Jezelf als uitgangspunt nemen

Eefde december 1984 | Donderdag

Inleiding
[download]

We hebben woensdag en dinsdagavond het verhaal van de zenmeditatie – althans die meditatie die onder de naam van ‘Zen’ hier bekend is geraakt – geschiedkundig vervolgd. En daarbij opgemerkt dat er met name in China een grote wending in is aangebracht, namelijk in de metafysische bovenbouw, de inzichtelijke kant die in India het hoofdaccent was. Dat kun je ook in de boeddhistische leer terugvinden, althans het hoofdgedeelte ervan, want er is natuurlijk altijd een stroming geweest die de oefening centraal heeft geplaatst.
In die oefening zoals die gedaan werd, is er die verandering geweest, die, als je het in het lichaam aanduidt, van het hoofd naar het bekken is gegaan.

Maar daar is het niet bij gebleven. In China is ook de hele kosmologie van het Taoïsme daaraan toegevoegd. Heel natuurlijk is van daaruit het Chinese gevoel voor in de juiste verhouding staan tot de Kosmos, van in de Kosmos werkzaam te zijn – wat wil zeggen: niet je eigen kleine doel nastreven, maar je bewust zijn van het grote gebeuren – daarin opgenomen. Je werk doen.

En nu is – voor mij in ieder geval – steeds de vraag geweest. en die is voor mij steeds duidelijker geworden, wat uit die hele meditatie universeel is, en wat heeft te maken met het land van herkomst, het volk wat het beoefend heeft, enzovoorts. Wat niet betekent dat je alles wat daar gebeurd is afwijst, maar je kunt er met andere ogen naar kijken. Je kunt je afvragen, vanuit die universele oefening van houding, beweging en adem – of adem, houding, beweging, of adem, beweging, houding, enzovoorts, het is maar waar je het accent legt – wat wij vandaag de dag kunnen gebruiken.
En dan blijkt eigenlijk, als je er met die ogen naar kijkt, dat bij de Chinezen, ondanks de toevoeging van het Taoïsme aan de oefening – de uitdrukking ‘het gaan van de weg’, ‘de weg is alles, is ook Tao’, dat is typisch vanuit die hoek gekomen – de oefening wat betreft adem, houding en beweging, het verste is uitgewerkt. 

Japan heeft daar nauwelijks iets aan toegevoegd. Het heeft het alleen heel mooi samengevoegd, tot een geheel gemaakt. Ook die instelling van de patriarchen en dat je moet zorgen dat je in de lijn van de patriarchen blijft, is in Japan heel sterk geworden en heden ten dage nog niet opgelost. Daar zijn vandaag zenmeesters die niet erkend worden, omdat ze niet in de lijn van de patriarchen erkend zijn – en dat is het dus eigenlijk niet… Terwijl het hele belangrijke mensen zijn, die misschien minstens zoveel hebben toegevoegd als de officiële lijn. 

Maar daarin zie je ook weer merkwaardig – dat heeft altijd in de geschiedenis plaats en natuurlijk bij zen ook – dat altijd op een bepaald moment de organisatie van een bepaalde beleving belangrijker wordt dan de beleving zelf. Dat is natuurlijk heel verdrietig, maar je moet gewoon constateren: dat schijnt niet anders te kunnen… Zodra een groot iemand, die midden in de beleving stond en daar op een of andere manier vorm aan heeft gegeven, sterft, ontstaat er onmiddellijk een organisatie omheen die uitlegt wat hij bedoeld had.

Ik heb dat al eens meer gezegd, bij Krishnamurti heb ik dat heel leuk beleefd – dat speelt al een heleboel jaren terug, dat was nog in de Sterkampen – dat hij een lezing had gehouden en dat er groepjes waren die over die lezing aan het praten waren. En hij kwam op zijn fietsje langs en kwam bij zo’n groep langs – die heel heftig aan het discussiëren was, wat hij nou hiermee bedoeld had en wat hij daarmee bedoeld had… En dan stapte hij van zijn fietsje – het was in het Engels dus hij kon het goed verstaan – en kwam zo’n beetje voorzichtig naar de kring toe en zei toen alleen maar: “I’m still alive…”
Dat is me erg bijgebleven, ik heb dat gezien. 

In die fuik lopen wij allemaal, dat wij niet blijven onderscheiden: wat is nou de oefening – en die is van alle tijden eigenlijk, die kan altijd toegepast worden, onafhankelijk van de cultuur waarin je groot geworden bent, onafhankelijk van wat dan ook – en wat is er naderhand toegevoegd. Niet dat dat onbelangrijk is, je kunt in de commentaren en de uitspraken van die zenmeesters een heleboel prachtige dingen vinden. Als het maar eerst jouw eigen beleving is.

Ik heb daar nog een heel gesprek over gehad met Mimi Marechal, een zenlerares die op de Tiltenberg werkt. Misschien dat dat ooit nog eens in het tijdschrift Zen komt, het is een paar maanden geleden opgenomen.
Dan gaat het specifiek hierom – ik had naar het tijdschrift een artikeltje gestuurd, waarin ik inging op het dwangmatige wat wij allemaal in meerdere of mindere mate hebben, die dwang die we onszelf opleggen. Dat artikeltje heeft men niet opgenomen, men vond dat te moeilijk voor het tijdschrift, zei men. Maar, zeiden ze, is het niet leuk om dan een tweegesprek te hebben met haar. Jullie zitten blijkbaar in twee verschillende inzichten wat dat betreft. Nou, dat is inderdaad een heel leuk gesprek geworden.
Als ik het nou kortsluit, dan komt het hierop neer, dat ik zeg: 
dat wat ik ervaar, dat is mijn uitgangspunt. En als ik dan ergens een uitspraak vind van een meester die dat, nog béter dan ikzelf gevoeld, verwoordt heb, dan ben ik daar heel blij mee.
Nee, zegt zij, als ik iets ervaar, ga ik even kijken of het wel waar kan zijn, of het niet ergens al geschreven staat. En als het daar dan geschreven staat, dan is het waar.
 Ik probeer dit niet belachelijk te maken, dit is een instelling die als heel legitiem wordt ervaren. En ik geloof dat we verstandig doen met inderdaad onszelf als uitgangspunt te nemen en te zeggen: wat ervaar ik nu…
En dan moet je de oefening zo simpel mogelijk houden, daar moet je dus eigenlijk alles vanaf schrappen wat eraan toegevoegd is. Dus dan kom je terecht bij het juist opvolgen van de aanwijzingen over de houding, het zelf verifiëren wat dat voor jou betekent, het zelf voelen dat die houding nog niet correct is. er zelf aan werken. In het zitten opmerken wat het aandeel is van het gedachteleven in onszelf, hoe je ermee om kunt gaan.

Wat zelden in de hele historie van zen beschreven is, behalve bij een enkele Chinese meester – dat is ook weer heel opmerkelijk, bij de Japanse meesters vind je dat niet terug – is de gedachte dat je dat dwangmatige kunt gebruiken. Dat je dus dat dwangmatige – wat blijkbaar in ons allemaal zit, op een of andere manier, op een of ander terrein – dat je daarvan zegt: hoe kan ik dat toepassen.
Dus eigenlijk geen weerstand bieden, meegaan met dat wat blijkbaar aldoor maar in je bezig is. Maar er zó bij zijn, dat je eens gaat opmerken wat dat is.
Daar ging dat artikeltje van mij ook over, dat ik het gevoel had dat: als je nou al een keer in een gedachtestuwing gevangen bent – dus bepaalde gedachtes komen aldoor maar terug – om dan dus geen verzet te plegen, maar eens helemaal méé te gaan. Alle aftakkingen die er komen – dat zijn er veel, hoor, daar kun je uren mee zoet zijn – alle aftakkingen ervan gewoon mee te gaan. En dan komt er een bepaald punt – dat is erg leuk, dat kan soms een maand duren hoor, maar daar moet je niet tegenaan kijken – dat het je gaat vervelen. En dan is het voorgoed weg…
Dus niet de strijd aldoor maar van ‘nee, geen gedachten hebben, nee, dat mag niet, nee, ik moet bij mijn adem zijn…’ Maar zeggen: blijkbaar is dat zoiets oppermachtigs in mezelf, nou blijf ik erbij, nu volg ik het eens helemaal, nu laat ik het eens gaan…
Het enige wat je niet moet doen is je laten afleiden, dat is er wel bij. Blijf dan bij dat wat nu blijkbaar zo belangrijk voor je is en volg dat helemaal. Ga daar helemaal in, diep het helemaal uit, laat het maar gaan. En let op dat er dan elementen bijkomen die er helemaal niet bijhoren.
Dat is ook erg leuk, dat is een hele sport,
 zien: nou komt er iets bij wat er eigenlijk niet bijhoort – terug naar waar ik mee bezig was. Dus daar ben ik mee bezig, nou ga ik daarmee door.
En dan komt er een punt, en dat is heerlijk gewoon, dan gaat het je stierlijk vervelen en dan ben je het voorgoed kwijt, dan heb je er nooit meer last van.

– Eva: Of je wordt er gek van.

– Maarten: Welnee, dat heeft iemand je gezegd. Nee, echt niet, het kan langer duren dan een maand.
Maar wat jij bedoelt is wat anders, dat is niet dat jij, rustig mediterende, door een bepaalde gedachte wordt geplaagd, Eva, maar bij jou is het heel anders, jij bent in een crisis en daar ben je mee bezig. Dat is heel anders. Wat ik nu beschrijf, is zo’n gewoon koe-achtig wezen – zoals we allemaal wel eens zijn – die rustig zit te zitten en geplaagd wordt door een stel gedachten. Dan zeg ik dus: probeer dit eens.
Het is werkelijk heel leuk, dan wordt het ook een sport, dan is plotseling het plichtmatige weg van: de meester heeft gezegd dat het zo en zo moet… Dan ben je zelf aan de gang, dan ga je onderzoeken, exploreren. En dan merk je dat je niet zo gek bent als je dacht. Er komt namelijk een punt dat het je echt de keel uit gaat hangen en dan is het voorgoed weg. Dat is gewoon heerlijk.

Dus wat wilde ik nu eigenlijk zeggen. Probeer de oefening tot je eigen oefening te maken – wat niet betekent dat je dan maar zegt: dan maak ik de beweging maar anders… Maar maak er in zoverre je eigen oefening van, dat je zelf de punten ontdekt waar je blijkbaar je nog niet helemaal kunt inleven, en ga daarop door. Maak het helemaal tot een zaak van jouzelf. Want daarmee zul je een heleboel struikelblokken, die er anders onvermijdelijk zijn,  vermijden. Namelijk struikelblokken van het vergelijken van de ene meester met de andere meester, het zeggen van: die is beter zus en die is beter zo.
Je kunt best ontdekken dat voor jou die leraar beter is dan die, maar begrijp toch aldoor dat het gaat om de wijze waarop jij oefent. En jij bent de enige die kan weten waar jouw zwakke punten zitten, waar je gewoon voelt: het gaat niet goed…

En nou is het merkwaardige – en dat is in die hele zen-geschiedenis ook zo geweest – dat zodra wij een moeilijkheid ontmoeten bij het oefenen, dan is het eerste wat we doen naar de leraar gaan en vragen: baas hoe zit dat…
Het is misschien verstandig om dat niet te doen, om te proberen het voor jezelf uit te vissen. Want wat weinigen in de gaten hebben, is dat het stellen van de vraag je ontslaat van een verantwoordelijkheid. Dat is wat gebeurt. Als je wat vraagt, dan zeg je: nou is het bij jou…
Dat is nou heel onvriendelijk gezegd, maar zo is het toch. Je hebt er al genoeg mee rond getobt en je zegt: baas, vertel het nou maar eens, hoe zit het in elkaar…

In de hele zen-literatuur zie je dan ook altijd weer, dat die meester niks anders doet dan dat balletje teruggooien. Die gooit dat altijd weer terug, of hij probeert je duidelijk te maken dat je theoretisch bezig bent. Dat is heel veel het geval, dat de meester duidelijk maakt: nou ben je theoretisch bezig, nou ben je gewoon aan het vragen om het vragen, omdat je eigenlijk niks beters te doen hebt.
Dat prachtige voorbeeld, die monnik die met zijn meester langs de rivier wandelt en die ongelooflijk diepzinnige vragen heeft en die meester wordt er op den duur tureluurs van en pakt hem bij zijn neus en draait er goed aan, en die vent zegt: au! Juist, zegt hij, dat! Je bent hier, bij de rivier en we lopen. En waarom al die vragen over de boeddha natuur. Je ziet toch, de ganzen vliegen op, de rivier die stroomt. Dat is het. 

Dus dat element, probeer dat ook te onthouden voor jezelf, dat vragen – ik zeg dit nu niet opdat jullie nou allemaal nooit meer vragen zullen hebben, maar begrijp eventjes wat er in speelt.

[opmerking, gelach]

Want het is het belangrijkste dat je van jezelf opmerkt wanneer jij het eigenlijk af laat weten. En dat geldt niet alleen in de tai chi oefeningen, of bij het zitten op het bankje, of bij het innemen van de houding, of bij het gadeslaan van je adem. Maar dat is in bijna alle verrichtingen van het leven, dat je telkens van jezelf kunt merken dat je het af laat weten… Echt letterlijk: af laat weten, dat je eigenlijk onderuit gaat zitten en denkt: het is wel goed…
Niet dat dat niet best is, maar weet het dan. En ga niet iemand anders dan naderhand beschuldigen dat je het zo moeilijk hebt, omdat je onderuit gelegen hebt. Ook tegen dat onderuit liggen is helemaal geen bezwaar, als je maar weet dat je het doen… Want dan kun je er plezier van hebben, dan kun je zeggen: laat nou de boeren naar dorsen, kom, laat maar gaan.

Maar dat je dus op den duur idee krijgt, een gevoel krijgt, fijngevoelig wordt voor, de manier waarop je bent. Want dat is toch de hoofdzaak van de oefening, dat je je dat bewust bent. En dan natuurlijk geen normen, dan niet zeggen: ik ben nu zo, maar ik moet eigenlijk zo zijn…
Dat is natuurlijk ellendig, dan plaag je jezelf je hele leven lang. Dat kan ik de mensen gewoon niet duidelijk maken, dat heb ik al gemerkt, dat lukt niet gewoon, dat je jezelf kwelt als je iets opmerkt en dan onmiddellijk zegt: ja, maar dat… Ook als je zegt: het is erg goed! Maar dat oordelende jezelf begeleiden, wat we altijd doen, daar kwellen we onszelf zo ontzettend mee…
Dat hoeft echt niet. Het leven is een uitdaging.
En wat is een uitdaging. Een uitdaging is dat wij iets voorgeschoteld krijgen en dat er een antwoord van ons verwacht wordt, maar dat niemand weet hoe dat antwoord zal zijn. En wij doen altijd net alsof dat antwoord al voorgefabriceerd is. Dat op die situatie, past dat antwoord. Nou is het natuurlijk bij eenvoudige dingen zo, dat als iemand je een kledder verkoopt, dan zul je dat afweren. Maar ik bedoel zulke simpele dingen die zijn duidelijk.
Maar het gewoon kunnen opmerken van hoe je bent en hoe je doet. 

En nu hebben we, ik geloof gisteren, gezegd: wat is daarvoor nodig. En toen zijn we dus bij de oefening terechtgekomen. En als je nu goed inziet dat die oefening eigenlijk ervoor is om jou in staat te stellen om jezelf zoals je bent te ervaren, dan verandert je hele manier van in de oefening staan. Dan ben je niet meer afhankelijk van de tijd, in de zin van, het moet in een jaar of het moet in een dag of het moet in een uur. Daar ben je vanaf, want je ziet het doet er niet toe.
Je bent ook af van de autoriteit van de leraar. Die leraar is iemand die jou kán leren als je niet eigenwijs bent, jou kan leren wat de meest efficiënte manier is om hiermee om te gaan. Hij doet nog wel meer, maar laten we dat nou maar even buiten beschouwing laten, want dat is onbespreekbaar eigenlijk. Maar dat is zijn functie. Nou gebruik die leraar dan ook in die functie.
Dus maak er niet iets van wat hij niet is. Want dat bespaart jou een heleboel tijd. Dat bespaart jou bijvoorbeeld wat ik zo vaak tegenkomt, meester die en die heeft dat gezegd, jij hebt gisteren dat gezegd en vandaag zeg je dat. En hoe klopt dat met elkaar… Ja, mensen, alles is in beweging, alles leeft. Dus iedere keer wordt eigenlijk iets uitgedrukt wat te maken heeft met dat moment, die situatie, die mens, en dat is niet altijd geldig.

Het lijkt nu zo, als al die dingetjes die ik nu opnoem, dat die eigenlijk heel ondergeschikt zijn. Maar ze zijn héél belangrijk.
Wat ik aldoor probeer te doen is jullie duidelijk te maken dat het je eigen oefening is, dat het je eigen ontdekkingsreis is. En dat je je door niemand moet laten belemmeren daarin. Dat je misschien wel iets uitvindt wat nog nooit geweest is, om het makkelijker voor jezelf te maken, om het doeltreffender voor jezelf te maken. Dat doe je dan! Daar hoef je helemaal geen permissie van wie dan ook voor te hebben.
Schud dus die afschuwelijke autoriteitskwestie van je af. Het is een hele universele oefening, die nu in zijn geschiedenis, door verschillende volken beïnvloed, tot ons is gekomen. En kijk daaruit: wat is nu het universele erin, datgene wat altijd geldt eigenlijk. En doe dat.
En gebruik in het algemeen de moeilijkheden die je krijgt. Dat meen ik echt, je kunt een keer beleven dat je een moeilijkheid krijgt en dat je er eigenlijk blij mee bent, met die moeilijkheid. Want die moeilijkheid betekent dat er iets scheef zit, iets niet in de juiste verhouding is. Nou, daar kun je alleen maar van leren. Alleen al dat gevoel voor een moeilijkheid, maakt dat die moeilijkheid heel anders wordt. Dat die moeilijkheid als het ware een leermiddel wordt en niet meer iets waar je tegenaan zit. 

Probeer dus die vrije manier van oefenen geleidelijk aan tot je door te laten dringen en oefen op die manier. Dan heb je ook geen last meer om in de groep te oefenen, want nou ja, die groep is ook iets. En daar moet je natuurlijk omdat het een groep is, moet je je aan bepaalde dingen onderwerpen, maar daar heb je dan ook geen moeite mee, want je ziet dat hoort erbij. En dan heb je dus niet altijd die kwestie van ja: maar ik zou het eigenlijk anders willen en nou moet het in de groep zo… Dan zie je gewoon wat er aan de hand is. Dus maak je eigen oefening en wees trouw aan die eigen oefening. Mensen, dan gaat het geweldig. Daar wilde ik het bij laten.

naar boven

Gesprek donderdag [fragment]

 

– Vraag A.: Kun je nog iets meer zeggen over het verschil tussen de manier waarop jij of wij proberen de problemen te benaderen, en de psychologische manier. Dat verschil.

– Maarten: Ja, ik zal een poging doen. Wat wij proberen is ons bewust te maken dat vrijwel alle conflicten en alle problemen ontstaan doordat wij niet wakker zijn. Dat wil zeggen, dat wij volgens het gewone gedachten- en gevoelspatroon, wat wij geleerd hebben, wat we geleefd hebben en zoals we het ook ervaren, te werk gaan. Dat we, doordat een probleem zich voordoet, beter gaan inzien dat wij verkeerd leven. Dus dat het niet in dat probleem zit, maar dat het zit in onze slaperige manier van in het leven staan, het niet onderscheiden wat dat is eigenlijk.
Maar wij houden ons dus eigenlijk niet met het specifieke probleem bezig, wij gaan terug naar – wat ik dan zo vaak zeg: hoe ontstaan relatieproblemen? Doordat we ons niet bewust zijn dat we bij elke relatie een vernauwing toepassen, niet ervaren dat een uitwisseling van gevoel en van denken tussen twee mensen – een proces is en voor iets heel anders staat. Maar wij binden dat proces aan die persoon. En nemen daarmee ook een beetje bezit van die persoon, en laten ons ook in bezit nemen door die persoon, omdat we er echt in geloven. Wij geloven erin dat wat op een moment gebeurt, dan voor altijd geldt. Terwijl het leven natuurlijk één grote stroom is, die eigenlijk steeds andere dingen aanvoert. We merken dat wel niet, maar het gebeurt.
Mensen ontmoeten elkaar, hebben het gevoel: wij hebben iets met elkaar te maken. En waar gaan ze dan de fout in – dat ze menen dat dat moment bepalend is voor de rest van het leven. En dat is natuurlijk niet zo. De een ontwikkelt zich deze richting uit, de ander ontwikkelt zich die richting uit. En op een bepaald moment gaan die richtingen uit elkaar. Dat hebben we niet in de gaten, totdat het dan zo duidelijk is, dat de een de ander verlaat of er gebeuren andere akelige dingen. Maar dat is allemaal in het perspectief van dat het moment wat je beleeft, blijvend is. Dat is zoals wij er tegenaan kijken eigenlijk.

En wat is dus onze oefening. Onze oefening is om wakker te worden, om van moment tot moment te beseffen wie wij zijn, wie de ander is en wat er gebeurt. Dus voor ons is het probleem, of het conflict, een uiting van een verkeerde leefwijze. Maar we vinden het conflict op zichzelf eigenlijk niet belangrijk. Het conflict is het signaal, maar het is op zich niet belangrijk. Dus we hebben ook geen behoefte om dat conflict op te lossen.
En dat heeft de psychologie wel. Want die is geroepen en daar wordt tegen gezegd van je moet zorgen dat de mensen in de maatschappij weer gewoon kunnen werken. Of dat nou betekent dat hun eigenlijke innerlijke ontwikkeling daarmee stopgezet wordt, dat zal een psycholoog niet zoveel interesseren.

– Vraag A.: Nou ja…

[gelach]

– Maarten: Wat is er?

– Vraag A.: Volgens mij heb jij een beetje gesimplificeerd beeld van psychologen. Bij ons kunnen fobische mensen gedragstherapie doen. Inderdaad, dan wordt de fobie opgelost en dan komt er vast wel weer wat anders, want die onjuiste leefwijze blijft wel, die slaperigheid. Maar ze kunnen ook een bepaalde gesprekstherapie krijgen, die is heel ingeburgerd, waarbij aan die fobie voorbij gegaan wordt en gekeken wordt naar: hoe leef je eigenlijk en hoe ben je hierin terecht gekomen. En dat komt volgens mij heel dicht bij de zen.

– Maarten: Bij wat wij doen?

– Vraag A.: Ja.

– Maarten: Ja, dank je wel. Het enige wat dan natuurlijk overblijft is, als dat conflict opgelost is op de een of andere manier of het jou niet meer zo benauwt, óf je dan bereid bent om door te oefenen. En dat is dacht ik het punt waar dan de wegen van de psychologie en de meditatie uiteengaan.
Dus ik ben erg blij voor haar bijdrage daaraan – omdat je dan eigenlijk zegt in de meditatieweg: dit is nou een signaal geweest, maar het staat voor iets veel groters. Het staat ervoor dat ik vrij word, dat ik totaal anders in het leven kom te staan. Ondanks het feit, daar hoeven we onszelf niet hard om te vallen, dat ieder van jullie wel herkend zal hebben dat, als die erge pijn over is, dan het eerste wat je doet is lekker uitrusten. Dat je dan niet zegt: nou moet ik door…
En dat doet zich op allerlei terreinen voor. De meeste mensen die tot meditatie komen, hebben een aantal ontzettende opdonders gehad. Ik heb het dan over mensen die echt willen mediteren, omdat ze geweldig in de knel gezeten hebben, of nog in de knel zitten. Er zijn maar hele enkele individuen, die gewoon van jongs af aan, zonder dat ze in de knel gezeten hebben, hierop ingaan. Terwijl het natuurlijk eigenlijk een bewustworden is dat dat leven wat je leeft, niet een half leven is, maar een fractie van een leven van de totaliteit waar je instaat.
Dat is toch steeds waar het om draait eigenlijk en waar al die oefeningen om draaien, om dat voor jezelf zo duidelijk te maken dat je er niet meer omheen kan.

Vandaar ook dat in die veel eenvoudiger lagen van de samenleving – in Japan waren dat boerenzonen die in zenklooster kwamen – de nadruk lag dat die pijn in de benen enzovoorts, verschrikkelijk goed was. Ja, gewoon om te beseffen: het is geen kinderspel, ik moet er doorheen…

– Vraag B.: Wat ik zo merkwaardig vindt, is dat bij kinderen die aandacht nog wel aanwezig kan zijn. En dan vind ik het dus zo vreemd dat bij geen enkel opgroeiend mens die aandacht op een natuurlijke manier gehandhaafd blijft, maar dat hij blijkbaar altijd verloren gaat. Terwijl het toch een natuurlijk ding zou zijn dat zoiets fundamenteels zich zou kunnen handhaven. Wij moeten de grootste moeite doen om er maar iets van terug te vinden.

– Maarten: Dat is toch heel duidelijk, de mensen die opvoeden zijn al verknoeid. Wat kunnen die anders doen dan de verknoeide toestand overbrengen. En dan kun je je natuurlijk de vraag stellen: waarom zijn die mensen nou verknoeid, waarom heeft God dat gedaan… Ja, dat weet ik niet, B. Ik kan alleen maar constateren dat het zo is: die belangeloze aandacht, die een kind kan hebben, hebben we niet meer.

– Vraag C.: Dat is bij een kind toch ook al heel snel weg…

– Maarten: Ja, dat is ook zo, het is inderdaad heel snel. Je moet, als je dat wilt volgen, nou, er heel vroeg bij zijn. Het kan zelfs al bij de geboorte gebeuren, een ‘geboortetrauma’ is iets wat we dan tegenwoordig wel kennen.
In zijn boeken vertelt Le Boyer[1] dat als een kind geboren wordt, het uit het warme omsloten worden, waar het helemaal op het hartritme van de moeder is ingesteld, opeens in een kamer komt die veel kouder is en jet komt in het daglicht of in kunstlicht terecht. Je moet je maar niet voorstellen wat ermee gebeurt…
Dus vanuit die paradijselijke toestand waarin dat kind is, zijn er al bij de geboorte een geweldig aantal ingrepen. Dan is het eigenlijk nog een wonder dat, als het kind een paar maanden oud is, het dan nog redelijk goed is. Maar alle stemmingen en ruzies van de ouders, alles wat er in de wereld daaromheen gebeurt: de TV, het geluid en het lawaai en opa en oma komen het een beetje in de wangetjes knijpen… Afijn, noem het maar op. Dat is toch zo. Dus …

– Vraag B.: Ja. dan is het dus niet zo sterk, dat het die dingen van buitenaf kan overleven.

– Maarten: Dan kom je op een heel ander probleem: dat het wezenlijke in ieder van ons zich in de loop van de tijd, in de loop van de opgroei, steeds meer identificeert met het instrument waar het in gehuisvest is – nou zeg ik het heel vreselijk op z’n Jan boeren klompjes. Maar het identificeert zich daarmee, dat is wat gebeurt.
Dat is ook wat ik in die droom toen een keer veel beter beschreven heb, dat je komende vanuit het geheel, in een afgescheiden, weliswaar ook een geheel: lichaam en geest zijn ook een geheel, komt, maar dat je eigenlijk vergeet dat je tot dat grote geheel behoort en dat je nu alleen nog maar dat kleine geheel bent en je daarmee identificeert. En daarom het ook zo erg vindt dat het doodgaat.
Dat is in een nuttshell wat er gebeurt. Dus die identificatie maakt dat je die aandacht, die dus nog geen centrum heeft – want dat is een centrum – kwijt bent. 

En wat wij nou in die hele meditatie proberen te doen, is eigenlijk eerst het verdedigen van dat centrum op te geven, beleven dat dat centrum er is zonder dat wij iets doen, en van daaruit, en vanuit die rust en vanuit die geborgenheid die wij dan ervaren in ons eigen geheel, open raken voor dat grote geheel. Dat is eigenlijk langs een andere kant wat er gebeurt. 

Dus daaraan zie je ook hoe lang die weg is. Dus eerst moeten we in dat geheel wat wij zijn niet aldoor maar zitten verdedigen. We moeten eerst ervaren dat we daarin volledig kunnen zijn, zonder dat wij iets doen. Ook beseffen dat wij dat niet kunnen doen, dat we het alleen maar kunnen beleven. En van daaruit eigenlijk een soort van geesteshouding krijgen, waarin dat andere een kans heeft. Want anders blijft het theorie – als jij niet vanuit een diepe vrede als het ware dat kunt ervaren, dan is het allemaal theorie. Dan kun je wel opofferend zijn en moedig zijn enzovoorts, maar het is allemaal theorie.
______________
[1] Frédérick Leboyer, Pour une naissance sans violence. 1974

naar boven