegen jezelf zegt: dat is toch duidelijk, ik moet me aan dat lichaam overgeven, ik moet daar naar luisteren. En dan sla je een stap over, namelijk dat je opgevoed bent en groot geworden bent in een maatschappij die net de andere kant uitgaat. Zodat het ingaan op de werkelijkheid van je lichaam een grote opgave wordt, waarmee je – en hoe zou je het anders doen – je probeert je te redden door je wil. Je probeert die klus te klaren met je wil. En je wil is van het denken-voelen. En het denken-voelen is van het verleden. En het verleden is de tijd, is dus het niet-levende. Dat is de opgave.

In die context die ik nu geprobeerd heb even te schetsen, is het duidelijk dat het adagio van ‘word je nu maar bewust van je lichaam’ eigenlijk niet meer zo geldig is. En dat we inderdaad eerst ons bewust zullen moeten worden van onze innerlijke toestand. Zonder daarmee iets te willen doen dan alleen bewust te worden. En terwijl ik het uitspreek, besef ik dan tevens dat dat onmogelijk is. Want zélfs dat beseffen dan je innerlijke toestand, vraagt inzicht in de structuur van je leven. Want anders ga je ook het beseffen doen met je wil. En dat is eigenlijk het grote struikelblok.
Waarmee maar gezegd wil zijn dat in onze situatie nu het allereerste nodig is dat we ons bewust worden van onze innerlijke situatie. Gewapend met het inzicht dat dat niet kan door de wil. Dat dat uitsluitend uit inzicht voltrokken kan worden – dat simpele je bewust zijn van hoe je reilt en zeilt, zonder daarbij nog enige claim, enige pressie van buiten, in aanmerking te nemen.

Maar in elk huwelijk zijn die claims levensgroot aanwezig. Bijvoorbeeld één van de meest duidelijke is dat we altijd het gevoel hebben ‘jij of ik’. En als er een derde in het spel is het ‘hij’ of ‘zij’. Maar dat is een uitvloeisel van die hele idee – en het is niet eens een idee, het is een onbewustheid – dat je de ander zou kunnen bezitten, of, zoals het dan heel móói uitgedrukt wordt: ben ik niet voldoende… Dat is natuurlijk krankzinnig, om te denken dat één mens alles zou kunnen betekenen voor wat een ander nodig heeft voor zijn verdere ontwikkeling. Dat is gewoon gek, hartstikke gek. Maar de hele maatschappij is daar wel op gebouwd.
Dat is een van de uitvloeiselen van het feit dat wij onvoldoende besef hebben van hoe wij in elkaar zitten, hoe ons bewustzijn werkt, hoe onze wil werkt. Hoe onze wil altijd weer opnieuw allerlei kortsluit – wat dan niet de gelegenheid krijgt zich aan ons te vertonen. Je zou kunnen zeggen: wat nodig is, is dat wij een hele lange vakantie nemen, een innerlijke lange vakantie, van al die duizend en één dingen waarin we functioneren zonder te beseffen wat dat uitwerkt in onze geest. Hoe het onze geest vernauwt, hoe het onze standpunten vernauwt, hoe het onze meningen heel klein en beperkt maakt.

Vandaar de stelligheid waarmee we onze meningen bewust of onbewust verkondigen. Zodra je iets meer gaat beseffen van het grote gebeuren in het leven van ieder mens, worden we voorzichtig. Want we weten dat zoals wij leven – dat weten we dan ook – zijn we inderdaad beperkt. Maar we doen alsof we niet beperkt zijn. We doen alsof we weten hoe het in elkaar zit, en we proberen de ander te overtuigen dat die beperktheid het geheel is. En dat is natuurlijk een regelrechte leugen. Maar dat beseffen we niet

Ik denk dus dat, ook als je de weg wilt gaan zoals die in zen voorgeschreven wordt, om door in contact te komen met je lichaam, door je lichaam te beleven, in contact te komen met de grote energieën, met de grote cycli die in de kosmos spelen – dat is ongetwijfeld waar, ons lichaam is nog altijd de uitdrukking van die kosmische cycli. Maar dat lichaam zoals het is, krijgt totaal niet de gelegenheid om zijn cycli te leven, want wij zitten daar tussendoor als een gehaktmachine van onze verbrokkelde geest, die aan duizend en één dingen moet voldoen en haastig van het een naar het ander springt.
Zoals ik wel eens zo gewoon in een huisgezin heb kunnen opmerken, de vader vertelt een verhaal over zijn werk, een kind heeft het moeilijk, het gaat net regenen, wat gaat er dan in de moeder om, die dat allemaal in de gaten heeft en die geacht wordt voor alle participanten een open oor te hebben, en alle aandacht te hebben die ieder van die participanten voor zich opeist.
Dat is de hele gewone situatie, ik beschrijf niet iets geks. Dat is gewoon zoals het is. En gewoon zoals het is betekent dat de spil daarin – de vrouw – al die aandacht moet kunnen geven. En natuurlijk kan ze dat niet, want ze heeft nog nooit aandacht voor zichzelf gehad. En soms wordt ze dan ‘s nachts wakker met die droom die ik vertel, of een andere droom die er misschien iets mooier uitziet, maar die dezelfde kwintessens heeft.

Ergo: het allereerste moeten we een inzicht hebben in de manier waarop onze geest werkt, onder de druk van de omstandigheden, maar vooral onder de druk van onze eigen eisen, die we overnemen van buiten. Het is niet alleen de manager die dag aan dag werkt aan een maagzweer. Maar het is ook de hele gewone huisvrouw, moeder, die op haar manier werkt aan het beschadigen van zichzelf.
Eerst moet je dus in ogenschouw nemen wat je zelf uitkuurt met je geest en met je lichaam. En het wonderlijke is, dat is een groot wonder, een dier kan dat niet, wíj kunnen ons bewust worden van wat we doen. Wij kunnen ons bewust worden van wat we doen, wat we denken, wat we voelen.

Ik zeg dat zo, maar ik moet erbij zeggen: als we het onszelf toestaan. En dat is weer een apart hoofdstuk. Als we al proberen in ogenschouw te nemen hoe we zelf functioneren, blijken er, als we daar een poos mee bezig zijn, een legio aantal verbodsborden opgericht te zijn in onszelf, die maken dat wat we waarnemen,  niet kunnen zien. Want daar staat opeens een bord voor, ‘DICHT’. Want dat mag niet, dat hebben we geleerd, dat mag niet. We mogen er niet zo en zo uitzien van binnen, want dat is slecht.

Dus zelfs die allereerste stap, het gaan naar binnen, het in ogenschouw nemen van wat er speelt, blijkt alweer niet zomaar mogelijk, want we hebben geen vrij uitzicht. Het kanaal van ons uitzicht is geprogrammeerd.
Ik heb het heel vaak in die gesprekken dat ik denk: waarom zeg je dat nou zo? Maar ik heb pas langzamerhand geleerd dat dat komt omdat die ander niet anders kan dan het zo zeggen, want die heeft niet in de gaten dat er verbodsborden zijn. Als die verbodsborden er niet waren en je had het totale uitzicht op wat je deed, dan was de klus vrij snel geklaard, dan zag je heel duidelijk wat er aan de hand was. Maar dat is niet zo.
En misschien hoort zo iemand dan van mij: dat komt omdat er verbodsborden zijn. Dan is de volgende opgave, waar zijn de verbodsborden, en hoe – jullie zullen langzamerhand een beetje zijn gaan lachen – hoe doe ik dat, die verbodsborden bewust maken. Doe ik dat met mijn wil? Dan lukt het niet. Dan kijk je misschien op een plaats waar bij jou helemaal geen verbodsbord is. En dan is er het volgende probleem aan de hand. En zo blijven we aan de gang.
Dus het allereerste wat dan nodig is – voel je wel, ik neem telkens een stap terug – is dat je inziet hoe je met je wil omgaat, hoe je zelden in staat bent om zomaar te kijken en te luisteren. Maar dat er, terwijl je aan het luisteren en het kijken bent, al iets is wat iets wil. En echt niet zo bruut materialistisch dat je dit of dat wil, maar dat de richting al in je bepaald is, van je kijken en van je luisteren.

Het is namelijk goed om in te zien in wat voor een labyrint je je bevindt, en hoe je daar alleen uit kunt komen door er nog niet eens een aantal gangetjes bij te bouwen, maar te beseffen dat jij, als je echt stilstaat, vanzelf weet hoe je lopen moet. Maar dat is niet iets wat plotseling als een compleet cadeautje in je indaalt, maar zich wat alleen in het al doende zich openbaart. Dus het allereerste wat nodig is, is je op weg begeven, wetende wat ik heel summier hier heb proberen aan te geven. Wetende dus dat je het niet kunt willen, wetende dat de mensen om je heen niet bij voorbaat boosdoeners zijn, wetende dat je het leven om je heen er niet bij voorbaat op uit is om jou te schaden.

Maar dat is wel nodig, anders blijf je daar wel steken. Ik ken alle verhalen, van ‘ja maar…’ En dan komt het, en dat is dan meestal een heel lang verhaal, terwijl ik allang weet wat er aan de hand is. En als ik dan zo dom ben met te zeggen: ‘ik snap het al,’ en iemand heeft niet het hele verhaal kunnen vertellen, dan blijft het steken. Dan kan ik zeggen wat ik wil, maar dan is het toch niet waar, want de hele lijdensweg is niet verteld.
Waarom vertel ik dat nu? Om je duidelijk te maken dat alleen maar het totale beleven van zoals je bezig bent, dat kan de zaak schoonmaken. En dat je mij daarvoor gebruikt is een prettige omstandigheid. Voor mij ook, hoor, want ik kan het niet genoeg beleven, om het vertrouwen te houden in dat het zo werkt.

Ergo, als we willen kunnen oefenen – ik zeg het nu toch wel heel voorzichtig: als we willen kunnen oefenen – dan zullen we eerst alles wat in ons werkt in ogenschouw moeten nemen zonder te oordelen, zonder boos te zijn, zonder ons schuldig te voelen, zonder te denken dat het wel anders kan als we maar slim zijn. Maar dat we er gewoon doorheen moeten gaan, zoals je, als je je huis verlaat door de voordeur moet gaan of de achterdeur om buiten te komen. Je kunt je niet gaan indenken, terwijl je in huis bent, hoe het daarbuiten is, want dat is niet de actuele situatie. Je moet dus de deur open maken en naar buiten gaan.
En je moet dat van harte willen, en niet denken dat dat een soort van boze geestelijke opgave is die van mij komt of van een ander. Maar dat het net zoiets is als dat het gaat regenen. Dat moet gebeuren… Dat is alleen maar afhankelijk van jouw eigen instelling: ik moet naar buiten, ik moet uit de beperking van mijn eigen geest. En ik zie dat in, ik zie dat echt in. Heel echt!

Ik weet gelukkig uit de geschiedenis dat er steeds mensen zijn geweest die hun huis uit zijn gegaan, die de beperking van hun geest achter zich gelaten hebben. Dat is een zeer hoopgevend iets, dat dat dus zo is, dat dat kan, dat dat mogelijk is. En dat dat voor iedereen kan, dat dáárin nu juist eens geen verschillen zijn. Iedereen kan dat. Zo goed als iedereen een lichaam heeft, is iedereen in het bezit van die mogelijkheid. Hij moet het zichzelf alleen maar toestaan.
En dan komt vanzelf, wat al eeuwenlang gezegd is, dat als je ervaart hoe je adem gaat, hoe lieflijk die adem kan zijn als hij aan zichzelf overgelaten is, als je niet meer ingrijpt, als je niet meer er iets mee wilt. Als die adem voor jou van levensbelang is, ook voor je geest – hij is voor je lichaam natuurlijk van levensbelang, daarom kun je gelukkig niet ophouden met ademen. Maar voor je geest is die adem nog niet van levensbelang. Het beleven van de adem.
Om dat te kunnen beleven – en dat staat eigenlijk niet in direct verband met de oefeningen die je ervoor doet – is de mogelijkheid óm het te beleven. En dat hangt samen met de staat van je geest. Daar kun je niet aan oefenen, dat moet je inzien.

Nou zeg ik het woordje ‘moeten’, maar laat ik dan zeggen het is nodig dat je dat inziet hoe je geest werkt. Want zolang je met je wil werkt, snijd je iets weg, snijd je het levende eruit weg. En als je inziet dat het dus eigenlijk een kwestie is van je in vertrouwen overgeven aan wat daar gebeurt – en ik zeg nu foutief: in je lichaam, maar ik zou zeggen: in dat deel wat je je lichaam noemt – dan kunnen die kosmische werkingen hun gang gaan. En ze nemen jou mee. Je merkt dan dat je eigenlijk niets hoeft te doen, hoe compleet het is.
Twee dagen geleden zei Rie dat nog tegen me, plotseling zo terwijl ze de trap op liep, hoe compleet het is, hoe het alles bevat en hoe rustig je geest is. Terwijl natuurlijk die geest ook wel denkt aan al die dingen die nog gebeuren moeten en wat het leven allemaal nog van je vraagt, maar tegelijkertijd voel je, ja, hola, wacht even, maar hier gebeurt het vanzelf compleet, dus laat ik me nu maar hier allereerst aan overgeven.

Het merkwaardige is, dat als je dat doet, dan kun je ook op een nieuwe manier al die honderd en één dingen vervullen die van je verwacht worden, of, wat ook mogelijk is, dat je van die honderd en één dingen er vijftig aftrekt die blijken niet zo vreselijk belangrijk te zijn. Dat gaan in ene door. Daar hoef je je dan ook geen zorgen meer over te maken. Alleen moet je het dan natuurlijk je naaste wel uitleggen wat jij voor jezelf besloten hebt, anders tast hij weer in het duister. Dat is natuurlijk een prachtige gelegenheid om een exposé te geven van wat je aan het doen bent. En als die ander van je houdt, nou ja, dan is dat gewoon heel heerlijk.
Maar ik heb wel al gemerkt dat ook dat dus een beetje een ideale weergave is van zoals het gebeurt. Maar je hebt niet anders tot je beschikking dan je eigen weg, de eigen manier waarop je door het leven gaat. En meer heb je niet te bieden. En als dat zó is dat je dat in ontspanning en vertrouwen kunt doen, dan zal het zeer waarschijnlijk nooit boos overkomen in je omgeving. En als het wel boos overkomt, dan weet je dat het niet bij jou ligt. Dan weet je dat je de ander een beetje helpen moet. Dus dan is dat geen reden om dan weer boos te zijn op die ander, te zeggen: ja, maar die en die, die wil niet naar me luisteren… Want je gaat merken dat hij dat niet kan, dus je vraagt je af: hoe kan ik daarbij behulpzaam zijn…

Dit is in een nutshell wat ons leven is en hoe het misschien mogelijk om controverses zich te laten oplossen. Niet dat jij het oplost, dat bedoel ik niet. Dat kan namelijk niet, jij kunt het niet oplossen. Maar je kunt wel behulpzaam zijn bij het oplossen. Dat we daarmee zelf de sleutel in handen hebben van het wereldprobleem. Die hebben we zelf in handen. Ieder van ons heeft die sleutel in huis, hij hoeft alleen maar de deur open te maken en naar buiten te gaan. En als hij dan terugkomt in het huis van de beperktheden, dan is dat helemaal niet erg. Dat is het programma waarin je groot geworden bent. En dat kan heel goed toegepast worden, juist in zijn beperking. Maar jij die in dat huis bent, bent niet meer van het huis alleen. Je bent buiten geweest, je hebt gezien hoe wijd het is, hoe oneindig de mogelijkheden zijn die voor ieder van ons er zijn.
En je rebelleert niet meer tegen al die beperkingen die je je eigen gemaakt hebt, want die kun je toch gebruiken. Dat wat de feitelijkheid is in die beperkingen, feitelijke vaardigheid, feitelijk vermogen, dat kun je gebruiken. Dus je hoeft je niet meer af te vragen: waarom ben ik nou beperkt groot geworden, waarom heeft onze lieve heer dat… Want dat hoor ik heel vaak, waarom heeft Onze-Lieve- Heer dat nou zo stom ingericht, waarom moet je eerst beperkt zijn. Als je lang genoeg in die wijdheid bent, dan begrijp je waarom die beperktheid noodzakelijk is. En dan jammer je daar niet meer over, dan zeg je: ja, nu ga ik dat gebruiken… En dat is natuurlijk een heel ander verhaal. Dan ben je voor het eerst open voor de beperktheid voor de ander, en die scheld je niet uit, van: foei jij, zie je nou niet hoe beperkt je bent… Want je herinnert je je eigen gang door het leven.

En je hebt compassie, niet omdat dat zo edel is om compassie te hebben, maar omdat het heel natuurlijk is om compassie te hebben. Dus je hoeft ook niet meer iemand te vergeven, want je ziet zijn situatie.
Het is echt waar, als je op die manier op de ander ingaat, dan werkt dat, ook zonder dat je iets zegt. En dat is eigenlijk waar ik het geloof ik twee dagen geleden over had, wat Brunten opmerkte dat als hij bij Ramana Maharshi was, dat al die moeilijkheden waren weg. Dat is die soort van belangstelling, die die heilige had voor Brunten, die hem die vragen stelde. In die belangstelling bleken die vragen plotseling leeg.
Ik denk dat dat de enige wijze is waarop we elkaar kunnen helpen. Dus niet door elkaar op te voeden, niet door het goede voorbeeld te zijn, maar door waarachtige belangstelling voor de ander. En onszelf ook niet kwalijk te nemen als we die belangstelling wel eens niet hebben. Mensen, alsjeblieft, wees ook lief voor jezelf! Want we zijn zo knap om onszelf in te perken, dat als we al eens die belangstelling hebben, dan zeggen: nou moet het altijd! Ook als ik buikpijn heb, als ik in ademnood zit, ik moet die belangstelling hebben!
Dat gaat niet mensen, dat gaat niet! Waarom kun je dat nou toch niet eens van jezelf aanvaarden, dat je niet volmaakt op de wereld gekomen bent. Als dat zo was, als we volmaakt waren, dan hoefden we niet op de wereld te komen, dan was de klus al geklaard. Dus het feit dat je op de wereld gekomen bent, betekent dat er nog iets gebeuren moet. Is dat niet heerlijk. Dat is toch heerlijk!

Dus wees lief voor jezelf, wees geduldig voor jezelf. Dan zul je merken dat het leven veel lichter wordt, veel vanzelfsprekender. En als je dan in de spiegel kijkt, kun je misschien opmerken hoe mooi je bent, en merk je niet alleen op dat dit of dat nog ontbreekt. Dat je zo geworden bent als je bent, en dat het blijkbaar niet anders kon. Maar dat je nu, met dat gegeven, aan het werk kunt. En dat het eindeloos is, wat je nog doen moet. En dat dat heerlijk is dat dat kan, dat je het in kunt zien, dat je het kunt beseffen, dat je het kunt proberen … als onvolmaakte mens.
Vergeet dat laatste toch niet.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Ik zit altijd met dat onvolmaakte. Ik geloof dat de mens, zoals hij is, volmaakt is. Wij hebben alleen de idee dat we niet volmaakt zijn.

– Maarten: De staat waarin je bent, die is onvolmaakt. Je bent volmaakt in wezen en je bent op weg om daar uitdrukking aan te geven. Dat is het enige.

– A.: Ik krijg meer een idee dat dat volmaakt zou moeten zijn …

– Maarten: Nee. Het is zo dat wij al volmaakt willen zijn, terwijl we nog niet die weg gegaan zijn om er uitdrukking aan te geven. Dat is één. En we constateren alleen maar dat, als je al een gevoel hebt van die volmaaktheid die er is, we falen in het er uitdrukking aan geven.
Wat ik nu eigenlijk vanochtend heb willen zeggen, is dat het niet anders kan. Dus in het uitdrukking geven aan, uitdrukking zijn van, die volmaaktheid, dáárin zijn we nog steeds beperkt, dat is ons leven. Maar dat is geen tegenspraak.

– B.: Bedoel je dan dat je dat kan verbeteren. Of dat het gewoon helemaal moet veranderen?

– Maarten: Dat is met andere woorden dezelfde vraag van A..
Je kunt alleen maar proberen en kijken wat er gebeurt. Maar als jij je vooraf vraagt: ‘is dat mogelijk?’, dan betekent het dat er een levensgrote twijfel in je is, nietwaar. Je kunt inzicht krijgen in jouw beperktheid. En dat ontslaat je van het gevoel dat er niks kan gebeuren, dat ontslaat je van de fataliteit. En als je zegt ‘verbeteren’, als dat voor jou belangrijk is, dan kun je jezelf verbeteren. Dat kun je doordat je inziet hoe die beperktheid is en hoe je daarmee om kunt gaan.

– B.: Maar dan blijf je in die beperktheid.

– Maarten: Zolang je leeft wel, ja. Je hebt dit lichaam – niet mijn lichaam, jóúw lichaam, jóúw ogen, jóúw horen, jóúw inzicht, niet de mijne. En wat is er eigenlijk voor ergs aan dat dat blijft bestaan, als de inwonende geest weet dat hij vrij is en dat hij aan vrijheid uitdrukking geeft doordat hij B. is. Die vrijheid uit zich doordat B. is zoals hij is. Maar door dat besef dat hij eigenlijk die onbegrensde werkelijkheid is, wordt het gevoel, wordt zijn verhouding, tegenover zijn eigen beperktheid anders. Daar vecht je dan niet meer mee. Dan zeg je: oké, zo heb ik het gedaan tot nu toe, nu ga ik vanuit dat andere gevoel daarmee verder.
Wat wij ons meestal voorgesteld hebben – en dat is natuurlijk van de gekke – is dat B. die geworden is zoals hij geworden is, plotseling een nieuwe mens zou zijn, die helemaal niet meer van die beperktheden van B. voorzien was. Dat gebeurt misschien wel eens, maar dan moet je eerst gestorven zijn en weer geboren worden – en dan heb je weer andere beperkingen. Dus je kunt er heel rustig over zijn, je hoeft er ook niet naar te verlangen, nú is er het meest gunstige moment om verder te gaan. Dus je hoeft jezelf niet eens te verbeteren, je hoeft alleen maar op een andere manier gebruik te maken van je eigen beperkingen. Nou, dat is een hele last minder.


– C.: In al die jaren dat ik mediteer ben ik tot de conclusie gekomen dat het me eigenlijk niet interesseert, maar dat ik het op de een of andere manier toch blijf doen. Dus dat er blijkbaar diepere drijfveren zijn om het wel te doen. Ik vroeg me af of die houding – die ik ‘oppervlakkig’ noem – op de een of andere manier bijdraagt tot een grotere passiviteit, waar we het gisteren over hadden.

– Maarten: Ik denk eigenlijk dat het heel anders is. Namelijk in je constatering dat het je eigenlijk niet interesseert, maar dat je wel ‘gezeten’ hebt, er iets in je ontstaan is dat misschien nog onvoldoende bewust is; dat het helemaal niet te maken heeft met jouw voorstellingen omtrent meditatie. En dat dat diepgaande in jezelf, wat dus wel bezig is, constateert dat wat jij gedacht hebt dat meditatie zou zijn, het niet is.
Dan is het ook heel logisch dat je het blijft doen, want de ervaringen die je opgedaan hebt, ook al zijn die niet helemaal bewust geworden, geven je toch het gevoel dat het iets is. Dus eigenlijk is die constatering van jou zeer verblijdend. Want ieder mens die gaat mediteren heeft daar een voorstelling van. En iemand die zegt: ‘ik heb er helemaal geen voorstelling van,’ die jokt.
We hebben allemaal een voorstelling. En op een bepaald moment in de praktijk, in het doen, openbaart zich iets heel anders. En omdat je die voorstelling hebt, gaat dat heel traag, want het klopt niet en toch is het iets. Nou is het heel vaak zo dat mensen dan afhaken. Maar dat is bij jou niet gebeurd. Dus nu is eigenlijk aan de orde dat je je gewoon geeft aan dat onbekende wat zich in jou wil openbaren, wat niet klopt met jouw voorstellingen, maar blijkbaar zó sterk was dat je het rustig zijn werk laat doen.
Dat is dus een kanjer van een vraag die je stelt, die iedereen overkomt die op weg gaat. Alleen jij hebt het in stilte verwerkt en de meeste mensen brengen het meer naar buiten, ze haken af of ze gaan op zichzelf schelden of ze spannen zich nog meer in – dat is wat meestal gebeurt – om aan die voorstellingen te voldoen. Dat heb jij allemaal niet gedaan. Dat is heel mooi.

– D.: Je had het vanmorgen over de wil, dat die verder inzicht eerder zou belemmeren dan ertoe bijdragen. Maar bestaat er niet zoiets als een ‘echte wil’, die ergens anders uit voortkomt.

– Maarten: Dan is het geen wil meer, dat is een verlangen dat ingelost wil worden, en dat vraagt ook geen inspanning.

– D.: In die zin bedoel ik het, er zit toch zoiets als een soort aandrang in, een streven naar… niet naar prestaties misschien.

– Maarten: Het is niet eens streven naar, het is iets ongedefinieerds wat jou trekt om wat te doen. En in het eraan toegeven, ermee aan de gang gaan, op weg gaan, wordt het geleidelijk aan duidelijk. Maar dat is juist het mooie ervan, dat het ongedefinieerd is. Waar C. last van gehad heeft, is dat zij dacht: het is zo. En ze merkte in het doen dat het iets heel anders is. Maar het bijzondere is dat ze is doorgegaan. Ze heeft heel duidelijk gevoeld: er is iets in wat belangrijk is. Maar het is een soort van werking die in ons leven niet zo vaak voorkomt. Hij komt  meestal heel even te voorschijn als je plotseling heel veel van iemand houdt. Maar je bent heel knap om dat weer in te vullen en te zeggen: oh, dat is dit en dat en dat… En dan is het eigenlijke voorbij. Dat is precies hetzelfde.

– D.: Is dat ook weer hetzelfde als bijvoorbeeld piekervaringen die mensen hebben, al is het maar heel even.

– Maarten: Ja, dat ook. En dan is het eigenlijk al jammer als je het zo noemt.
Ik zeg dat alleen maar omdat dat inderdaad zo werkt, zodra je het een piekervaring noemt, dan licht je het eigenlijk al uit zijn werkelijkheid, je geeft er een etiket aan. Maar ik begrijp wat je bedoelt.

– D.: Je bedoelt, zodra je het gaat benoemen, neem je er al afstand van.

– Maarten: Ja, dan ontneem je er de kracht aan eigenlijk. Als een piekervaring heel diep doorslaat, dat is bijna bij alle mensen zo, dan willen ze er ook niet over praten. Dat is een heel instinctief gevoel dat dat niet kan.


– E.: Je had het vanmorgen over de druk die er op je ligt en die je van binnenuit ook hebt. Dat vind ik heel erg. Ik vraag me af of je heel rigoureus je leven moet wijzigen, of dat je anders in het leven kan staan.

Maarten: Het laatste. Want daaruit komt het veranderen eventueel wel vanzelf voort. Maar dat is de volgorde. Als jij anders kunt ervaren, zul je, denk ik, gaan opmerken dat veel van wat je nu vindt dat beslist moet gebeuren, misschien niet hoeft – dat teveel aan wat je nu vindt dat gebeuren moet, maakt dat je aan het allerbelangrijkste in dat geheel niet toekomt, althans onvoldoende. En dat het er eerst om gaat dat je voldoende toekomt aan de essentie van jouw leven. Daaruit vloeit vanzelf een taakverdeling voort. En soms moet je constateren dat de taakverdeling, zoals die was, gewoon teveel is. En dat dat noodzakelijkerwijs tot complicaties moet leiden.
Maar het allereerste is een nieuwe verhouding vinden tot jezelf, en daarmee tot alles wat jou aangaat. En dat is voor een vrouw bijzonder veel – dat heb ik vanochtend ook gezegd, de maatschappij gaat nog altijd uit van een vaste rolverdeling, ondanks het feminisme, ondanks allerlei emancipatie. In de grond van de zaak is die rolverdeling niet zo erg veel veranderd, alleen de vrouw heeft er nog wat bijgekregen. Want de man is meestal niet erg capabel om de functie, die de vrouw tot nu toe vervuld heeft in de loop van de eeuwen, adequaat te vervullen. Dat kun je de man ook niet kwalijk nemen. Maar je kunt wel zien waar je voor staat – en je kunt ook aldoor het onmogelijke proberen. Want als je wilt dat je kinderen de volle aandacht krijgen, dat je man de volle aandacht krijgt, dat het gezin goed loopt, op tijd de boel op tafel staat, de was gestreken, en ook nog lief voor elkaar kunt zijn, zonder opzet, zomaar, vanuit je hart, nou, dat is nogal wat bij elkaar…

– E.: Dat geldt voor mannen toch ook, die zitten toch ook allemaal in die race.

– Maarten: Die zitten ook aan allerlei vast, maar die kunnen nog het gevoel hebben van: nou ben ik thuis, even uitrusten… Maar wat meestal gebeurt is dat ze moeilijkheden op hun werk meebrengen, als het een goed huwelijk is. Dat komt er bij de vrouw nog eens bovenop.
En dus, als je je daarvan bewust wordt, dan zeg je: nou, dat is een aardige portie, dus wat is nou het belangrijkste eruit. En dat is dat jij als spil van die hele wereld thuis, echt een spil blijft, dus overeind blijft. Dus dat is het allereerste. Het lijkt dan alsof dat egoïstisch is, maar dat is alleen maar heel reëel: jij moet overeind blijven. Alles wat dat in de weg staat, dat moet dan maar een beetje minder. Totdat je de vrijheid gevonden hebt om op een natuurlijke manier, zonder wilsinspanning, zonder kramp, zonder een heilig moeten, te geven. Eerst moet je heel goed de beperkingen leren kennen en niet proberen die te overschrijden. Als je ze erkent, als je ze aanvaardt, dan zul je merken dat je die grenzen inderdaad kunt verschuiven. Maar dat is heel wat anders, dat is niet bij voorbaat. Het is nou net die inspanning die averechts werkt.

– F.: Het lijkt me bijzonder moeilijk, om vanuit een bepaald patroon waarin je zit tot jezelf te keren en te zien wat je beperkingen zijn. Je hebt altijd het gevoel: nee, dan moet ik eerst wat materieels opruimen, dit weg, dat weg. En dan kan ik me realiseren wat mijn beperkingen zijn…
En dan kom je er wel achter dat je te laat bent, dat je iets verknald hebt…

– Maarten: Dus dat betekent dat je tegen jezelf zegt: first things first. Dat weet je heel goed, wat die ‘first things’ zijn. Probeer het een keer. Gewoon proberen: first things first, hupsakee, wat het ook mag zijn. Doen wat je het liefste doet. Dat hoeft niet op je kussentje te zijn. Maar doe het helemaal! Dan ben je bij jezelf en dan blijkt wel wat er wel of niet kan.
Ik kan het bij mezelf heel goed merken. Ik ben al een tijdlang aan mijn boek bezig en soms verbeeld ik me dat ik die dag niet aan dat boek kan werken. Dat wordt altijd een rotdag. Waarom kan eigenlijk niet eerst dat boek, eerst een stukje, dan gaat dat andere vanzelf. Dat is precies hetzelfde. En ieder heeft iets anders.

– C.: F. zei net als je in een patroon zit, dan herken je het vaak niet. Maar ik denk dat je het diep in jezelf wel weet, maar dat het ook heel angstig is om het te laten vallen. Want het is wel misschien de belasting ten top, maar het is wel waarbinnen je functioneert. Dus het is wel het bekende en het vertrouwde.

– Maarten: Dat is ook zo. Het is op een andere manier hetzelfde als je daarnet vertelde eigenlijk. Het is gewoon het erkennen dat dat allerbelangrijkste eigenlijk niet hoort in dat hele vlak van de verplichtingen die er gewoon zijn. Daar hoort het eigenlijk niet in thuis. En wij doen dan net alsof het er wel in thuishoort, dat het een van de onderdelen is. Dat is niet zo. Vanuit dat innerlijke werk wordt opeens duidelijk hoe je gedrags- en je plichten-patroon eruit ziet. En dan zie je heel vaak – tenminste mij is dat aldoor overkomen – dat je met een waterhoofd loopt. Want dat je denkt dat je zoveel kunt, en je kan het niet écht, namelijk goed.
Maar dan heb je ook helemaal geen enkel vervelend gevoel als je zegt: dát niet elke dag, wel eens, maar niet elke dag. Elke dag moet beslist dát en dát, je moet eten, je moet slapen, je moet werken.


naar boven

< terug naar Vijfdaagse april 1993