De dichtheidsziekte

Eefde juli 1987 | Dinsdagmorgen

Inleiding
[download]

Eén van de dingen waar we mee geconfronteerd worden vandaag de dag, is de toename van het aantal mensen op de wereld en het teruggedrongen worden van de natuur. Terwijl we voor ons gevoel allemaal menen dat we afhankelijk zijn van die natuur. Niet alleen concreet: zuurstof, afijn, jullie weten dat wel allemaal, maar ook voor onze beleving, ons gevoel van leven, dat we afhankelijk zijn van het wel of niet kunnen zijn in de natuur.
Ik denk dat iedereen dat heeft, het gevoel: ja, ik moet toch een stukje in de natuur kunnen zijn, om opnieuw gevuld te worden met een gevoel van vrijheid, met een gevoel van er te mogen zijn – wat we heel vaak even kwijt zijn in die overvolle wereld, in de stad in ieder geval, dat je er mag zijn.

En de vraag is nu: kunnen wij misschien een andere verhouding krijgen tot de totaliteit van het leven, zodat we die geweldige afhankelijkheid een beetje kwijtraken. Want het is duidelijk, dat proces van steeds meer mensen gaat nog steeds door – tenzij er een of andere ongeneeslijke ziekte komt, die ons weer decimeert. Dan zullen we echt met die realiteit rekening moeten houden.

En dan komt natuurlijk de vraag naar voren of wat de mens geleidelijk aan gedaan heeft, naar een catastrofe toe leidt . En dat is dan geen catastrofe die er plotseling is, maar die zo heel langzaam voortschrijdt door dichtheidsziekten – we hebben op het ogenblik de term ‘beschavingsziekte’, maar dan zou je zeggen ‘dichtheidsziekte’ – die optreden en die we misschien nog niet eens kunnen bestrijden. We kunnen dan wel mensen, die eigenlijk al over de schreef zijn, nog een enkele jaren in leven houden, maar dat is niet een menswaardig bestaan.

Hebben wij daar nu mee te maken, wij, vandaag. Wij zitten hier nog prinsheerlijk in de natuur, in een ruime kamer. Maar we hebben er wel mee te maken, denk ik, met deze wereld die steeds kleiner wordt voor ons gevoel, omdat we dichter op elkaar komen.

En waar hangt dat allemaal mee samen. Ik denk eigenlijk dat die ontwikkeling naar steeds meer mensen door zal blijven gaan, als wij ons niet bewust worden waar het om gaat in het leven. Want dan zullen we onbewust het werktuig zijn van een heel oud gegeven: voortplanting van de soort.
Die voortplanting van de soort, zoals ook de zelfhandhavingsdrift, is iets blinds. Dat is niet iets wat wij doen, maar dat is iets wat gebeurt door ons heen. En zolang dat een feit is, zolang door ons heen de dingen gebeuren, hebben ze een onvermijdelijk karakter.
Dat moeten we goed beseffen: zolang wij onbewust zijn, zullen bepaalde ontwikkelingen zich onvermijdelijk doorzetten.

Dus we hebben er inderdaad met z’n allen heel direct, nú op dit moment, mee te maken. Kunnen we dat inzien?
Ik zeg het nu heel vlug: kunnen we dat inzien, dat wij ermee te maken hebben. Want ons welbevinden is onze zaak, mijn gevoel van er zijn is echt mijn zaak. Dat is niet een ver verwijderd verband, dat is mijn zaak.

Ik denk dat het dan nodig is, dat wij al die indelingen die wij gemaakt hebben in de loop van de tijd, gemaakt op een vrij blinde manier. Die hebben we gemaakt aan de hand van die twee grote driften, zelfhandhaving en voortplanting. Zelfs ons liefdespel is daaraan ondergeschikt. Dat zou het allereerste gebied moeten zijn, waar dat niet blind zou moeten zijn, maar het is het wel.

Hoe kan ik een andere verhouding krijgen tot die ontwikkeling die plaatsheeft. Of ben ik daar eigenlijk een blinde medewerker. Doe ik dat toch wel, meewerken aan die ontwikkeling die noodzakelijkerwijs moet leiden tot een ramp, een langzame ramp. Dat is misschien nog erger dan een snelle ramp, heel langzaam. Is dat nodig, is dat een fatum? Of is het onze verantwoordelijkheid, mijn verantwoordelijkheid en ieder van jullie. Ik denk het laatste.

En waar ligt dan het draaipunt, de keer. Waar ligt die. Dat is natuurlijk ten eerste dat je beseft dat dit aan de gang is. En dat je natuurlijk dan niet iemand beschuldigt, dat je niet zegt: ja, die politici, of…
Dat is onzin, dat zijn de uitvoerders. Maar het is een gegeven. Dus het eerste is dat je je bewust wordt dat dit zo is, dat die gang van zaken zo is. En dat je daar de tijd voor neemt. Dat je er de tijd voor neemt om je eigen positie daarin te ervaren: in hoeverre ben ik medeverantwoordelijk voor wat daar gebeurt.

Dan kom je onvermijdelijk bij dat merkwaardige verschijnsel dat wij de wereld in allerlei gebieden hebben ingedeeld, we zeggen: de natuur; we zeggen: de dode stof; we zeggen: de levende stof, organismen, mineralen. Door al die indelingen zijn wij geleidelijk gaan denken dat het zo zit, dat die indelingen de werkelijkheid dekken. En dat is natuurlijk niet waar, die indelingen zijn onze indelingen. Het verleidt mensen ertoe om te zeggen: die tafel, nou ja, dat is een dood ding… Mensen beseffen niet wat ze daarmee doen, je veroordeelt de tafel daarmee tot iets wat hij niet is. En je veroordeelt de plastic vork tot iets wat hij niet is. Je oordeelt naar zijn buitenkant en je oordeelt niet naar wat hij is.

Het wordt al heel anders als je ervaart, écht ervaart, dat alles een bewustzijnstoestand is, langzamer of sneller. En dat mensen, als ze zich al onderscheiden, zich onderscheiden in bewustzijnstoestand.
Dat is dus niet naar wat ze kunnen, maar naar wat ze zijn. Wij zijn altijd gewend om mensen onder te verdelen in wat ze kunnen en wat ze niet kunnen. Dat zijn de onderscheidingen die we maken. Maar de eigenlijk onderscheiding ligt in de bewustzijnstoestand van iemand.
Als je dus de wereld gaat ervaren, moet je je daarvoor eerst bewust worden dat jij zelf een kunstmatige wereld, een kunstmatige reeks van onderscheidingen geschapen hebt eerst. En nu leef je erin.

Maar als je dat één keer ziet – misschien moet je het wel honderdduizend keer voor jezelf herhalen, dat alles een bewustzijnstoestand vertegenwoordigt – dan ga je op den duur anders ervaren. Dan houd je op die indelingen zo strikt te nemen als je ze nu neemt. Dan ga je ervaren dat in alle dingen, in alles, echt in alles, die bewustzijnsbeweging aanwezig is. Het is een beweging. Alleen, wij zijn nog zo bot dat wij de langzame bewegingen niet waarnemen.

Ik herinner me dat ik iemand ontzettend nijdig heb gemaakt, dat was in het krijgsgevangenkamp. Daar was een zeer geleerde theosoof, die daar prachtige verhalen hield. En ik zat naar de man te luisteren, ik zat naast de goot waar de feces doorheen kwamen. En die man was zo aan het zeveren, dat ik op een bepaald moment zei: “Ja, die drol is ook in ontwikkeling…”
Nou, die man was nergens meer, die was zó kwaad… Maar ik zei iets wat wezenlijk is.

Alles is in verandering, is in wording. Alleen wij kunnen met onze apparatuur zoals die op het ogenblik is, niet waarnemen – doordat het voor ons organisme te langzaam is – dat ergens beweging in zit. Als je ietsje gevoeliger wordt, kun je de werkelijkheid van de geschiedenis ervaren. Je kunt ervaren, als je op een plaats komt waar heel veel akelige dingen gebeurd zijn, dat dat alles nog doortrekt. En dan ga je ook heel anders daarmee om, dan is het niet meer een sensatie om op een slagveld te staan, maar dan besef je je verantwoordelijkheid om jouw meer in balans zijnde wijze van zijn, niet daar tegenover te stellen, maar daarmee te mengen, zodat dat verandert.

Wij zijn ons ontzettend weinig bewust van onze verantwoordelijkheid op dit punt. Als je zulke dingen ervaart – en je gaat ze ervaren, dat garandeer ik jullie – dan kun je daar wat aan doen. Dan zeg je niet alleen maar: oh en ah, dat dat er nog is… Maar dan doe je wat. Dat gaat automatisch. Dan breng je jouw wijze van zijn daarin. En dat is echt nodig. Want zulke dingen moeten opgeruimd worden. En die worden niet door de tijd opgeruimd, die worden door bewuste inspanning pas opgeruimd.

Zo heeft alles wat er is zijn geschiedenis, heeft zijn wordingsgeschiedenis bij zich, verpersoonlijkt een wordingsgeschiedenis. En als er iets veranderen kan is het dat wij ons daarvan bewust worden. En dat wij dat als zoheid inderdaad in onze wereld een plek geven. Zodat wij daarmee bezig zijn. Dat het niet iets is wat zo even voorbij gaat, maar dat wij daarmee bezig zijn.

Dan gaan wij merken – daar begon ik mijn verhaal mee – dat die scherpe scheiding die wij maken tussen in de natuur zijn en in, ja, in de kamer zijn, midden in de stad, een scheiding is die er eigenlijk niet is. In die kleine kamer, midden in de stad, daar kun jij net zo stil zijn, en misschien nog stiller en leger, dan als je midden in de natuur bent.
Ik weet heus wel, want ik heb het voldoende beleefd, dat het makkelijker is je eigen stilte te ervaren in de ongerepte, inderdaad nog niet aangeraakte natuur. Dat is zo. Maar het is ook een beetje lui om je daarvan afhankelijk te stellen. Om niet te weten dat jij hier, midden in de grote stad, met alle kabaal die er is, met de buurman die aan het boren is en die buurvrouw die luid zingend aan het mattenkloppen is, stil kunt zijn.

Jullie moeten me goed begrijpen, dat is geen prestatie waar ik het nu over heb, dat is alleen maar een kwestie van instelling. Dat is ook geen kwestie van oefening, dat is een kwestie van instelling, het is een kwestie van bewustwording. Dat je midden tussen die kakofonie van invloeden, jezelf hoort, jezelf ervaart.

En dan verandert er wat. Echt, dan verandert er wat. Dat is de verandering waar het op aan komt. En dat is niet alleen voor jou, maar het is voor je hele omgeving belangrijk, dat jij stil bent, dat jij je basis, dat jij je oorzaak terug vindt. Want wij zullen er niet uitkomen door te proberen onze omstandigheden zo in te richten, dat we naar onze maatstaven een beetje behoorlijk kunnen leven. Dat zal ons niet meer lukken, zeker niet over dertig jaar. Want de wereld heeft nog steeds diezelfde gang, steeds gecompliceerder, steeds meer informatie, steeds meer communicatie, steeds meer scheepsladingen vol onzin die over ons uitgestrooid worden, en die ons nog verder wegbrengen van wie we zijn.

Dus deze uitdaging gaat ons allemaal aan. En dat is nou eens geen bedreiging door kernwapens, maar nog veel gevaarlijker. Dit is de bedreiging van een algemene ontwikkeling, waar ook de derde wereld landen in meegezogen worden. Je ziet het aan alle fronten gebeuren.
Als wij niet – wij zitten in de spits, misschien Amerika nog iets meer, maar wij zeker ook – als wij niet daarop een eigen authentiek antwoord vinden, dan laten we die mensen in de derde wereld ongelooflijk in de steek. Want die zijn nog veel minder geëquipeerd dan wij, om deze ramp die heel geleidelijk aan komt – op kousenvoeten, zou ik haast willen zeggen – om daar een houding tegenover te vinden die het kan keren.

Want je moet je niet voor de gek houden, die ontwikkeling die aan de gang is, is een trein die bijna niet tegen te houden is, als niet alle moleculen van die trein veranderen. En het enige zinnige wat je kunt doen, is de molecule die jij bent,  daar kan die verandering in optreden. Zodat jij niet nog eens een gewicht meer bent, om die trein in die richting voort te stuwen.

Dus het komt neer op het kunnen veranderen van je verhouding tot alles om je heen. Tot je kleren, tot het huis waarin je leeft, natuurlijk tot de mensen waarmee je leeft, de mensen die je ontmoet. Dat is niet niks… Dat is een totale revolutie. Maar ik denk dat wij niet meer uitkomen met een andere dan een totale revolutie. We kunnen het niet meer in gedeeltes doen, daarvoor zijn we te ver in de tijd. We zullen inderdaad een totale revolutie moeten doormaken.

Als ik dat zo zeg, dan moeten we in vredesnaam niet denken dat dat uit geweldige daden bestaat. Dat bestaat uit hele kleine, bijna onzichtbare veranderingen in onze verhouding tot alles en iedereen. Waarin we alle krachten van ontspanning, van blijheid, van liefde, van mededogen vooral, helpen. En dan moet het dus eerst in onszelf gebeuren. Dat we eigenlijk heel natuurlijk niet eerst misprijzen en dan pas iets in de ander ontdekken wat de moeite waard is. Want elke keer dat je iets misprijst, dat je plezier hebt om … het gebrek van iemand, dan doe je iets in de richting van die trein die maar voortdendert.

En als ik dat zo zeg, dan weet ik dat het gevaar erin zit dat je denkt: oh, dat zal ik niet meer doen… Maar dat is geen bewustwording. Als je zegt: ik zal het niet meer doen, dat is geen bewustwording. Het is gewoon bewustwording van wat je doet. Wat het eerste is wat in je opkomt, is dat mededogen? Of is dat slimmer zijn dan de ander, of beter zijn dan de ander? En als je dan merkt dat het vaak zo is dat je eigenlijk groeit in het beter zijn dan de ander, veroordeel jezelf dan niet. Want het is eeuwen, eeuwenoud. Zo hebben we altijd geleefd. En zo leven we nog.

Dat te veranderen, vraagt een continue aandacht. Het vraagt continu erbij zijn. En dan ben je niet met jezelf bezig, dan ben je bezig met hele universele, kosmische zaken. En daarvoor is die continue aandacht nodig, want dat is het enige, enige krachtenveld waarin jij iets vermag. Dat is ook het enige krachtenveld wat die geweldige, daverende, voortdenderende trein kan weerstaan. Zelfs al gaat het over jou heen, dan nog zal die kracht uiteindelijk die afschuwelijke agressie, die domheid en die onwetendheid, teniet doen.

Maar als je hiermee bezig bent, dan komt die vraag – ik heb me er altijd over verbaasd – niet in je op, wat er met jou zal gebeuren. Dat komt niet in je op, want dat is volmaakt onbelangrijk. Je voelt dat je in een gebied bent waar dingen gebeuren moeten, met of zonder jou. Het enige wat van belang is, is dat jij ermee bezig bent.
Want die vraag van ‘ja, maar wat gebeurt er dan met mij’, dat is de oude vraag, dat is de vraag uit de zelfhandhaving. Dat kun je nu zo langzamerhand wel weten. Die is niet relevant. Dat is echt verleden tijd, daar moeten we mee ophouden. We moeten zien waar het om gaat. En in dat zien waar het om gaat, kunnen we de uitdaging aan.

naar boven