De dubbele ontwikkeling

Eefde december 1990 | Zondagmorgen

Inleiding 
[download]

Ik heb in de afgelopen dagen geprobeerd aan te duiden hoe wij in verschillende ontwikkelingen staan. Een heel duidelijke die we allemaal kennen, die te maken heeft met ons dagelijks voortbestaan. En een andere, die te maken heeft met een ontwikkeling die verder gaat dan dit ene leven wat we leven. Hoewel natuurlijk in dit ene leven waarin we leven dat andere besloten is. Alleen, wij zijn ons daar niet zo bewust van.

Ik heb gemerkt aan de individuele gesprekken, maar ook aan de vragen die hierover gesteld zijn, dat het eerste dat bij bijna iedereen opkomt een ongerustheid is, van ‘Wat is dat nou eigenlijk?’ en ‘Wat betekent dat?’
Dat betekent dat je niet in staat bent om iets te bestuderen. Dat je veel te vlug een conclusie wilt. En dat heeft te maken met alles, niet alleen met je oefenen, maar met je hele leven. Het is een geesteshouding waarin het wezenlijke weinig kans krijgt om door te dringen.

Om te kunnen studeren heb je een kalme geest nodig, een geest die in staat is om dingen naast elkaar te laten bestaan; die niet altijd weer snel tot een conclusie wil komen over wat er gebeuren moet. Want als je snel tot een conclusie komt of tot een vermeende observatie, staat het proces waar het om gaat stil. Dat is natuurlijk het laatste wat we wensen, maar we doen het wel zo.

Het kunnen laten bestaan van iets wat onaangenaam is, bijvoorbeeld, iets wat je hindert, wat je pijn doet. Het toch laten bestaan, ook al werk je eraan om het te verhelderen. Dat is nodig. Anders blijf je altijd in die voorlopige fase steken waar we allemaal in zijn. Dan is dat andere eigenlijk verre toekomstmuziek voor ooit eens een keer. Mijn ervaring is dat je het dan uitstelt totdat je doodgaat. En dat is natuurlijk beslist niet de bedoeling.

Het is de bedoeling dat je dag aan dag aanwezig bent in dat dubbele proces. Aan de ene kant het gewone dagelijkse voortbestaan, met alles wat dat inhoudt, en aan de andere kant het leven in de grote werkelijkheid. Niet zeggen ‘Dan het een, dan het ander.’ Tegelijkertijd, allebei, èn èn.
Als je kijkt wat wij als mensen ontwikkeld hebben, dan zie je dat wij voor het overgrote deel ontwikkeld hebben wat te maken heeft met de korte baan, met dat ene leven.

Als we ongelukkig zijn of verdriet hebben, wordt dat altijd gezien als een bewijs dat er iets fout is, en dat moet gerepareerd worden. Daarvoor hebben we de psychologie gekregen, dat hebben we zelf ontwikkeld. Maar vanuit die andere werkelijkheid heeft het een heel andere betekenis.
Hoe meer oog je krijgt, hoe meer oor je geeft aan dat andere wat er tegelijkertijd is, des te meer ben je in staat om alles te zien in zijn zo-heid, dat wil zeggen, in zijn dubbele betekenis. Dat betekent dat je niet het een boven het andere stelt. En als je dat al doet, dat je je bewust bent dat je dat doet. Want de ontwikkeling is nu eenmaal zo dat je alleen kunt veranderen door te beseffen.

Wij denken zo vaak dat, als we iets begrijpen, het dan afgelopen is. Maar dan begint het pas. Wat wij doen, als we iets begrepen hebben, is het wegleggen. Dat is natuurlijk doodzonde. Want mèt dat we zeggen ‘We begrijpen het’, is de haast eraf, maar dat is alles.
Want als je begrepen hebt, tekent zich tegelijkertijd het nieuwe af wat daarmee verbonden is. En wij doen eigenlijk altijd een soort van hink-stap-sprong, begrijpen-laten liggen. Een hele tijd later komen we het weer tegen, dan gaan we er weer mee door. Er zit dus geen verbinding in, het vloeit niet.

Dat heeft allemaal te maken met die kalme geest, die het tot zich door laat dringen, er wel of geen antwoord op heeft, maar die erbij blijft, die er voortdurend bij blijft. Die zich niet laat afleiden door conclusies, niet laat afleiden door begrijpen. Die niet zegt ‘Oh, nú!’ En dan eigenlijk terugvalt in apathie. Totdat hij weer opveert voor het volgende. Maar die in het proces blijft.
Dat geldt heel direct voor elke oefening die je doet, welke oefening ook. Of het nou een denkoefening, een gevoelsoefening of een lichaamsoefening is, het geldt aldoor.

Je bent gelukkig; kun je dan nog wakker blijven? Je bent ongelukkig; kun je wakker blijven? Of is het zo dat je, of bij het een, of bij het ander, er helemaal in ondergedompeld wordt, om strakjes weer boven water te komen en te ontdekken dat er weer wat anders is waar je je dan ook weer in onderdompelt.
Hoe doe je dat? Hoe ga je daarmee om?

Dat hangt er natuurlijk voor een heel groot deel van af of je een besef hebt dat die dubbele ontwikkeling er is. En dat die voorlopige ontwikkeling, van dat ene leven, alleen maar gaaf, héél kan zijn – wat niet wil zeggen ‘gelukkig zijn’, laten we daar vooral geen vergissingen maken – als die andere ontwikkeling tegelijkertijd plaatsheeft. Of liever gezegd, dat die wezenlijke ontwikkeling de ontwikkeling op de korte baan gewoon mééneemt.
Waar we meestal mee aan het knokken zijn – ik hoor het zo vaak ‘Ik ben aan het knokken’ en daar klinkt ook een zekere triomf in: ‘Ik ben aan het knokken!’
Maar knokken is helemaal niet zoiets geweldigs, het betekent eigenlijk dat je niet waarneemt. Op de korte baan is het iets wat een wapenfeit is. Vanuit dat andere perspectief staat er een groot vraagteken bij al dat knokken, want het beneemt je het gezicht op wat er eigenlijk plaatsheeft. Je merkt ook niet dat je jezelf daarmee vaak schaadt.

Het is iets waar je alleen maar voor kunt openstaan. Jezelf als het ware steeds in herinnering brengen ‘Ja, daar is ook dat andere, wat zich in mijn leven wil verwerkelijken; en hoe meer ik me verklein tot dat tijdelijke aspect, hoe moeilijker het wordt om te beseffen dat dat andere er is.’

Een van de duidelijkste voorbeelden is in het liefdespel van mensen. Daar werken ze naar een bepaald punt toe, wat ze al eens beleefd hebben. En het héle tussengebied vergeten ze. Als ze al in de boeken geleerd hebben dat je daar aandacht aan moet geven, is dat een noodgedwongen aandacht. Zodat er eigenlijk niets anders overblijft dan het hoogtepunt van de lust en dan is het afgelopen. En dan weer een hoogtepunt en dan is het weer afgelopen. Op den duur wordt het een gewoonte en moet je een nieuwe partner hebben. En zo gaat dat door.
Het is een spiegelgevecht, het is eigenlijk niks, helemaal niks. Het is ook geen echte ontmoeting. Het is geen echte beleving, die gaat veel verder. En er zit dan ook weer dat bezitselement in, het willen bezitten. Je kunt er allerlei mooie smoesjes omheen draaien, maar dat zit er in. Veroveren, bezitten – eindeloos, duizenden jaren. En het had ook zin voor de instandhouding van de soort. Maar het is, vanuit die andere ontwikkeling gezien, niet waar het om gaat.
Het gaat om een ontmoeting, een ontmoeting die zich verdiepen kan, doordat je langer bij elkaar bent. Maar zo min als je je eigen bestemming weet, weet je de bestemming van de ander. En je moet niet te snel zijn met te zeggen ‘Dat moet maar zo blijven, die is van mij.’
Dan ga je voorbij aan die andere ontwikkeling, die zegt dat een ontmoeting ertoe dient dat beide mensen tot een grotere ontplooiing kunnen komen. En soms kan die grotere ontplooiing ertoe leiden dat je weer uit elkaar gaat. Het kan ook zijn dat je bij elkaar blijft. Maar bij elkaar blijven of uit elkaar gaan is dan niet het criterium. Het criterium is die verdere ontplooiing, het verdere thuiskomen in die grotere werkelijkheid.

Ik heb het expres over dit onderwerp, omdat dáár de instincten zo scherp werken. Daar kun je jezelf niet voor de gek houden. Je kunt met allerlei dingen jezelf voor de gek houden, maar daar niet.
Maar het geldt natuurlijk voor alle levensgebieden. Wat heb je op het oog, ook in je relatie tot andere mensen? Heb je de ontplooiing van de ander op het oog, omdat je bij jezelf gemerkt hebt hoe ongelooflijk belangrijk het is dat je aan die innerlijke bestemming toekomt. Heb je die bestemming op het oog? Of heb je alleen maar het tijdelijke gevoel wat er is, meestal héél sterk is, als een steekvlam, en dan is het weer uitgedoofd. Maar dat is geen ontplooiing, dat is een herhaling.

Dat geldt voor alle gebieden van het leven. Kun je die blijvende, doorgaande, vanzelfsprekende aandacht hebben, of het nou pijn doet of prettig is, voor wat er gebeurt? In jezelf en natuurlijk ook in een ander. Want in het wezenlijke is er geen ‘ik’ en ‘jij’, daar is een proces van verbondenheid. Belangstelling voor jezelf is tegelijkertijd belangstelling voor de ander, en omgekeerd.

Dus hoe komt het proces op gang van die tweeledige ontwikkeling? Doordat je beseft dat die innerlijke ontwikkeling er is.
Dat is iets wat je door een ander aangeduid kan worden. Hij kan niet meer doen, hij kan het je niet vertellen, maar hij kan aanduiden ‘Het is er.’ Het zou natuurlijk veel mooier zijn als wij zulke open ogen hadden, dat we zelf zagen dat die twee ontwikkelingen er zijn, dat we zelf merkten dat we blijven steken in een voorlopig iets. Maar zo is het in de hele mensheidsgeschiedenis niet geweest. Er zijn altijd mensen geweest die ons herinnerd hebben aan deze tweeledigheid.
Zo begint het voor de meeste mensen ook, dat ze zich ervoor gaan interesseren. Of het komt doordat er zo’n groot verdriet is, dat je wel merkt dat dat ene proces waar je aldoor mee bezig geweest bent, het niet kan zijn.
Je kunt aan jezelf merken hoe je op het leven ingaat, of je nog altijd alléén maar bezig bent in dat voorlopige proces, of dat je beseft dat dat andere er ook is. Dat kun je merken aan de wijze waarop je op het leven ingaat, waarop je op een ander ingaat. Heeft dat de gretigheid van de haast, dan weet je dat je in het voorlopige zit. Dat is niet erg, maar dan weet je wat je aan het doen bent. Maar dan moet je niet iets anders verwachten.

Dus je kunt in het proces van het leven, in alle dingen van het leven, opmerken hoe je bezig bent, en dat betekent van waaruit je bezig bent. Het meest kenmerkende is dat je in staat bent om verschillende dingen naast elkaar te laten bestaan.
Dat is voor ons blijkbaar heel erg moeilijk, dingen naast elkaar laten bestaan. Want als je dat doet, zal vanzelf datgene wat wezenlijk is het op den duur overnemen. Dat doe jíj niet, het wezenlijke in jouzelf neemt het over. Je hoeft dus dan geen plannen te maken, want dat is heel duidelijk. Voor het wezenlijke is alles duidelijk. Dat overweegt niet. Dat hoeft niet te kiezen. Het is gewoon heel duidelijk.

Dat betekent eigenlijk om tegelijkertijd die onrustige, overwegende, vechtende in jezelf ook niet te veroordelen. Maar te zien, te voelen zou ik haast zeggen, ‘Ja, dat is maar één stukje, dat andere is er ook.’
Dat betekent natuurlijk wel dat je dan de moeite moet nemen – en dat is een moeite – om daarnaar te luisteren, om te beseffen: het is er, maar ik moet ook aandacht geven aan die kant. En als er niks anders is dan onrust en gevecht, nou, dan is dat blijkbaar op het ogenblik zo voor jou. Als je dat beseft, begint de verandering al – als je beseft dat je dat helemaal bent, als je dat echt beseft, begint het te veranderen. Zolang je het nog geweldig vindt of je vindt het afkeurenswaardig, kan er niks gebeuren. Maar als je je toestand beseft, kan de verandering plaatsvinden.

Vanaf het moment dat je dat voelt, volg het dan, volg dat rustige gaan van je wezenlijke ontwikkeling. Er zullen genoeg mensen om je heen zijn die zeggen ‘Hé, je hebt nog dat en dat, en dat moet je nog afwerken.’ Ik hoor die geluiden altijd. Laat ze rustig praten. Volg die diepe adem in jezelf, die je verder draagt en waarin al dat gekrieuwel op den duur verstomt.

Dit is echt heel nodig in deze wereld waar we nu in leven. Misschien nog meer dan ooit tevoren is het nodig dat er mensen zijn die het vermogen ontwikkeld hebben om naar binnen te luisteren. Die zich niet uit de wereld terugtrekken, de wereld niet veroordelen, maar rustig hun leven leven, zodat ze getuige zijn van iets anders in de wereld.

Het heeft dus allemaal te maken met die dubbele ontwikkeling waar we allemaal in staan en waarvan we eerst getuige kunnen zijn, en op den duur vertegenwoordigers. Maar daar hoef je je helemaal geen zorgen over te maken, dat gaat vanzelf, van het wezen uit gaat het vanzelf. Daar is geen gevecht, dat kan ik niet vaak genoeg zeggen. Er is ook geen verovering, geen bereiken en geen eindpunt. Een wezenlijke ontwikkeling reikt steeds verder, zonder moeite.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A: Soms voel ik dat we vertegenwoordiger zijn van het grote geheel. En als het weer weg is denk ik ‘Ik weet toch hoe het is, nou dan. Waarom kan ik gewoon niet een knopje omdraaien bij mezelf.’
En dat lukt dan niet.

– Maarten: Heb je een idee waarom dat niet lukt.

– A: Omdat ik het bewust wil? Of omdat ik iets verwacht?

– Maarten: Ja, dat zit er ook bij, maar er is nog iets anders. Je hebt het in je herinnering opgeslagen en je herinnering is zo gebouwd dat hij in de tijd is. En ‘in de tijd’ wil zeggen: gefixeerd. Dus je verlangt terug naar iets wat gefixeerd is. En dat kan natuurlijk nooit hetzelfde zijn als de beleving zelf. De beleving is iets wat vloeit, wat beweegt.  En op een bepaald moment raak je uit die beweging en dan zeg je ‘Nu is het weg, nu is het herinnering.’ En nu wil je ertoe terugkeren en pak je dat gefixeerde. Dat kan natuurlijk niet.

– B: Je zegt dat we in een dubbele ontwikkeling staan. Maar hoe geven we dat een plaats in ons leven?

– Maarten: Die èn-èn situatie, dat zowel het een als het ander er is, moet zich in jouw leven echt settelen. Het is er niet zomaar opeens. Het moet zijn verhouding vinden als het ware. Je bent eerst gewend geweest om alleen maar aan het ene te denken, daarin te doen en je zorgen te maken. Nu is het ander erbij gekomen, heel nieuw. In de mate waarin het minder nieuw wordt en er meer bij gaat horen, gaat het zijn verhouding zoeken. En in dat zoeken van die verhouding moet je niet ingrijpen.
Dat is natuurlijk in de loop van de geschiedenis wel heel veel gebeurt. Mensen hebben gezegd ‘Hier beneden is het niet’. Of, de andere kant ‘Dat hiernamaals, dat zie ik wel’. Dat zijn twee elkaar tegensprekende dingen. Maar ze zijn er allebei. Het is niet zo eenvoudig om dan geen partij te kiezen.
We zijn geneigd om partij te kiezen, of voor het een of voor het ander. Maar kun je dat zijn gang laten gaan? En dan zie je hoe het zich gaat verhouden, de ene keer zal het ene meer spreken en een andere keer het andere. Maar ga daar ook weer niet in ingrijpen door te zeggen ‘Nee, nee, dát is het’. Want op het moment dat je dat zegt verbreek je de dialoog. En het gaat juist om die blijvende dialoog.

– B: Want die verhouding hangt ook af de situatie waarin je bent.

– Maarten: Ja, en van jouw eigen gemoedsgesteldheid, die ook weer beïnvloed wordt door veel factoren die je niet kent. Maar laat het zijn gang gaan. En als je dan wel tot een beslissing komt en zegt ‘Dat is het,’ dan tegelijkertijd tegen jezelf zegt ‘Ik laat open dat het ook weer verandert’.
Het gaat om het vermogen telkens weer los te laten wat je gedaan hebt.

– C: Hoe moet ik het lijden opvatten in het kader van wat je vanmorgen gezegd hebt.

– Maarten: Het is er. Maar wat je je af kunt vragen is of het lijden vanuit het wezenlijke nog wel hetzelfde voor ons is. Je merkt aan je eigen leven dat, in de mate waarin je dat grotere bestel in je leven toelaat, het lijden een andere betekenis krijgt, een ander gevoel ook. Ik wil niet zo zeggen dat het gerechtvaardigd is of zoiets, helemaal niet. Maar het krijgt een andere betekenis. Het krijgt meestal niet meer dat gevoel dat het op jou persoonlijk gemunt is, zal ik maar zeggen. Dat het een veel groter gebeuren is.

– D: Kan je hier nog iets meer over zeggen.

– Maarten: Het eenvoudigste wat ik ervan kan zeggen is dat je op den duur gaat merken dat er bepaalde dingen in je leven moeten gebeuren. En wat er dan gebeurt, voert soms, als jij niet kunt luisteren, als jij niet open bent, tot lijden. Dus vanuit het grotere geheel waarin jij opgenomen bent, moeten er bepaalde dingen gebeuren voor jouw bewustwording. En als je alleen maar bezig bent in die voorlopige ontwikkeling, in dat ene leven, dan ben je daar niet open voor en verzet je je daartegen. En dan ontstaat lijden. We hebben het nu over innerlijk lijden.
Lichamelijk lijden heeft er wel mee te maken, maar in een heel ver verband. Om dat te gaan beseffen moet je eerst het innerlijk lijden gaan beseffen – wat dat eigenlijk wil.
Ik weet in mijn eigen leven, dat ik hele grote teleurstellingen heb gehad en ook echt geleden heb, en dat ik nu kan zien dat ik op al die momenten gewoon niet begreep wat er bedoeld was. En dat kan zich ook tot in het lichaam uitstrekken.

– D: In het grote geheel spreek je dan eigenlijk niet van lijden, maar van dat wat er gebeuren moet.

– Maarten: Ja, dat klinkt voor ons, als ik dat zo zeg, dat weet ik, als heel erg koud. En nog erger is een fatalistisch ‘Dat moet gebeuren’.
Maar dat bedoel ik eigenlijk niet, ik bedoel niet dat het iets is wat om zo te zeggen met ijzeren hand gebeurt. Maar het is iets wat voor jou de weg is om weer open te raken.

– E: Als ik de verhalen van Semprun en Conrad lees kan ik me nauwelijks indenken dat het voor een gevangene die gemarteld wordt en voor een beul die martelt, nodig is voor hun ontwikkeling. 

– Maarten: Ik zal je vertellen … In het kamp maakte ik iemand mee die door de Gestapo gemarteld was. Hij vertelde dat hij op een bepaald moment zo gemarteld was dat hij losraakte van zijn lichaam. Hij zag wat er gebeurde en zijn enige gedachte was ‘Wat moet die beul nog doormaken…’
Dat geeft er misschien een klein beetje een antwoord op. Dat iemand in zo’n extreme situatie plotseling zicht krijgt op wat ik bedoelde met ‘Dat moet gebeuren’.
Maar ik denk dat voor ons, van ons beperkte standpunt uit, het enige wat helpt is dat we – dat is natuurlijk heel ouderwets – bidden dat het niet zo vreselijk mag zijn. Maar dat is ook het enige. Want al het andere is theoretisch. Daarom spreek ik ook met grote voorzichtigheid over ‘de bedoeling’. Dat je niet het gevoel krijgt dat het zo moet en dat het wel goed is. Want dat is jouw beduchtheid als je aan zulke dingen denkt. Waar zowel Semprun als Konrad eigenlijk van getuigen is dat de mens in staat is om in die omstandigheden niet teloor te gaan.


naar boven