Belangstellen in jezelf is een kunst

Amersfoort december 1983 | Maandagmorgen

Inleiding
[download]

We hebben de afgelopen dagen een aantal kringen beschreven om dat centrale punt heen, waarom wij niet openstaan voor het geheel van het leven, alles wat naar ons toekomt en ook alles wat in onszelf aanwezig is. En de vraag is nu onder andere: kunnen wij daar iets aan doen. En als we er iets aan doen kunnen, in welke richting ligt dat dan.

We hebben natuurlijk een grote erfenis, vanuit de oudste tijden tot nu toe, aan aanwijzingen om te komen tot die openheid en tot die gevoeligheid, waardoor het leven beter tot ons door kan dringen en wij beter deel kunnen zijn van dat leven.
Nou is het alleen jammer dat die aanwijzingen uit de overlevering, eigenlijk voor een zeer groot gedeelte afkomstig zijn vanuit bijzondere situaties. Daar bedoel ik mee dat de mensen die zich hiermee bezighielden, óf zelf in kleine gemeenschappen leefden die hier helemaal op gericht waren, kloosterachtige gemeenschappen, óf mensen waren – en dat is tot op de dag van vandaag zo – die zelf in afzondering leefden.
Dat betekent dat alles wat daaruit geleidelijk aan is voortgekomen, altijd de achtergrond heeft van een hele bijzondere situatie in het leven. En zoals wij oefenen vandaag de dag, onder andere in deze groep, geldt dat wij in het gewone leven staan en wij proberen, in dat gewone leven blijvende, iets te doen – waardoor het mogelijk zou kunnen zijn dat wij geopend raken voor het grotere geheel. En ophouden slachtoffer te zijn van de door onszelf gebouwde kooi waar we in leven.

Dat betekent dus – daarom sta ik daar een beetje langer bij stil – dat wij niet zomaar die aanwijzingen, die voorschriften, die regels, die geboden, kunnen overnemen. Dat wij ze dus zullen moeten doorzien en begrijpen, en ons afvragen wat daarvan wij kunnen gebruiken. Want als we dat niet doen, ik zie het dagelijks om me heen, dan verrichten we ten eerste heel veel arbeid die niet nodig is, aan de ene kant – aan de andere kant hebben wij niet de mogelijkheid om het volle profijt te trekken van die aanwijzingen. En ook het moment dat wij voeling krijgen met dat veel grotere leven, verschuift in de toekomst.
Daar komt het dus op neer: dat wij op een intelligente manier van alles wat alreeds gegeven is door de eeuwen heen gebruik zullen moeten maken. Maar dat wij daar zelf onze weg in zullen moeten ontdekken.

Wat ik in al die sessies in de afgelopen tweeëntwintig jaar geprobeerd heb, is zo’n weg te vinden, met de mensen samen die met mij oefenden. Daar is geleidelijk aan iets uit ontstaan. En dat wat ontstaan is, kunnen wij van dag tot dag, zoals wij zijn, voortzetten. Wij kunnen dus gebruik maken van wat in andere groepen al gebeurd is, meer aangepast aan onze situatie – die in 1983 beslist anders is als in 1973, die ook weer beslist anders is als in 1963 enzovoorts.

Dat betekent dus dat wij aangewezen zijn op onszelf. En dat het weinige wat ik doen kan is jullie een beetje bekend maken met de algemene werkingen in je eigen geeft. En van daaruit voortgaan. En je tevens proberen te wijzen op de mogelijkheden die je hebt om dat toch voor jezelf helemaal te begrijpen.
Dat betekent eigenlijk dat je het leven, vanaf het moment dat je wakker wordt totdat je gaat slapen, niet meer zo onbewust beleeft. Maar dat je daarin ten eerste de werkingen ontdekt die jou vasthouden op de plek, en ten tweede probeert voor jezelf oefeningen te ontdekken die jij kunt toepassen.
Maar dan moet je eerst weten waarvoor je moet oefenen en hoe je moet oefenen, want dan kun je voor jezelf je oefeningen ontdekken. En die zou inderdaad voor ieder van ons net iets anders zijn. Daar zijn dus geen algemene regels voor te geven.

Maar als je je dan afvraagt, ja, en hoe kan ik de oefeningen zelf ontdekken, dan is dat door inderdaad je leven oplettend gade te slaan. En daarbij niet de fout te maken dat je naar iets bepaalds toe wilt. Dat je dus toe wilt naar ‘bewust’, dat je toe wilt naar vrede, dat je toe wilt naar balans. Want zodra je dat doet – dat is misschien een van de belangrijkste dingen om in te zien – zodra je dat doet kun je niet meer waarnemen. Je kunt alleen waarnemen als hetgene wat je waarneemt voor jou het allerbelangrijkste is.
Ik weet niet of dat tot jullie doordringt, hè, wat ik nu zeg. Dat dat zo belangrijk is, dat je niet iets in je hoofd hebt bij voorbaat. Dus iemand die met een moeilijkheid zit, kan niet mediteren, dat is duidelijk. En iemand die iets wil bereiken, die kan niet mediteren. Want op dat moment is het enige belangrijke voor jou om de moeilijkheid kwijt te raken, of iets bereiken. Maar voor dat moment ben jij, zoals je bent, niet meer belangrijk voor jou.

Belangstellen in jezelf is een kunst.
En nou begrijpen jullie misschien beter waarom ik heel vaak, als er vragen komen – en niet alleen omdat die vragen allemaal zo ongeveer hetzelfde zijn – dat ik daar soms doodmoe van word. Omdat ik dan, ja, bijna lijfelijk ervaar van: hoe moet ik die mens nou omwenden, zodat hij eens naar zichzelf kan kijken, zodat hij zichzelf kan horen, zodat hij zichzelf kan zien. En dan nog, als hij zichzelf ziet, wat ziet hij dan? Ziet hij dan zichzelf als afwijking van de norm de hij in zich heeft, of ziet hij zichzelf zoals hij is.
Iedereen vindt dat hij flink moet zijn, dat hij vrolijk moet zijn, dat hij aardig moet zijn, dat hij open moet zijn, dat hij aan zijn verplichtingen moet voldoen. En dat betekent dat je jezelf niet kunt zien. Dat is de werkelijke hinderaar, dat is wat ons dwars zit.

Als ik dus zeg: jullie moeten ieder op jezelf een oefenweg ontdekken, dan gaat eraan vooraf dat je moet weten wie degene is die oefent. Hoe die in elkaar zit, waar hij op uit is. En er zijn een heleboel mensen denken: ik mag nergens meer op uit zijn. Waarom niet? Wees maar ergens op uit. Als je maar bewust bent dát je er op uit bent, want dan kun je wat doen.
Jullie moeten goed begrijpen, je kunt pas wat doen, als je kent waarmee je bezig bent. Voor die tijd kun je van alles doen, maar dat is flauwekul. Dat hebben we duizenden jaren gedaan. Ergens naartoe, en dan meestal aan het eind van je leven merken dat je er helemaal niet gekomen bent. Ja, natúúrlijk ben je er niet gekomen, want je hebt degene die doet, die heb je niet gekend, je hebt met een droombeeld geleefd. 

Het eerste wat gebeuren moet, is dat is dat je jezelf, zoals je bent, in de situatie waarin je bent helemaal leert kennen. En echt, de grote moeilijkheid is dat jullie dan altijd weer jezelf afmeten naar iets wat je onbewust hebt vastgesteld. Je neemt dus niet waar. En met dat verschil tussen wat je wilt zijn en wat je eigenlijk bent, daar werk je mee. Maar je werkt niet met jezelf.
Dus je moet dat eerst voor jezelf op het spoor komen: wat zijn mijn normen, waar probeer ik aan te voldoen. Want zolang je dat niet weet, zit je met een theoretisch iets. En dat theoretische iets kan er erg charmant uitzien en het kan er heel vervelend uitzien, dat kan heel onaangepast zijn en dat kan perfect aangepast zijn, maar het is allemaal niet de werkelijkheid.

Als je dat nu eens een keer heel goed inziet, dan kun je geleidelijk aan leren om jezelf, zoals je bent, te leren kennen. Dan merk je ook dat je van bepaalde dingen last hebt, en dat andere dingen voor jou juist een mogelijkheid zijn om te ontspannen. En dan kun je op een hele natuurlijke manier je oefening vinden.
Dan kun je dus werkelijk een keer je adem leren kennen, hoe die adem gaat. En omdat je niets wilt en er ook niets van verwacht, zul je door die adem andere dingen in jezelf leren kennen. Je zult het verband leren kennen tussen je adem en allerlei verrichtingen in het leven. Dat betekent dus eigenlijk dat je daardoor gevoelig gaat worden voor wat jij doet, voelt, denkt, bent.
En dat je eindelijk, maar dan ook eindelijk, die eeuwigdurende praatmachine in jezelf op een vriendelijke manier kunt loslaten. Je weet, die is er. Maar je weet ook dat je zelf je daarvan terug kunt trekken. Je veroordeelt hem niet. Hij is ontstaan, het is de evolutie, jij bent er een product van. Maar je kunt hem laten voor wat hij is. Het is een gedeelte van jezelf, een gedeelte wat je tot nu toe beheerst heeft met al zijn fantasterijen, met zijn idealen, zijn strevingen, afijn, alles. Maar het is niet hetgene wat je eigenlijk bent. En waarvoor jij nou oefent, om die mens te leren kennen die jij bent.

Dus als je zo, het geeft niet hoe – je hoeft niet alleen op je adem in te gaan, je kunt op allerlei van het leven ingaan. Het gaat erom dat je een opening vindt in je leven, waardoor jij leert gadeslaan op een manier die niet meer besmet is. Die niet meer al bij voorbaat in een richting gaat. Want dat is iets wat je onmiddellijk op gaat merken, als je een keer gadeslaat, dat je dan eigenlijk zonder richting bent. En daar bedoel ik mee dat je niet bepaald bent in je manier van gadeslaan. Want zoals wij normaal zijn, zijn wij bepaald door onze manier van gadeslaan – als we dan al gadeslaan, dan slaan we gade op een bepaalde manier. 

En dat is waarom onze weg zo eindeloos lang duurt. Want dan moeten we die hele weg gaan, van dat gadeslaan op een bepaalde manier en aan het eindpunt komen en merken: oh jee, ik heb eigenlijk niet gekeken, ik heb iets verwacht. Daar kunnen jaren overheen gaan. En dan beginnen we weer bij af. En als we dan niet oppassen dan gaan we een nieuwe weg. Dat kan een leven lang duren.

Dus je bewust worden van hoe je kijkt, hoe je voelt, hoe je hoort, dat is de oefening. Je bewust worden daarvan. Want dat vertelt je eindelijk iets omtrent jezelf. Dat vertelt je eindelijk iets omtrent jouw eigenlijke impuls in het leven.
En dan krijg je de nieuwe valkuil: nu ben je al zo ver dat je die impuls ontdekt hebt – en dan vind je er wat van. Je vindt dat dat eigenlijk niet mag, of dat het heel geweldig is. En opnieuw zit je dan in de zijlijn, waar je ook weer jaren over kunt doen.

Het is zo moeilijk, heb ik gemerkt, om dat wat jou beweegt in het leven, zoals het is te erkennen. Te zeggen: ja, zo is het. En daar eens een poos heel bewust mee te leven. Niet te zeggen: het moet anders zijn, niet te zeggen: het moet zus of het moet zo. Maar te zeggen: laat ik dat nou eens onderzoeken, laat ik nu eindelijk eens een keer in mijn leven datgene wat ik ben zo hoog schatten dat ik er echt op in wil gaan. Dat ik uit echte belangstelling die mens die ik ben, wil leren kennen. Zoals je in de loop van je leven een vriend of een vriendin leert kennen, in al zijn momenten, zijn momenten van blijheid en zijn momenten van boosheid en zijn momenten van verdriet, zijn momenten van verslagenheid en zijn momenten van grote vreugde; als hij ziek is, als hij misschien gaat sterven – om dat allemaal te leren kennen. Om daar altijd bij te blijven. Om niet weg te lopen. Niet te zeggen: nou, zoek het maar uit. Maar om erbij te blijven, om te beseffen, ja, dat ben ik. Die mens. En daar wil ik bij zijn. En als het mogelijk is helpen – dat helpen is het vinden van de oefening, zodat hij beter kan worden, zodat hij zichzelf kan vinden. Zodat, als hij sterven moet – en natuurlijk moeten we sterven – ik daarbij blijf, dat ik dat niet angstig vind, dat ik weet: ik heb daar iets mee te maken, dat die mens moet sterven, want zijn tijd is daar. En als hij ziek is zal ik proberen de pijn te verlichten, het proces te versnellen. En ik zal hem het gevoel geven: ik ben bij je. Ik laat je niet in de steek. Ik ben er voor. Dat is oefenen, en dat is meditatie.

Zo kunnen wij, ieder voor ons, die weg door het leven oefenend gaan. En jullie zullen merken, als je dat doet, dat het leven wonderbaarlijk wordt en dat al die mededelingen over het sterven, bijvoorbeeld, voor het overgrote gedeelte nonsense zijn. Want sterven is niet alleen een geheim, maar het is een wonder. Wij hebben er iets afschuwelijks van gemaakt. Maar sterven is een wonder. Sterven en leven zijn niet zo veel verschillend. Volledig leven is even diepgaand als volledig sterven. Daar is weinig verschil tussen. Het ene is het uitgaande en het andere is het ingaande: het sterven is het ingaande en wat wij leven noemen is het uitgaande. Maar het is een beweging, het één is niet zonder het ander.

Als jullie eens begrepen dat het sterven – het moment dat het ophield, zou het leven ophouden. Het één is niet zonder het ander. En waarom hebben wij altijd een minteken gezet bij het ene, en een plusteken bij het andere. Omdat we oppervlakkig zijn, daarom en daarom alleen.
Maar het is beide van een adembenemende schoonheid. En zoals wij in ons leven alles al voorzien hebben van een betekenis, zo hebben  we ook het sterven voorzien van een betekenis. En kunnen we niet ontdekken wat het is. Maar omdat we niet kunnen sterven,  kunnen we ook niet leven. Als je iets uit de beweging wegneemt, dan is het geen beweging meer, dan is het een stuwing. Dan is het gefixeerd. 

Daarom moeten we zo vroeg mogelijk leren om ervan uit te gaan dat wij alles nog moeten ontdekken, alles: ons eigen lichaam, onze manier van functioneren met dat lichaam, onze wijze van denken, onze wijze van voelen. Kortom, ons hele leven zullen wij voor onszelf nog moeten ontdekken. En dat betekent dus dat we de hele theoretische bovenbouw waar wij ons zo knus en gezellig in bevinden, voorgoed verlaten. Want het is theoretisch. Het is niet de werkelijkheid. En dat we het van daaruit, van die onderzoekingstocht ons leven maken. En dat we ons niets meer gelegen laten liggen aan alles wat er geschreven en gezegd is, incluis van wat ik zeg. Maar dat we écht erop ingaan, en dat we ons niet meer laten afleiden, door niets. 

Dat we dat helemaal zoals dat zich in ons voltrekt, voorrang verlenen. En dat we daarbij vanzelf al die dingen zijn waar we nu zo naar haken. Dan zijn we vanzelf creatief. Dan zijn we vanzelf eerlijk. Dan zijn we vanzelf bescheiden. Natuurlijk, wat het interesseert ons helemaal niet meer om iets te zijn. Dan zijn we vanzelf voor iedereen ter beschikking. Natuurlijk, heel vanzelf. Het hoeft niet meer door ons opgebracht te worden, want we zien het, we voelen het. We zijn eindelijk in staat om de pijn van een ander te voelen, om het verdriet van een ander te ondergaan. En met hem of haar samen iets te vinden waardoor ie op weg kan gaan – niet het genezen is belangrijk, maar het op weg gaan is belangrijk. Zodat ieder van ons een eigen genezer kan zijn. En dat is meditatie.

Meditatie is jammergenoeg in de loop van de tijden tot zo’n specifiek iets geworden, iets van afzondering, van discipline, van verhevenheid. En het is het allemaal net niet. Als je de weg gaat met open ogen en met lege handen, dan vind je je eigen discipline. En je kunt afgezonderd zijn midden in de menigte, en je kunt stil zijn midden in het geraas. Je kunt zelfs jezelf horen terwijl je praat.
Daar hoef je dan helemaal geen extra oefeningen voor te doen. Dat gebeurt op het moment dat jij die belangstelling, die open belangstelling voor wat in jezelf gebeurt, voor wat buiten je gebeurt, en in de interactie van die twee gebeurt, gadeslaat. Dan heb je ook niet meer, waar we allemaal mee behelpt zijn, dat afschuwelijke zelfmedelijden, als je pijn hebt of als je ziek bent. Dan kun je het als feit ervaren. Je kunt dan constateren: ja, ik heb pijn, ik heb koorts. Maar je zit er niet aan te jengelen,
want je neemt waar. En het enige wat je je afvraagt is, wat kan ik doen om te maken dat het zo goed mogelijk afloopt. 

Echte meditatie is op alle gebieden. Dat is niet alleen op je bankje, het is niet alleen nu. Het is de hele dag door. En als je echt leert waarnemen, dan leer je ook waarnemen, ja, nou ben ik moe, nu kan ik het niet meer aan om echt gade te slaan, nou goed, dan ga ik rusten. Dan hoef je ook niet meer iets op te houden van de mediteerdert, die het zo goed moet doen. Dat hoeft dan niet. 

Waarom hebben wij zulke woorden als ‘zwakheid’ en ‘sterkte’. Waarom eigenlijk? Dat is allemaal vanuit dat harnas van het oordeel. Er zijn momenten dat een proces langzaam gaat en momenten dat het sneller gaat, het ene noemen we dan ‘sterk’, het andere ‘zwak’. Maar het is een doorgaand proces. En juist we bij het sterven een heleboel mintekens hebben gezet en de meeste mensen, als je dat woord noemt al de tranen voelen komen, terwijl het iets zo mooi is. Bij een geboorte zijn velen zo blij dat tegelijk de verfijning van de geboorte om zeep geholpen wordt. Dat geldt bij kinderen, maar dat geldt bij alle soorten van geboorten. 

Zo zijn we eigenlijk voortdurend bezig om het eigenlijke om zeep te helpen, in naam van een of andere voorstelling. En als je dus een oefenweg voor jezelf wilt vinden, begin dan bij hele eenvoudige dingen, want daarin kun je ontdekken hoe je bent. En dat is voldoende, het is voldoende als je ontdekt hoe je bent. Als je er dan niet over gaat leuteren, dan is dat voldoende. Dat is een kracht waar niets tegen bestand is: bewustwording, daar is niets tegen bestand; wezenlijke totale bewustwording daar is niets tegen bestand. Alle weerstanden die er mochten zijn, die we zelf geschapen hebben, die gaan moeiteloos opzij, op het moment dat een mens zich bewust wordt van zoals hij of zij is. En dat proces heeft een eigen kracht, dat heeft zijn eigen snelheid, die is aangepast aan jou.
Dat is zo fantastisch als jullie dat eens konden beseffen. De snelheid waarmee dat proces zich voltrekt is helemaal aangepast aan jouw mogelijkheden. Maar als je jezelf dan ook maar een seconde gaat vergelijken met iemand naast je, dan ben je verloren. Dat moet je niet doen. Je moet dat proces van bewustwording als een kostbare bloem beschermen, voor al die brutale vergelijkingen die we hebben en die ons gezicht ook getekend hebben. En dat proces zijn gang laten gaan. Zodat wij zonder moeite en zonder oefeningen en zonder kastijdingen en zonder grote woorden, geordend kunnen worden – niet wij doen dat, maar dat gebeurt aan ons. Zodat de zaken die wij doen op hun plek vallen, zodat we heel vanzelf dat wat daar is, daar ook vinden. En dat het schoon is, dat het gereinigd is, dat het geen vuil van het verleden meer aan zich heeft. Dat het nieuw geboren is en dat het nieuw geboren blijft.

Zo eenvoudig is het eigenlijk. Maar de grote moeilijkheid voor ons is de eerste stap. De eerste stap waarbij we gaan ontdekken onze eigen impuls en hoe we zijn. En daar onafgebroken bij te blijven. En als je moe bent, dat ook accepteren: ik ben moe, ik kan op het ogenblik niet. Ik ga slapen, ik ga rusten, ik ga misschien een mooi boek lezen of een wandeling maken. Nikss tegen. Als je het maar bewust geconstateerd hebt voor jezelf: ik kan op het ogenblik niet.
En op den duur merk je dat in alles wat je doet gaat het proces door. Maar dat kan alleen maar als jij zo eerlijk bent dat jij op een bepaald moment zegt: ja, nu kan ik niet meer, nu moet ik even…
Dan kan het proces weer doorgaan. Dat betekent eigenlijk voortdurend maar één ding, en dat is de beweging de beweging laten. En er niet tussenkomen.

Ik wou het hierbij laten.


naar boven