Een flauwe straal van aandacht…

Eefde maart 1983 | Woensdagavond

Inleiding
[download]

Wat is eigenlijk het onzichtbare probleem voor ons allemaal in de meditatie. Dat is dat wij beginnen te mediteren om een of andere reden, en dat wij in de meditatie nu juist van die reden af moeten. Dat we moeten gaan ontdekken, dat het leven dat we leven te beperkt is, te klein, te smal. Dat heeft niet voldoende – soms zelfs helemáál geen – contact met het eigenlijke gebeuren in de wereld.
Met dat ‘eigenlijke gebeuren’ bedoel ik dan natuurlijk niet alles wat we via de radio en de televisie te weten komen, met ons denken, met ons verstand. Maar ik bedoel nu dat gebeuren waar we allemaal, zonder dat we het beseffen, middenin staan, dat ons van seconde tot seconde beïnvloedt en waarvan we, bewust althans, bijzonder weinig merken.

Wij merken uit dat hele grote gebeuren, dat onvoorstelbaar gecompliceerde leven, uitsluitend dat segment op dat ons interesseert. En het interesseert ons door onze opvoeding, door het leven wat we geleefd hebben, dus door alle conditioneringen voordien. Daardóór interesseert ons een bepaald stukje uit dat totaal van het leven. En wij zeggen tegen dat kleine stukje: dat is het leven. Of, wat we ook wel kunnen zeggen: dat ben ik, ik ben mijn bewustzijnsinhouden. Dus alles wat ik bewust gemaakt heb, wat ik een plaats gegeven heb, een waarde gegeven heb, een naam gegeven heb. Dat ben ik, dat is mijn bewustzijnsinhoud.

Eigenlijk is meditatie bedoeld – lang, lang geleden zou ik haast willen zeggen – om dat smalle segmentje waarin wij leven te verlaten en ons bewust te worden van het totaal. Het totaal dat altijd leven is, waar de dood in besloten is, waar die kunstmatige scheiding die wij aangebracht hebben tussen dood en leven, afwezig is. Dat leven dat telkens een vorm aanneemt en die vorm weer verlaat.
En ik hoef het jullie niet te zeggen, we zijn altijd maar bezig om te proberen het geheim van dat komen en gaan van het leven te ontraadselen. En het lukt ons tot op heden niet. We hebben eindeloos veel theorieën ontwikkeld, zowel in het Oosten als in het Westen, om ons een beetje te verzoenen met die voor ons zo gruwelijke werkelijkheid, namelijk dat ons ‘ik’ op een bepaald moment ophoudt te zijn.

Maar van oudsher is de meditatie gewijd geweest aan het constateren van de dood in het leven – niet aan het eind, maar in het leven zélf.
Wat wil dat zeggen? Dat wil zeggen: voor jezelf constateren dat het leven van seconde tot seconde, en zelfs in onderdelen van seconden, verandert. Dat het altijd door verandert en dat jij dus verandert – ook al weet je het niet, ook al merk je het niet, ook al denk je dat je dezelfde blijft.

En dan kom je voor dat bijna onoplosbare raadsel te staan waarom je jezelf wél ervaart als dezelfde, van dag tot dag. Ja, als je een poosje terugkijkt, over enige jaren, merk je inderdaad dat je verandert, dat je anders wordt, dat je andere inzichten krijgt, een ander levensgevoel hebt. Maar je constateert niet dat je van moment tot moment verandert, honderduizendvoudig, in je lichaam alleen al, de zaken veranderen. En dan in de geest, nog veel ijler, niet te pakken…

Hoe komt het dat wij dat gevoel hebben dat we eigenlijk dezelfde zijn, zeker in het tijdsverloop van een uur. Hoe komt dat?
Dat is interessant om dat voor jezelf eens heel grondig bewust te maken: hoe komt het dat ik me altijd weer dezelfde voel. Dat als iemand vraagt: ‘Wie ben jij?’, ik dan inderdaad in staat ben om te zeggen: dat en dat en dat en dat… Terwijl de werkelijkheid is dat je onophoudelijk verandert, dat is de werkelijkheid. Hoe komt dat?
Dat komt omdat wij inderdaad niet meer zijn dan het kleine segmentje waarvan we ons bewust zijn, een segmentje uit een onvoorstelbaar groot geheel. Dat is ons bewust geworden doordat we opgroeiden, opgevoed zijn, geleerd hebben, geleefd hebben, geleden hebben, ook vol van vreugde geweest zijn – precies dat wat we aangeraakt hebben met dat hele smalle tastzintuigje van onze versmalde aandacht.
Je kunt je dat wel voorstellen, het is een soort van heel flauwe straal van aandacht, die zo langs die geweldige grote onbekende wereld gaat. En alleen wat binnen die smalle straal valt wordt ons bewust, daarmee leven we, van dag tot dag. En dat smalle segment heeft die theorieën ontworpen over het hiernamaals, over reïncarnatie, en nog heel veel meer.

Met datzelfde smalle instrument doen we wetenschappelijke onderzoekingen. En als we het dan lang genoeg gedaan hebben – zoals nu blijkt in de kernfysica – ontdekken we dat we maar smal zijn en dat we het niet weten. Want we zeggen op het ogenblik dat ieder levensverschijnsel uitsluitend te definiëren is vanuit het geheel, maar – zeggen we er dan bij, gelukkig, zover zijn we dan – het geheel kennen we niet…
Het is de top van de wetenschap die dit vaststelt: je kunt ieder verschijnsel uitsluitend definiëren vanuit het geheel, en het geheel kennen we niet. Dus we zijn op het ogenblik hypothetische denkmodellen aan ‘t ontwerpen en proberen van daaruit de verschijnselen een plaats te geven. Wetende dat het zeer voorlopig is en dat het zeer waarschijnlijk niet waar zal zijn.

Nou, die situatie die dus op het ogenblik daar heerst, heeft voor de wezenlijk mediterende altijd geheerst. Dat is het uitgangspunt, dat besef dat je met een heel klein segment in het leven staat, het leven ervaart, het leven bewust maakt. Dat dat allemaal afhankelijk is van dat segment, van die versmalde straal die het leven aftast.
Als je dit goed beseft, begrijp je dat we niets hebben aan alles wat al vastgesteld is. Dat we allemaal, stuk voor stuk, volkomen opnieuw moeten beginnen, opnieuw moeten leren waarnemen – en dat bedoel ik niet uitsluitend verstandelijk, maar ook gevoelsmatig. Dat we dus opnieuw moeten beginnen, helemaal van voren af aan, van nul.

Als jullie dit begrijpen, dan wordt het ook duidelijk waarom er veel meditatiewijzen zijn die heel radicaal alles wat bestaat voor onzin uitmaken. Dat is een poging om je te helpen goed te beseffen dat wat je tot nu toe allemaal dacht te weten, zó betrekkelijk is en zó klein, dat je er in werkelijkheid niks aan hebt. Alleen de tragiek is dat wij van die radicale uitspraken alleen het radicale overgehouden hebben, niet de moeite genomen hebben om ons af te vragen: waarom is dat zo.
Ik probeer nu een klein beetje duidelijk te maken hoe het in elkaar zit. Zodat je met een beetje meer wetende ogen op jezelf kunt ingaan – en je zult ophouden eindeloos te corrigeren aan dat versmalde stukje. Dat heeft geen zin, absoluut geen zin, het blijft versmald. Al die edele dingen die we gehoord hebben, waar we om zo te zeggen mee om de oren zijn geslagen, bevinden zich allemaal in die versmalde wereld. En daar kun je je hele leven in doorbrengen. Maar het heeft geen zin, want je blijft in de versmalling!

Het enige waar het op aan komt is dat je eruit komt, dat je de versmalling verlaat. En dat betekent helemaal van nul beginnen. Dat betekent niet-aflatende zelfobservatie.
Want je moet je goed bedenken, je kunt je nergens aan vasthouden. Er is niemand die tegen jou kan zeggen: zo en zo is het. Jij zult zelf van nul moeten onderzoeken wat het is. Je hebt geen hulp van iemand, wat ook, wie ook, je zult het zelf moeten doen. En je hebt jezelf ook alleen maar als instrument, je bent je eigen onderzoeksinstrument. Dat is het uitgangspunt.

Dan zul je je natuurlijk afvragen, ja maar waarom zijn er dan meditatiewijzen, waarom zijn er dan leraren, afijn… Die mensen, die oefenwijzen, kunnen je alleen maar helpen in je eigen onderzoek. Maar het onderzoek is van jou. Je kunt op niemand leunen. Je kunt hoogstens – en dat is onder andere mijn functie en die van Epi[1] – aanwijzingen krijgen hoe je het zo efficiënt mogelijk kunt doen. Het is niet anders.
Mensen, zo nuchter is het, zo weinig romantisch, zo weinig verheven, zo weinig mooi. Het is bikkelhard, je staat er zelf voor. Je kunt, als je geluk hebt, aanwijzingen krijgen. En die aanwijzingen kunnen je helpen in dat onderzoek. En als je op weg gaat op die manier,  zul je ongetwijfeld gaan ontdekken dat er telkens óf geschriften zijn, óf mensen zijn, die iets wat je zelf op het punt staat te ontdekken, voor jou een beetje duidelijk maken, een beetje in een groter verband brengen. Zodat je beter weer zelf verder kunt gaan. Maar meer is het niet.

Ik dacht dat het heel goed was om van meet af aan dit te weten. Want dan zul je je tijd niet doorbrengen in al die talloze zijwegen die er zijn, die je ook aangeboden worden, waarin een belofte ligt, waarin je iets ontdekken zult, afijn, dat wet je niet… De marskramers in beloften zijn met zeer velen en ze zijn heel slim, maar als je echt op weg wilt gaan heb je daar totaal niets aan, dat is oponthoud.

Maar het niet alleen de marskramers die je in de weg zitten, maar je bent het zelf ook. Want vanuit dat versmalde stukje wat je bent, heb je toch een heel vaag vermoeden dat er iets anders moet zijn, iets wat dat alles overstijgt. En als je ergens iets moois hoort, dan wil je het zo vreselijk graag geloven… Want dat is tenminste iets meer dan jouw afgescheiden, versmalde wereld. Maar het is theorie – voor jou is het theorie. En je kunt daar heel stuk van je leven in doorbrengen. Maar het is niet datgene wat gebeuren moet.

Hetgeen wat gebeuren moet is dat je voor jezelf besluit om op weg te gaan. Zodat je een klein beetje beseft, al is het maar een flauw besef, waar het om gaat.
Dan komen alle oefeningen op hun plaats te zitten. Dan zijn ze ontdaan van romantiek, ontdaan van hun prestatie, ontdaan van hun einddoel. Dan zijn ze een stukje gereedschap voor datgene wat gebeuren moet. En dan hou je op te rekenen in jaren, of in maanden, dan sla je alleen maar gade wat er gebeurt. En zoveel besef krijg je dan wel dat je weet dat je daar geen enkele tijdsduur voor kunt vaststellen. Dat het volmaakt onbekend is hoe het zal lopen. Dat weet je niet.
Het enige wat je weet – dat is een houvast – is dat jouw intensiteit een machtige factor is, de intensiteit van het niet aflatend erop ingaan. En het niet afgeleid worden door al die vele, vele dingen die je om de haverklap aangeboden worden om jezelf in de verliezen, om jezelf in te vergeten. Om te vergeten dat je maar een versmald stukje leven bent, afgesneden van het grote geheel.
Dat is waar het om gaat, dat je dat beseft, dat je beseft dat al die dingen er zijn – en dat je ook steeds, voortdurend, dag in dag uit, uur in uur uit, beseft waar het om gaat. En dat je geen einddoel kunt bereiken, dat kan niet! Je kunt alleen maar dat onderzoek gestaag voortzetten, steeds verder, steeds verder, steeds verder…
En niet blijven hangen in een of andere ontdekking. Natuurlijk zul je, als je gestaag onderzoekt, ontdekkingen doen. Dan is het heel menselijk als je iets fijns ontdekt, om erin te blijven hangen. Maar dan zet je je onderzoek stop. En dat kan een heel leven duren, dat je ergens in blijft hangen.
Dat zeg ik niet zomaar, dat is zo. Dus wees wakker, wees attent. Begrijp jezelf, begrijp je verlangen naar het mooie, het volledige. En begrijp dan ook dat je daarin kunt blijven hangen.

Het enige waar het op aankomt is dat je dat onderzoek voortzet. Dat je niets, maar dan ook niets anders accepteert dan dát. Wat de maatschappij ook mag zeggen, wat je naaste ook mag zeggen. Dáár gaat het om, dat grote proces waarin wij allemaal staan – geweten of ongeweten, we staan erin. Je kunt het alleen op duizenden manieren uitstellen, maar we staan erin!

En als je het vandaag niet oppakt, dan zul je het over honderd jaar op moeten pakken, wanneer ook. Maar daar gaat het om, om dat ene, niet aflatende onderzoek naar wat je eigenlijk bent. En jij bent de wereld, je bent het totaal. Alleen, je beseft het niet, nóg niet, zeg ik. Want je kunt het beseffen – al is het maar een seconde dat je het beseft, dat is voldoende om door te gaan.

Dat was alles.

naar boven

Gesprek (fragment)

Vraag: Je zei op een gegeven moment: ‘jij bent de wereld’, maar dat is dus niet het totaal.

Maarten: Jawel. Ik bedoelde ermee dat wij aan de ene kant het totaal zijn, alles, en aan de andere kant zijn we ook – in jouw geval – Henk, heel zelfstandig. Maar zoals wij normaal leven is er alleen maar Henk en Maarten. En dat andere is er eigenlijk niet, voor ons bewustzijn. Nu gaat het om het onderzoek: hoe kom je uit die voorlopigheid die Henk heet en maak je daarbij niet de fout om te zeggen: het is ‘maar’ Henk.
Weet je, dat is altijd wat er dan gebeurt. Dan zeg je: ja, dat is maar Henk. Maar dat is helemaal niet waar. Henk en die totaliteit zijn één geheel. Zoals wij tweeën zijn, hebben we aldoor het gevoel: Maarten, Henk, zij praten met elkaar. Twee afgescheiden eenheden die iets met elkaar uitwisselen. Maar het is niet zo, het gaat erom dat wij het gevoel hebben: Henk, Maarten, dat is één totaal, en toch zijn ze allebei heel verschillend.


Vraag: Heb ik goed begrepen dat je, zoals je noemt: ‘je smalle basis’, dat je die niet kunt verbreden, maar los moet laten.

Maarten: Verbreden kun je het, natuurlijk. Dat betekent dat je meer kennis krijgt, meer ervaring. Je hoeft niet eens meer kennis te krijgen, als je leeft doe je steeds ervaring op. Dus het ervaringspakket vermeerdert. Het wordt wel breder. Maar als je het bekijkt vanuit het geheel gebeurt er eigenlijk niks.
Dus waar het om gaat – en dat is eigenlijk de kwintessens van meditatie – is dat je je ten eerste bewust wordt van die basis, die smalle basis, want voor die tijd kan er niks gebeuren. Je moet je eerst bewust zijn wat dat is. Wat is die bewustzijnsinhoud van mij. Hoe werkt hij. Hoe verhoudt hij zich ten aanzien van andere bewustzijnsinhouden. Ten aanzien van mensen, maar ook van planten, dieren, dingen, situaties, alles.
In dat onderzoek – dat is dus de eerste stap – ga je merken, en dat is heel belangrijk, dat jouw leven door zo onnoemelijk veel factoren beïnvloed wordt dat wat wij ervan zien maar een heel klein stukje is uit alles wat er om je heen en binnen in je gebeurt.

In dat onderzoek, als je al opmerkt dat je dus op zoveel manieren beïnvloed wordt, begin je voeling te krijgen met dat geweldige totaal waar je instaat, en waar je geen deel van bent, maar wat je bent! Alleen, jouw bewustzijnsontwikkeling heeft nu opgeleverd dat je je van dat stuk bewust bent.
Eigenlijk is meditatie dus evolutie. Maar dan echte evolutie. Dus het steeds meer bewust worden van grotere delen van dat geheel. En je voelt wel, als ik ‘delen’ zeg, zeg ik iets fouts. Want het is nooit een deel. Het is altijd van elkaar doordrongen.


Vraag: Zo lijkt het toch, Maarten, of ik wat bereiken moet: het bewustzijn van het totaal.

Maarten: Het bewustzijn van het totaal, ja. Maar dat kun je je niet als doel stellen. Je kunt alleen maar werken met dat kleine stukje wat je bent. Verder kan je niet.
Kijk, bij een doel wat wij ons normaal stellen, daar zien we ook van hoe we er naartoe kunnen komen. Dat zie je hier niet. Want je hebt alleen maar dat kleine stukje van jezelf.

Vraag: Je hoeft alleen maar met dat smalle bezig te zijn.

Maarten: je hebt niet meer, want anders zaten we hier niet.
Ik geef er nu woord aan. Fout dus. Maar ik probeer het zo voorzichtig mogelijk te doen en steeds weer te wijzen op het feit dat het ‘maar’ woorden zijn. Maar wat gebeuren moet is iets wat niet in woorden te vatten is. Wat jij en ik beiden zouden kunnen doen is niet in woorden te vangen. Dat zijn ervaringen. Op een bepaald moment ervaar je iets. Dan kun jij er woorden aan geven, maar dat is de ervaring natuurlijk niet.
Dat heeft al duizenden jaren plaatsgehad. Telkens zijn aan de ervaringen van mensen die op weg waren, woorden gegeven. Nu is de tragiek dat wij allemaal vastzitten in de woorden. En dat we eigenlijk niet de moeite nemen om ons af te vragen: wat is achter die woorden, wat zou er mee bedoeld kunnen zijn. Komt er iets over van, ik zou haast zeggen: de geur van het onderzoek, wat niet in woorden te vangen is, dan is het prima. Maar als je je aan de woorden vastgrijpt, dan zit je weer vast.
Dat heeft aldoor plaats. Vandaar dat er zenmeesters zijn die zeggen: ik zeg niets, ga maar zitten. Dat is een heel legitiem standpunt. Alleen, wij zijn nu zo gebouwd dat we eerst in ons denken klaarheid moeten krijgen over hoe we moeten oefenen, zodat we kunnen onderscheiden waar we de mist ingaan.
Het komt natuurlijk aan op het oefenen, dat is duidelijk. Maar je kunt ook fout oefenen. Namelijk iets in de oefening stoppen wat er niet inzit. Een of ander vermogen bijvoorbeeld. Dan oefen je eigenlijk verkeerd. Dus waar ik mee bezig ben is eigenlijk steeds duidelijk maken waar het om gaat in de oefening. Bijvoorbeeld in Tai Chi. Gaat het je erom een beweging zo goed mogelijk te maken, of gaat het erom de hele oefening kwijt te raken en te beseffen dat je jezelf in die beweging vervolledigt. Dat beseffen! Want op het moment dat je dat beseft – dat is namelijk het fantastische – vallen al die barrières, van hoeveel jaar het duurt en of je het zal bereiken, tegelijk weg. Dat interesseert je dan niets meer. Want je bent aan het werk. Misschien bereik je het nooit. Nou, so what. Maar je hebt geoefend. Je bent bezig geweest. Je hebt geleefd.


Vraag: Wat is dan loslaten.

Maarten: Loslaten is beseffen.
Loslaten is dat je die smalle basis zo volledig beseft dat je er daardoor, dat is het wonder, los van raakt.
Kijk, als jij die smalle basis als een vergankelijk iets beseft, niet alleen omdat je tegen jezelf zegt ‘nou, ik zal ooit wel eens doodgaan’, maar echt beseft dat jij vergankelijk bent, dat helemaal beseft, dan ben je op dat moment los.
Iets eenvoudigers. Je hebt iets waarvan je weet dat het fout is, en tot nu toe heb je alleen gezegd: dat is niet goed, dat moet ik niet doen. Maar je hebt niet helemaal bewust gemaakt waarom je altijd weer zo doet. Op het moment dat jij je het helemaal bewust maakt, hoef je er niks meer aan te doen. Is het weg. Dat is hetzelfde. En het wonder is, op het moment dat jij volledig beseft wat je eigenlijk bent, op dat moment ben je er los van.

Dat betekent natuurlijk niet – dat is een volgende kuil waar je weer in kunt vallen – dat je dan voor altijd los bent. Het is dat moment, en dat moet je steeds vernieuwen. Want die smalle bewustzijnsstructuur is ongelooflijk taai. Dat is wat ik de stroop noem. En daar zitten we dagelijks in.


Vraag: Het soort besef en het soort bewustzijn waar jij het over hebt vind ik moeilijk, omdat ik zelf de neiging heb in analyseren te raken. Hoe kan je er dan aan werken om tot een soort besef te komen waar het om gaat.

Maarten: Het antwoord is eigenlijk vreselijk simpel. Het is namelijk: merk op wat je het aan het doen bent. Als je opmerkt dat je aan het analyseren bent, dan laat je het toch los. Je weet dat het hiervoor geen zin heeft, voor dit werk. Als jij een simpel probleempje hebt, een rekenprobleempje, een ander praktisch probleem, prima om te analyseren, geen enkel punt. Maar dit is ongrijpbaar, dit kun je niet analyseren. Dus als je opmerkt dat je eraan bezig bent, dan laat je het toch vallen.


Vraag: Als ik merk dat ik analyseer, word ik kwaad op mezelf of ik straf mezelf.

Maarten: ja, inderdaad. Dat doen we altijd, want dat hebben we geleerd. We hebben geleerd dat als je iets fout doet, je het goed moet gaan doen. Er is nooit tegen je gezegd als je het fout doet: kijk er nou eens naar, geef er eens aandacht aan… Dan hoeft die hele afschuwelijke draaimolen niet meer van: je wil inzetten, je ertegen verzetten, en dan weer eens een overwinningsgevoel hebben…
Dus het enige wat mogelijk is, is geduld met jezelf hebben. Gewoon te zien, ik ben nou eenmaal dat machientje dat zo op de rails gezet is. En dat moet blijkbaar nog een eindje voort denderen.

Vraag: Ze zeggen altijd: als je veertig bent, dat het dan over is.

Maarten: Die illusie moet ik je ontnemen. Maar dit is inderdaad een van die dingen waar we heel veel moeite mee hebben. Om – en ik kan het niet anders zeggen – om een heel klein beetje van jezelf te houden en te zeggen: ‘dat machientje is nou eenmaal zo in elkaar gestoken, ik heb er zelf ook aan meegewerkt – niet wetende. Het zal nog een aantal slagen moeten maken’.
Maar als jij het geduld en de liefde hebt voor jezelf om daar bij te zijn, als je die aandacht hebt, dan komt er een moment – en dat is niet aan tijd gebonden – dat je er zo intens bewust van bent dat het weg is. Maar wanneer en hoelang, dat weet je niet.


Vraag: Dan is er nog een punt, de wil. De wil die wil altijd wat en hij mag eigenlijk niks willen, want dan stop je er iets in waardoor je…

Maarten: Je aandacht verliest eigenlijk.

Vraag: Wat doe je met je wil?

Maarten: Het begint eigenlijk bij het begin. Als jij kans ziet om interesse te krijgen in jezelf, dan wijst het zich allemaal vanzelf. Want, kijk, op het moment dat jij iets echt inziet, dan hoef jij je wil niet meer te gebruiken. Wij moeten onze wil aldoor gebruiken omdat we eigenlijk niet helder zijn.

[1] Epi van de Pol gaf tai chi tijdens de Tao-zen meerdaagse sessies.

 


naar boven