Het moment van conceptie

Eefde juli 1991 | Dinsdag

Inleiding
[download]

Ik ben gisteravond naar aanleiding van de vraag van Eva nogal een beetje uitgeschoten. Dat vind ik heel jammer. Maar het is een punt wat voor mij erg belangrijk is – en ik denk voor ons allemaal – als jullie gaan begrijpen waar het om gaat.

Als een man en een vrouw gemeenschap hebben en er is een conceptie, dan wordt op dat moment een heel wonderbaarlijk proces in werking gesteld. Want op dat moment – wat de meeste mensen totaal ontgaat – wordt de onzienlijke matrix gevormd van wat naderhand de nieuwe mens zal worden.
Ik gebruik met opzet niet het woord ‘kind’, omdat dat niet juist is: dan wordt de nieuwe mens gevormd. En gelukkig hebben noch de man, noch de vrouw, grote invloed op het vormen van die matrix. Maar er is wel invloed, namelijk van de afscheidende krachten, die later in het leven duidelijk worden – die betekenen dat je niet beseft wat het is om een mens te zijn, dat je niet beseft wat je verband is met de wereld, dat je niet beseft dat elke gedachte en elk gevoel wat je hebt, zijn invloed heeft op het totale bestel. Als op het moment van de conceptie bijvoorbeeld de man en de vrouw teveel gevangen zijn in de begeleidende lust, dan wordt daarmee tevens een moeilijker contact gelegd in dat zich ontwikkelende wonder, die matrix waaruit het vormlichaam komt, wat later in de baarmoeder groeit. Dus dan wordt de kiem al gelegd voor een steeds meer afgescheiden zijn van de grote processen van de grote natuur, of van de wereld, of van de schepping.
En daarmee wordt ook een grotere afgescheidenheid gelegd van de verbinding met het totaal – dat wat voor de schepping is en na de schepping is, wat er altijd is, wat onafhankelijk is van de schepping. Maar het is dus een dubbele afgescheidenheid, die door een onwetendheid – en nou zeg ik het heel zacht – van de man en de vrouw daar bevorderd wordt.

Wij hadden als thema dat we aandachtig zouden worden, dus daarom vertel ik dat. Als je helderziend bent, kun je zien dat op het moment van de conceptie de kleuren veranderen, onder invloed van de gevoelens die de twee mensen hebben die het betreft. Dat zijn kleuren die heel maatgevend zijn, die het hele verdere leven doorgaan. Dus op dat moment gebeurt iets wat je niet goed kunt maken achteraf, wat die mens die geboren wordt gewoon meekrijgt als lot. 

Als je daar nou een beetje van weet, kun je daar dus op een andere manier tegenover staan. En dan kun je een beetje gaan begrijpen – daarom schoot ik gister zo uit – dat dit een echt verheven moment is, dit is een heilig moment, en elke gedachte die anders is dan in hele grote eerbied en in dankbaarheid…
Want ieder kind is een geschenk, een geschenk vanuit het ongeziene. Aan jou wordt toevertrouwd de mogelijkheid om dat mensenkind, die nieuwe mens, een kans te geven om weer tot de grote verbondenheid te raken. 

Dat is eigenlijk de functie – als je dat zo zou willen noemen – van een vader en een moeder. Maar dan moeten ze natuurlijk ophouden met die kinderachtige gedachte, dat het ‘maar’ een kind is – het is een nieuwe mens, met alle mogelijkheden die de schepping heeft. Alleen, hij zal, naarmate hij opgroeit, geleidelijk aan steeds verder wegraken van die mogelijkheid en hij zal er alleen maar dat uit actualiseren wat hij tegenkomt. En wat hij tegenkomt zijn ook zijn ouders, hij komt in zijn ouders dus ook alles tegen wat afhoudt, wat niet hoort bij die grote gang naar de totale verbondenheid. 

Nu is het gelukkig zo – ik zei het daarnet al – dat een groot gedeelte van het proces blind is, in de zin dat de mens daar godzijdank niets aan kan doen. Want als dat wel waar was, als de mens dus meer macht had, zouden er een heleboel afschuwelijk verminkte wezens op de wereld komen. Dat gebeurt gelukkig niet.
Maar het voltrekt zich in de mens en in hoofdzaak in de moeder. Van de twee is de moeder de meest verantwoordelijke, omdat in haar dat vormleven, dat lichaam, groeit. Ook het onzienlijke natuurlijk, het onzienlijke wat het lichaam vormt.
Waar de moeder, ook de vader, maar in mindere mate, wel een heel grote invloed in heeft, is hoe het gevoelslichaam en ook het denklichaam – wat de jongste telgen zijn uit de lichamen die een mens bezit – [zich ontwikkelen]. Daarop heeft ze heel sterke invloed. Is die moeder inhalig, is die moeder hebberig, is die moeder bezitterig, is die moeder vrolijk, is ze somber…
Dat zijn allemaal invloeden die heel direct doorspelen, dat is geen blind gebeuren. Daar heeft de mens dus invloed op. En zo moet het ook eigenlijk. 

Bij een dier is het voor een groot deel blind. Daar worden natuurlijk ook die levenslichamen, of ‘etherlichamen’, gevormd, die matrixen volgens het welk het dier opgroeit in de moederschoot. Maar daar is het veel blinder, een dier heeft nauwelijks invloed op de vorming van die onzienlijke lichamen, voordat het ter wereld komt.
Maar bovendien is de mens het meest complexe organisme, het meest complexe bewustzijn, dat wij op aarde kennen. Dat betekent geweldig veel mogelijkheden meer, onder andere die van zelfbewustzijn. Dat is ons voornaamste onderscheid met het dier.
Maar dat betekent dus ook dat we makkelijker vernield kunnen worden – juist in het onzienlijke kunnen we makkelijker verminkt worden, omdat we hoger georganiseerd zijn, maar dus ook kwetsbaarder zijn.

Ik vertel dit, opdat je een beetje gaat beseffen wat het betekent om een mens te zijn. En hoe we allemaal, in de mate waarin wij hier weet van hebben, gehouden zijn daarnaar te leven. Dat is geen kwestie van morele regels, maar het is een kwestie van weten in diepere zin. Van weten waar je mee omgaat, als je met jezelf omgaat, als je met een ander omgaat. En ook geleidelijk aan steeds dieper gaan beseffen welke situaties, als het kan, vermeden moeten worden.
Als je het heel kernachtig zou willen zeggen: al die situaties waar je net doet alsof je niet behoort tot het geheel. Waar je dus zegt van: wel of niet een kind. Dat is in de grond van de zaak, zoals ik het voel, een waanzin. Want of dat kind er wel of niet zal komen, ontgaat jou totaal. Dat zit vast aan een aantal ongelooflijk ingewikkelde processen, waar je absoluut geen enkele weet van hebt. 

Het minste wat je doen kunt is heel eerbiedig te zijn en te beseffen dat je daar eigenlijk niets van weet. En hoe meer je ervan weet – wat mogelijk is doordat je toevallig de gave van de helderziendheid nog hebt, of doordat je in staat bent om je terug te herinneren in je leven – op het moment dat je daarvan weet, heb je de verantwoordelijkheid, dat is tegelijkertijd, heb je de verantwoordelijkheid om daarnaar te leven. En doe je dat niet, dan zondig je echt – zondigen is dus eigenlijk het vernietigen van het kostbaarste wat er is, en dat is leven.
En je vernietigt leven door te doen alsof je afgescheiden bent. Je hoeft niet iemand dood te steken om leven te vernietigen, je vernietigt op elk moment dat je ingaat tegen je diepste weten.

Ik weet heel best dat wij vandaag de dag, met al onze techniek, met al onze wetenschappen – hoewel ik moet zeggen dat de wetenschap op het ogenblik in versneld tempo op de terugweg, maar in ieder geval de techniek en al die wetenschappen die nog niet geproefd hebben van wat de kernfysica aan het ontdekken is – in een eeuw leven waarin die afscheiding steeds verder gaat. En we zijn er zelfs trots op. We zijn nu bezig aan genen te knoeien. En dat is niet tegen te houden, dat zal gaan gebeuren: we zullen aan genen knoeien en we zullen denken dat we dan betere mensen kunnen maken.
Dat gaat allemaal gebeuren. Als we niet voor die tijd door een milieuramp achterhaald worden, dan gaan we dat rustig doen. Daar ben ik diep van overtuigd. En ik weet tegelijkertijd dat dat iets afschuwelijks is wat we aan het doen zijn. 

Daarom is het nodig dat er mensen komen die hier weet van hebben. En die bereid zijn om mede te lijden aan dit afschuwelijke wat er gebeurt. Die bereid zijn om dit op zich te nemen, om te zeggen: ja, blijkbaar is dat zo, zitten wij in deze tendens, maar ik weet nu waar het om gaat, ik zal mijn best doen.
Meer kun je niet doen. En een van die dingen van je best doen is, voor zover het in jouw vermogen ligt, hiervan te delen met anderen. Wat die ermee doen willen, dat is hun probleem. 

Maar het is jouw opdracht om daar woord aan te geven. En om, al is het nog maar zo flauw en zo gebrekkig als ik nu vanochtend probeer, een beetje aan te duiden waar het om gaat. Zodat we op een hele vanzelfsprekende manier dingen zullen nalaten en andere dingen zullen doen. Daarvoor hoef je niet op een bankje te zitten, als je dit begrepen hebt, dan heb je het begrepen. Dan doe je zulke dingen niet meer. 

Dan besef je ook dat de relatie tussen man en vrouw een ontzettend groot geheim in zich bergt. Dat veel verder gaat als prettig en niet prettig, wat veel verder gaat dan de lust, wat veel verder gaat dan alle gedachten die je erover hebt. Dat het iedere keer weer – en het speelt zich miljardvoudig af op de wereld – die ongelooflijke belofte in zich heeft dat daar een mens uit groeit die meehelpt om de verbinding weer tot stand te brengen. Een verbinding die maakt, dat het totaal als totaal weer volledig kan ademen. Zodat de mens een medeschepper kan worden en niet een hindernis – een medeschepper niet in de plaats van, maar als helper. Waarbij heel vanzelfsprekend zijn kleine reis op aarde in dienst staat van de grote reis door de tijd, die miljoenen jaren omspant en waarvan wij weet kunnen hebben als we eerbiedig zijn. 

Als we maar niet – zoals we tot voor kort gedaan hebben in de wetenschap – eerst de boel uit elkaar plukken, zodat het dood is, om dan pas te weten dat dat niet de juiste manier is om iets te leren kennen. Je kunt iets alleen maar leren kennen midden in de vlucht, zoals je een vogel alleen maar echt kent als je hem ziet vliegen. Dat is de manier waarop je echt leert kennen. En dat betekent dat je ook in het leven, met elkaar, elkaar leert kennen zoals je bent in het doen, in het niet-doen, in het bang zijn, in het blij zijn. Dus dat kun je ook niet alleen maar kennen op een bankje, dat is onmogelijk.
Meditatie is een totaal proces. Dat gaat door als je alleen bent, dat gaat door als je droomt, dat gaat door als je slaapt. Dat gaat altijd door. En wij hebben er allemaal vakjes van gemaakt en nog eens vakjes en nog eens vakjes. En daar zitten we in gevangen.

Als je dit kleine stukje, wat ik nu verteld hebt, echt goed begrijpt en tot je hart laat doordringen, dan begrijp je wat meditatie is, dan begrijp je wat je verantwoordelijkheid is. Dat is helemaal niet afhankelijk van de positie die je in de maatschappij inneemt en dat is ook niet afhankelijk van je intellectuele bagage. Het is uitsluitend afhankelijk van je intelligentie – dat is wat anders dan je intellect, die intelligentie is dat oergegeven.

Je zult merken, als je dit helemaal tot je neemt, dit geweldige gebeuren, als je dat tot je neemt, dan heb je geen moeite met het nalaten van dingen waarvan je weet dat ze schadelijk zijn. Dat is dan héél makkelijk, daar hoef je dan niet voor te oefenen. Je hoeft het alleen maar in te zien, helemáál in te zien. Erbij stil te staan, er tijd voor in te ruimen. En het gebeurt gewoon, het wordt je geschonken.

Dank je wel.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Maarten, ik vroeg me af of op het moment dat het vormloze transformeert in het vormgegevene, als een vrouw open aandacht heeft, zou ze dan dat moment voelen.

– Maarten: Jazeker. Meestal is dat een ervaring van een heel groot licht en een hele grote warmte, en een grote geborgenheid. Het gevoel wat dan optreedt – ik weet het van verschillende gevallen – is dat van eigenlijk gered zijn, de moeder dus. En dat is een gevoelsvertaling van opgenomen zijn in het grote bestel, en dan bewust. 

Maar je begrijpt wel, dat betekent dat die hele act in een totaal ander licht komt te staan. Zowel de man als de vrouw gaan er op een heel andere manier naartoe. Waarbij ze de hindernis moeten nemen die erbij is, omdat dat nou een keer in de schepping gegeven is dat die vereniging gepaard gaat met een grote lust. En de hindernis is dat je niet in die lust blijft hangen, maar dat je in staat bent te ervaren wat daarin gebeurt. Dat is niet zo eenvoudig, dus dat is echt een hindernis. En dat die grote lust er is, dat weet je, dat is om te zorgen dat de soort blijft bestaan. In de aanvang, en dat is nog steeds zo bij de dieren ook, is die lust gegeven om te zorgen dat de soort in stand wordt gehouden. 

Maar het heeft dus eigenlijk – en daarom ben ik ook erg blij met je vraag – niet meer te maken met de vereniging van de man en de vrouw. Dat gaat veel verder. Dat is niet meer alleen het in stand houden van de soort. Dat is het vrijwillige samenkomen, waaruit een nieuwe mens voortkomt, maar waarin die twee mensen gaan beleven dat ze samen iets zijn wat veel groter is dan die twee mensen. Dat ze eigenlijk op dat moment dus die grote verbondenheid ingaan. Ieder voor zich. Ook weer niet samen, dat is ook weer zo’n merkwaardig iets, het is heel merkwaardig dat we dat niet voelen. Dat als we die grote verbondenheid ingaan, gaan we alleen. Ondanks het feit dat we dan samen zijn. Maar het samenzijn heeft gemaakt dat wij als zelfstandigheid die grote verbondenheid konden ingaan. Dat is namelijk alleen, zonder een ander, veel moeilijker. Maar het feit is dat je op het moment van die opperste vereniging – en nou heb ik het dus niet over de lust, ik heb het over de werkelijke vereniging – alleen bent. 

Dat is niet het alleen voelen wat wij kennen. Het is een… – ja, het is eigenlijk een terugvinden van je eigenheid. En die ander is daarbij. Maar je vind je eigenheid terug. Dus die impuls, die kern, die door alle tijden heengegaan is en die zich nu zelf herkent als het ware. Dat is het beste wat ik ervan zeggen kan.

– B.: Ik vertelde in onze groep [de groep waar Maarten niet bij was] dat er een moment in mijn leven kwam dat ik voelde dat ik rijp was voor kinderen. Ik was eenendertig en ik had er tot dan toe nooit bij stilgestaan of ik wel of geen kinderen zou willen. Maar op dat moment was ik er rijp voor, er was geen vraag, niets. Het was net of ik een aanwezigheid voelde waaraan ik moest voldoen. Dat was heel wezenlijk voor me.

– Maarten: Ja, inderdaad, dat is het exact.
Er werd in onze groep nog gevraagd of een vrouw en een man die dit wel beseffen, of die het moment dat het gebeurt kunnen opmerken. En toen heb ik gezegd: ja, dat merk je. Het is dan ook een hele grote beleving eigenlijk, die vér uitgaat boven al het andere wat daarvoor plaats heeft gehad. 

Er zijn er misschien onder jullie die zich afvragen: ja, ik heb dat niet beseft, ik besef het nu, is dat dan niet te laat?
En het is niet te laat, het is nooit te laat. Als je het nu beseft – als je het niet beseft hebt – dan heeft er in jou een verandering plaats en dat zet een proces in werking en dat proces werkt door.
Dat is een van de grote lichtpunten, dat alle processen van bevrijding hun eigen moment hebben. Ik bedoel daarmee niet het moment waarop ze gebeuren, maar ze hebben hun eigen kracht die doorwerkt. En alle processen van afsluiting zijn afsluiting alleen maar daar waar die afsluiting gebeurt, verder niet.
Vanuit dat oogpunt, kun je zeggen, kan de wereld eigenlijk nooit vergaan. De processen van verbinding en van verwijding gaan door. De processen van afsluiting hebben alleen maar plaats op het punt waar ze werken.

Dus daarom is het zo ontzettend waar wat Krishnamurti zegt, dat een mens die zichzelf leert kennen en zich bevrijdt van zijn verleden, van zijn onwetendheid, die doet wat aan de wereld.
En wat ik nu zeg dat is een gewone, kosmische werkelijkheid. Maar ons idee van heden, verleden en toekomst, is een concept van ons. Dat is niet zoals het werkt, in ons bewustzijn is dat zo.
Maar het enige wat doorgaat is het dieper doordringen in, en daardoor verbonden raken met, de grote beweging. En dat heeft zijn eigen kracht. Dat is een kracht die jou verre te boven gaat, maar die werkt. En wat jij gedaan hebt, is dus jezelf openen voor die kracht. 

– C.: Ik vind wat je nu zegt heel erg verhelderend, want dat verklaart alle schuldgevoelens tot onzin. 

– Maarten: Ja.

Toespraak v/d maand juli 2020

naar boven