Het verhaal van de aapgod Hanuman

Toespraak voor mei 2022
 > Archief Toespraken
Inleiding
[download]
“De aapgod Hanuman, die beroemd was en gevreesd…”
Schaduwpop. ‘Houten wajanpop, voorstellende de aap Hanuman’ (Tropenmuseum, vóór 1948)

Ik wil jullie het verhaal vertellen van de aapgod Hanuman, die in de mythologie van het Hindoerijk altijd een speciale plaats heeft gekregen. Dit verhaal is eerst mondeling overgebracht en is pas veel, veel later opgeschreven. Het is een wonder dat het niet verloren is gegaan, omdat zo het buiten de heilige overlevering gebleven is. Terwijl het in voor ons heel duidelijke, makkelijke termen vertelt van het wezenlijke waar het op aan komt in het leven.

Dit verhaal werd me verteld toen ik vijf jaar oud was, door de oude vertelster op de plantage. Ik had daar overdag een geweldig avontuurlijk leven, met een paard, met m’n vriendjes, met de natuur, het oerwoud, en de dingen die op de plantage gebeurden. En de vele dieren die ik verzorgen moest.
In ieder geval was ik lekker moe als ik in bed kwam en daardoor heel oplettend. Ik was heel erg gesteld op die oude vertelster, zij was door een vrouw die het tweede gezicht had aan mijn ouders aangeraden, om mij te vertellen van datgene wat je normaal niet tegenkomt.

De aapgod Hanuman, die beroemd was en gevreesd, was op een punt in zijn leven gekomen dat hij begreep dat, welke geweldige dingen je in de wereld ook deed, er toch nog iets anders was wat doorleefd kon worden, en waarbij je geholpen moest worden om ertoe te komen.
Hij had gehoord dat als je de Boeddha alles vertelde uit je leven, helemaal, zonder iets weg te laten, je de grote stilte inging waaruit je nooit meer terugkwam. Dat leek hem een geweldige uitdaging.

Hij ging naar een wijze toe om te vragen hoe je dat avontuur tegemoet moest treden. In de oude tijden waar we het nu over hebben, was dat een heel gebruikelijk iets. Je had toen nog het besef dat er dingen waren waar je niet zomaar op in kon gaan, vooral de dingen die nergens beschreven waren.

En die wijze zei: “Kijk, Hanuman, je hebt al een heleboel beleefd, maar je hebt telkens een stukje weggelaten, omdat je erge haast had. Dus je moet eerst beginnen met opnieuw alles om je heen te beleven. Er is natuurlijk heel veel in deze wereld, er zijn nog vele landen waar je niet geweest bent en waar je wel naartoe moet om te weten wat er te weten valt.
Je moet in ieder geval naar dat land gaan waar wijzen zijn die, als je zó diep voor ze buigt dat je jezelf verliest, je het eeuwige leven kunnen geven. En je moet naar het land toe waar krijgslieden zijn die zó geweldig dapper, onverschrokken en vastberaden zijn, alleen al als je ze ziet word je stil en vlucht je weg.
Je moet in ieder geval ook naar het land waar zúlke mooie vrouwen zijn, dat je eigenlijk niet kunt bepalen wie de mooiste is.
En je moet naar dat land gaan waar handelslieden zijn die zó knap zijn, dat ze je een partij rotte vis kunnen verkopen als een grote delicatesse, waar je rijk mee wordt.”

Het leek Hanuman gewéldig allemaal. En dus ging hij op reis.
Dat duurde heel lang.
Maar op een bepaald moment dacht Hanuman ‘Nu weet ik het wel!’
Hij keerde terug, kwam weer bij de wijze en zei: “Ik heb het allemaal beleefd en het is ongelooflijk. Maar hoe moet ik het nu aan de Boeddha vertellen?”
De wijze antwoordde: “Je moet je alles herinneren wat je nu beleefd hebt in dit tweede leven van je, echt alles. En daar moet je de tijd voor nemen. Als je dat allemaal herinnerd hebt, kun je het de Boeddha vertellen zonder dat je iets zegt.”

Dat vond Hanuman wel een heel vreemd verhaal, maar ja, deze wijze was zo beroemd, het zou wel zo zijn…
En Hanuman ging en trok zich terug – wat in die tijden heel gebruikelijk was – en probeerde zich alles te herinneren wat hij beleefd had.
Hij dacht bij zichzelf ‘Dat zal in een dag of drie, vier wel gepiept zijn, als ik alleen maar herinner, herinner, herinner…’

Zo gezegd, zo gedaan.
Maar toen gebeurde er iets wonderbaarlijks. Hij was pas bij het eerste land en merkte dat als hij zich een bepaald voorval herinnerde, er aan dat voorval een heleboel vast zat. En dat was dan wel niet echt gebeurd, dacht Hanuman, maar het was zo levendig, dat hij dat wel allemaal moest herinneren. Want er was gezegd: je moet je alles herinneren, dan kun je het vertellen zonder woorden.

Hij merkte dat aan alles wat je beleeft, heel veel vastzit wat je niet doorleefd hebt, omdat je veel te haastig was, je wilde ergens naartoe. En hij was pas bij zijn herinneringen van het eerste land, hij moest die andere drie óók nog doen.
Dus hij ging merken dat aan alles wat je beleeft veel meer vast zit. Ook al zou je maar een uur leven, dan zit aan dat ene uur eigenlijk een heel leven vast. Maar normaal merk je dat niet op, want je hebt haast.
Maar Hanuman was gehouden om zich alles te herinneren, dus hij dacht: ik ga maar door.
Hij merkte dat hij steeds langzamer door de tijd ging, dat hij steeds langzamer voortging, want aan elk ding wat hij toen beleefd had, zat zoveel vast…

Toen ging Hanuman nog iets anders opmerken, hij ging opmerken dat er na elke herinnering een pauze was. En die pauze was iets heel wonderlijks, want in de pauze was er niets… Hij voelde alleen dat de pauze er was en dat hij zich aan het herinneren was.
Maar gelukkig kwam er een volgende herinnering. En die volgende herinnering ging ook weer langzamer dan de vorige herinnering, was ook veel méér dan de vorige herinnering en duurde ook veel langer.
Maar gelukkig kwam er weer een pauze, een pauze waarin er niets was, waarin hij niets hoefde. En waarin hij zich kon voorbereiden op de volgende herinnering. Want hij hoefde niets meer, maar, nou ja, hij was nu eenmaal in dat verhaal, in dat gebeuren gekomen, dus hij zou wel weer naar de volgende herinnering gaan.
En hij ging naar de volgende herinnering en merkte dat die herinnering nóg meer details had, steeds kleinere details, allemaal dingen die hij op zijn reis door die landen niet had opgemerkt.

Zo ging het een poos door. Op den duur werd hij heel moe van die herinneringen. Want hij ging beseffen dat hij, om dat  te kunnen vertellen aan de Boeddha zonder woorden, hij wel heel veel levens nodig zou hebben. Toen hij dat besefte, werd hij heel stil.
En hij kwam gelukkig weer in een pauze. En voelde toen voor het eerst dat hij leefde. Dat was een heel bijzondere ervaring.
En hij begreep dat je het leven niet kunt begrijpen. En dat wat hij in het land van de wijzen beleefde, toen hij zo diep boog naar de aarde dat hij dacht dat hij zichzelf verloor, eigenlijk hetzelfde was als wat hij nu voelde.
Hij begreep dat je alles helemaal moest beleven, helemáál, dus niet alleen het kleine stukje wat je in je haast beleefde, maar alles wat verbonden was met dat hele kleine stukje . En dat je daar niets aan doen kon, dat je het alleen maar kon beleven.
En toen merkte hij dat het licht om hem heen werd. En hij keek op en zag de Boeddha, die glimlachte.

Dat is het verhaal van Hanuman.
Ik heb het zo goed kunnen onthouden omdat ik als klein jongetje bij die verhalen van de oude vertelster heel oplettend was. Ik heb natuurlijk het verhaal niet onthouden zoals ik het toen gehoord heb. Ik heb het onthouden zoals je het hoort, wanneer je iemand volledig vertrouwt en je geen haast hebt. Want de oude vertelster had geen haast, ze wist alle verhalen. Dus ik kon helemaal rustig en stil zijn en dat verhaal horen.
Nu denken jullie natuurlijk: hoe kun je nu als jongetje van vijf een verhaal met zo’n diepgang begrijpen?
Maar dat komt door het merkwaardige misverstand dat we hebben, dat kinderen iets niet kunnen begrijpen – ze kunnen het niet reproduceren, maar ze kunnen het wel begrijpen. En ik reproduceer het nu, dus dat verhaal is er ooit geweest.

Wat heeft dat nu te maken met onze sessie?
Het vertelt één ding, het vertelt dat je in je leven de stilte moet vieren, dat je de stilte een kans geeft. En dat die stilte niet te bereiken is, zij ontstaat op het moment dat je aan jezelf ervaart hoe haastig je leeft. Zodat de behoefte in jezelf ontstaat om in je leven tijd vrij te maken om niets te doen.
Daarbij je tevens weet dat als je dat doet, je dan natuurlijk verwacht – want je bent een gewoon mens – dat er iets gebeuren zal. En dat gebeurt dan niet. Dan ga je je vervelen, je gaat je afvragen of je niets beters kunt doen dan zoiets raars. Het kan zijn dat je tegen jezelf zegt ‘Ik ga een oefening doen, dat levert wat op!’
Het is heel goed dat je dat doet. Je zult merken dat die oefening écht iets oplevert. Als hij lang genoeg iets opgeleverd heeft, zeg je weer tegen jezelf ‘So what’, en je gaat naar de volgende oefening. Zo gaat het door.
Maar het is nooit echt helemaal stil in je. En je verwondert je eigenlijk heel weinig, je bent altijd uit op het volgende – de volgende oefening, naar het volgende resultaat, en naar het volgende moment dat je weer tegen jezelf zegt ‘So what?’

Dan komt er natuurlijk een punt in je leven dat je zegt: laat ik nu alleen maar luisteren, naar mezelf, naar alles wat er gebeurd is; laat ik eens proberen te herinneren wat het voor betekenis heeft.
Dan ben je op het punt gekomen dat je alleen moet zijn, dat je niet gestoord moet worden door wat anderen ervan vinden, van jouw leven, van wie je bent; dat je in moet keren en je herinneren. Totdat je je zóveel herinnert dat je daar heel moe van wordt. En gaat opmerken dat er pauzes zijn. Hoe die pauzes komen weet je niet, maar ze komen.
Je gaat in die pauzes opmerken dat er niets is dan je adem en het leven in jezelf dat je voelen kunt, in je hele lichaam. En dat dat eigenlijk de vervulling is waar het al die eeuwen dat de mens bestaat, om draait.
Het is in vele vertalingen in de wereld gekomen: in de grote godsdiensten, in de grote mystieke geschiedenissen. Dat gaat tot op de dag van vandaag door, ook wij leven in een vertaling. En hoe meer je je herinnert aan alles, hoe duidelijker het wordt dat het een vertaling is en dat je tot het eigenlijke moet komen – en dat niemand in de hele wereld je kan schenken.

Dat was wat Hanuman ook beleefde, dat die Wijze waar hij zó diep voor boog dat hij zichzelf verloor, z’n eigen geschiedenis was. Je gaat begrijpen dat het niet is de hoeveelheid ervaringen, noch de diepte van die ervaringen, zelfs niet de kwaliteit van die ervaringen, maar als het ware het doek van de toverlantaarn waarop al die ervaringen zijn geprojecteerd. En dat jij eigenlijk het licht bent in de toverlantaarn, waardoor dat allemaal kan gebeuren. Dat het erom gaat het licht alleen maar te zijn, zonder de ervaringen.

Dat is waar wij op onze manier allemaal, en de mensen die religieus zijn – echt religieus, zonder alle poespas er omheen – mee bezig zijn. Je hoeft dat alleen maar een klein beetje te herinneren, dan wordt je leven anders. Dan los je geen enkel probleem meer op, maar je gaat weg uit de problemen. Problemen hebben geen houvast meer aan je. Je bent datgene wat altijd is, wat nooit niet geweest is, al verandert het onophoudelijk van vorm, van complexiteit, van macht.
Dan ben je op het punt gekomen dat je zonder woorden kunt vertellen wie je bent.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Ik wil je graag bedanken voor dit prachtige verhaal.

– B.: Ik ook trouwens.

Maarten: Dank je wel [gelach]

C.: Wat er eigenlijk altijd gebeurt als ik mijzelf probeer te herinneren, is dat er, naast wat er werkelijk gebeurd is, een soort fantasievoorstelling komt van zoals ik de dingen graag gehad zou willen hebben. Bij een meditatie gebeurt het heel vaak dat ik hele scènes beleef die nooit plaats gevonden hebben, maar die ik beleef alsof ik ze op dat moment ècht zijn.

Maarten: Ja, dat is ook zo.

– C.: Dat vind ik niet zo gunstig.

Maarten: Dat vind je niet zo gunstig … je moet er nog aan wennen dat de dingen, die naar jouw gevoel nooit gebeurd zijn, werkelijker zijn dan de dingen die wél gebeurd zijn.

– C.: Maar in je fantasie heb je geen beperkingen of grenzen …

– Maarten: Toch wel, dat denken wij altijd, dat is niet zo.

– D.: Zeg je dan dat je fantasieën echt zijn?

Maarten: [zucht] Ja, wij hebben daar een woord voor: ‘fantasie’ …
Laat ik het zo zeggen: alle mensen verlangen naar het uiteindelijke, maar we weten dat niet … we nemen genoegen met dat wat we beleven. In alles wat we beleven is het verlangen naar het uiteindelijke aanwezig, alleen op sommige momenten veel sterker dan op andere momenten. Hoe dat in elkaar zit, weet ik niet, ik kan het alleen maar constateren.
Soms is dat verlangen zo groot, zonder dat je dat echt beseft, dat je die beleving die je gehad hebt als springplank neemt om verder te reiken. En omdat je een gewoon aards mens bent, die eigenlijk alleen dat wat zintuiglijk waarneembaar is als werkelijk ervaart en ook vindt dat het zo is, kom je de moeilijkheid tegen dat je dat verlangen wat gemaakt heeft dat je verder probeerde te reiken, dan afkapt en zegt: ja, maar dit is maar fantasie…
Wat je langzaamaan echt gaat ervaren, is dat de vertaling waarin je leeft en waar wij allemaal zoals we hier zijn in geloven maar één van de miljoenen vertalingen is van wat er gebeurt. Als dat een keer tot je doorgedrongen is, heb je niemand meer nodig. Want dan begrijp je dat het alleen maar gaat om de aandacht die je hebt om verder te reizen door de tijd die je hier op aarde bent, in de tijd geplaatst met je bewustzijn. Maar dat je bewustzijn veel verder reikt dan die tijdgebonden ervaring.
Wat het verhaal van Hanuman heel erg duidelijk maakt, is dat je nog een heleboel tussenvertalingen daartussen kunt plaatsen, en hiërarchieën opbouwen… En dat is ook gebeurd. Daar is het christendom nou niet zo sterk in, een religie als het hindoeïsme is daar wel heel sterk in.
Maar het gaat uiteindelijk maar om één ding, dat je gaat beseffen wie je bent. En je bent uiteindelijk niet in de tijd. En je bent natuurlijk tegelijkertijd in de tijd, als je een kopje afwast en een ander op zijn gezicht slaat ben je in de tijd. Maar je bent tegelijkertijd niet in de tijd.
Een of andere dag wordt je dat duidelijk, dat is het enige wat ik jullie kan garanderen. En dan begint een nieuw leven, dan ben je, zoals de mystieke overlevering leert, gestorven terwijl je leeft. Dat klinkt een beetje dramatisch, daarom heb ik jullie een verhaal verteld dat niet dramatisch is, alleen maar leuk.

– B.: Heb ik nou goed begrepen dat je werkelijke leven zich eigenlijk in die pauze afspeelt?

Maarten: In die pauze ga je merken dat dat leven wat je leeft, maar een heel klein onderdeel is van iets wat je nog niet ervaren kan. En de intensiteit van die pauze wordt steeds groter, dat is wat er eigenlijk aan zit. Als je nou vraagt want dat hoopte ik dat jullie dat zouden vragen wat betekent dat nou praktisch voor mijn leven? Dan betekent het dat je dit wat ik nu verteld heb je alleen maar hoeft te herinneren. Dat werkt.
Ik heb natuurlijk gezegd: ruim een beetje tijd in voor niks doen. En dan merk je hoe moeilijk dat is, hoe vast je in de vertaling zit. Want je begint je echt af te vragen, ja, maar nou doe ik niks, maar er gebeurt niks… Dat is toch zo? Als je tijd inruimt, als je zegt: nou ga ik niks doen je hoeft niet eens op je bankje te zitten, maar zo als je bent, voor je computer, of in je luie stoel of in bed, niks doen dan merk je dat je dat niet kan, je kunt niet niks doen.
En dan ga je je vervelen, dat heb ik al beschreven. En soms hou je op, en soms denk je: ja … ik ga me vervelen, maar geeft dat niet iets aan dat ik me verveel? Dan is het molentje is op gang. Dan ga je steeds makkelijker niks doen. En dan ga je voelen wat geweldig het is om niks te doen. Want als je niks doet, ga je eerst ervaren wat er allemaal gebeurt in jezelf, in je lichaam in eerste instantie en wat dat lichaam je allemaal te vertellen heeft. Je gaat ook steeds meer voelen dat er nog een heleboel is dat je alleen maar opmerkt als je niks doet.

A.: Is denken dan ook iets doen? Ik zit graag niks te doen, dat vind ik zo aangenaam, maar dan denk ik wel.

Maarten: Ja zeker, want je overweegt in jezelf, hè, en dat is toch aldoor ‘doen’. Maar dat is onvermijdelijk. In het hele grote proces wat ik nu heel kort beschreven heb in het verhaal van Hanuman, daar hoort bij dat je je gedachten gaat opmerken, dat je de eigenlijke beweging van je bewustzijn gaat opmerken. En je zult ongetwijfeld, als je de beweging van je bewustzijn opmerkt en er is een geluid, weer eventjes met dat geluid bezig zijn. Onvermijdelijk. Het gaat er eigenlijk alleen maar om dat je je weg vervolgt, dat je opmerkt dat je afgeleid bent en dat je weer terug bent bij dat merkwaardige je herinneren, aan de ene kant, en niks doen, ècht niks doen, aan de andere kant.
Dan ga je opmerken dat er tussen elke gedachte een pauze is, die wij niet opmerken omdat we haastig zijn. En dat je soms in die pauze kunt blijven. Je weet niet goed waarom, hoe dat gebeurt, maar je kunt alleen maar konstateren dát het gebeurt en hoe geleidelijk aan die pauzes zich kunnen uitstrekken. Maar al die tijd is het wel zo, dat als je dan met je ‘gewone leven’ doorgaat, er zoveel dingen moeten gebeuren dat je dan die ervaring van dat niets kwijt bent. Maar als je doorgaat bepaalde perioden in je dag daar even aan te wijden, komt er een moment dat je gewoon de dingen kunt doen terwijl de pauze nog in je is.

A.: Ik kan wel dat gevoel hebben als ik langer niks doe, terwijl ik vergenoegd op mijn bank zit, met een paar snorrende katten om me heen. Dan mijmer ik wat zo noem ik het maar, dat is denken en voelen en nou ja. Als ik lang zo zit, daalt er een vredig gevoel in mij neer, zo van: ik hoef niks, zo is het goed en als ik nu sterf is het goed zo. Maar dat is niet die pauze?

Maarten: Dat is de echo van de pauze [gelach]
Nou dat is toch iets.

A.: De echo van de pauze…

Maarten: Je moet het nog vaak doen met de poezen, hè.

E.: Maarten, wat A. nou beschrijft is dat nou ‘niks doen’ of niet?

Maarten: Dat is naar het niks doen toelopen.

– C.: Jouw ‘niks doen’ heeft nu net zo’n lading als de tip van die wijze aan Hanuman, van ‘ga dat eens doen’, en dan denk je: nou weet ik het, en dan is het een grapje [gelach]

Maarten: Wat je ook heel duidelijk gaat merken is dat jij op weg kunt gaan, maar je wordt altijd weer geholpen. En dat heeft soms een gedaante. Dat was nu hier in het verhaal uiteindelijk het gezicht van de Boeddha, die glimlachte. Maar dat is ook weer een beeld. Het is het gevoel dat alles zoals het zich voltrekt onvermijdelijk is, maar dat jij daarin méé kunt zijn, of tegen kunt zijn. En zoals we normaal leven zijn we tégen wat zich voltrekken moet. Dat komt omdat we niet in staat zijn nóg niet, want dat komt vast en zeker om voldoende te beseffen wat er eigenlijk gebeurt. En we beseffen ook onvoldoende wat onze plaats daarin is en wat wij daarin kunnen doen niet móéten doen maar kunnen doen. Daar zit eigenlijk een geweldige vrijheid in, dat is helemaal niet fatalistisch.
Maar het begint bij het gaan merken wat er eigenlijk plaats vindt. En dan zit er gewoon aan vast dat je gaat merken wat jij daarmee te maken hebt. Op een bepaalde manier geeft wat er in de wereld gebeurt, als je dat ja zo even heel snel in een flits ziet, al hetzelfde weer. Er gebeurt een heleboel, maar de mensen aan wie het voltrokken wordt, en die het voltrekken, beseffen niet helemaal waar, in welke laag van werkelijkheid, ze zich bevinden. Voor ons is de enige overgang het sterven van het lichaam, maar dat is maar één van de mogelijkheden. Je bent tegelijkertijd al datgene wat er zich voltrekt, alleen je beseft het niet.
Maar, weet je, probeer niet te heftig dit te begrijpen, neem het maar mee als een mooi verhaal, dan werkt het het beste.

F.: Je wordt geholpen, zeg je. Kun je ook geholpen worden op de manier van de beelden die zich aan C. voordoen, zoals ze dat beschreef?

Maarten: Jazeker, natuurlijk. Dat heb ik ook eigenlijk gezegd, dat is het rijke, grote verlangen naar de eenwording, die maakt dat zich zulke dingen aan je voltrekken. Het enige wat je niet moet doen is ze letterlijk nemen. Want als je ze letterlijk neemt, dan kom je in die tweespalt van: ja, is het nou werkelijk… Maar ernaar luistert zoals ik toen ik vijf jaar was dat zou ik nu waarschijnlijk ook niet meer zo kunnen ik had toen natuurlijk de ervaringen van het oerwoud en met de dieren en mijn vriendjes, afijn, al die dingen, maar dat was eigenlijk nog maar heel weinig. Dus ik kon nog heel goed luisteren. Maar als je je als volwassen mens dan afvraagt: ja maar is dat letterlijk…, dan ga je van deze kant vergelijkingen trekken en dan klopt het niet. En dan is het fantasie. Flauwekul.
Want in het hele gebeuren zijn er twee dingen, er is datgene wat je bent, en datgene wat je tijdelijk bent. Die twee. Wat je tijdelijk bent noemen we dan het ‘ego’ en dat heeft een minteken. Dat vind ik jammer, het is geen minteken, het ego is heel belangrijk. Maar dat je langzamerhand gaat voelen: ja, daar ben ik nu, maar ik heb al een vermoeden hoe het verder gaat en daar ga ik een beetje voorzichtig mee om. Ik luister er alleen maar naar als naar een verhaal. En nou maar kijken hoe het werkt.
Weet je wat de moeilijkheid is, daar komt helemaal geen bereiken in te pas, en er komt helemaal geen inspanning bij te pas, en er komt helemaal geen inzet bij te pas, afijn, alles wat we altijd moeten, komt er niet bij te pas. Dus dat is ook al een reden om het te wantrouwen. Het komt zomaar. En nou is de enige vraag: wat doe je ermee? Luister je er alleen maar naar, of denk je: hé…
En je merkt natuurlijk best, C., als het een compensatie is, zoals de psychologie het noemt, voor iets wat je niet bereikt. Zodra je dat door hebt dan gaat het ffft! weg. Zo intelligent ben je wel, dat merk je wel. En soms is het gewoon dat je een vuile maag hebt en dan is het allerlei onzin, dat is ook zo. Maar die kwaliteit merk je wel het is eigenlijk weer fantastisch dat je dat kunt merken. Of je hebt ooit eens iets ervaren wat je hebt weggestopt, nou, dat merk je ook, dat is dus een compensatie.

G.: Je zegt van: iets wat je weggestopt hebt komt terug, maar dat moet dan weg… Dat snap ik niet.

Maarten: Nou, je hebt toch vaak in je leven, G., dat iets te groot is, of te pijnlijk, om het helemaal te doorleven. En uit zelfbehoud van je zintuiglijke, tijdelijke werkelijkheid scherm je je daarvoor af. En dat komt nu in zo’n onschuldig moment boven. Het doet zich voor in een of andere vorm, maar omdat jij het zelf bent die dat afschermen heeft gedaan, herken je het en weet je dat het dus alleen maar de betekenis heeft dat je nu ziet wat het is.


H.: Maarten, ik wou nog even iets over zeggen over dat stil zijn in jezelf. Ik merk dat als ik pijn heb, dat het er dan, ja, gedwongen eigenlijk, soms opeens is.

Maarten: Ja, en heb je een idee hoe dat komt?

H.: Ja, op een gegeven moment valt alles weg, dan is het heel duidelijk dat ik niks meer kan en dan hoef ik ook niks meer…

Maarten: Dat is de zegen van pijn, hè.

H.: Ja, en de volgende dag dan is het weg en dan wil ik dat wel weer terug, maar dan denk ik: waarom kan dat nou alleen als ik pijn heb…

Maarten: Ja, maar daar leer je een heleboel uit, hè. Ten eerste word je een beetje dankbaar voor de pijn is het niet? Ja toch hè je gaat dus merken dat bijna alles in het leven erop gericht is om je te helpen. Daar is natuurlijk een grens aan, je hebt pijn die je bijna niet uit kunt houden. Maar dat is een andere toestand.

naar boven

<< Terug | Einde