Een oneindig verhaal

Eefde december 1990 | Dinsdagmorgen

Inleiding 
[download]

We zijn gisteren geëindigd met stil te staan bij het gekrekel in de menselijke relaties, wat natuurlijk eindeloos plaatsheeft. En we hebben geprobeerd daarin een beetje orde te scheppen, een beetje klaarheid te krijgen, en ons af te vragen of dat ooit beëindigd zou kunnen worden. Ik denk dat het nodig is dat het beëindigd wordt, willen we een leefbare wereld krijgen.

Ik denk dat het voor ons allemaal duidelijk is dat een einde daaraan alleen maar tot wasdom kan komen, wanneer een besef tot ons doordringt wat totaal niet is van alle oplossingen die we bedenken kunnen. Wanneer we eenmaal gaan beseffen dat we een oneindig verhaal zijn, een verhaal dat niet begonnen is toen we geboren werden, maar wat al heel, heel oud is.
Zoals wij leven zijn we ons eigenlijk alleen maar bewust van het laatste woord wat we uitspreken, of van twee woorden daarvoor, en dat is dan dat. En met die twee woorden of met dat ene woord zijn we gelukkig, zijn we verdrietig, staan we elkaar naar het leven, hebben we elkaar lief. Maar we hebben geen besef wat we zijn. We zijn het totale verhaal, een verhaal wat in ons tijdsbesef geen aanvang heeft, maar wat er is.

Als we ophouden alleen maar het laatste woord te herhalen en proberen terug te luisteren naar het verhaal – wat niet alleen mijn verhaal is, maar wat het verhaal is van ieder mens –  dan beginnen we te beseffen dat dat laatste woord onvoldoende is. Elke oplossing die we in dat laatste woord ontwerpen, is gedoemd weer voorbij te gaan. En we vinden nieuwe woorden uit en we kijken daar met voldoening of met ergernis naar, en hetzelfde heeft plaats. Het verband, het totale verhaal, ontgaat ons.

De ene keer zeggen we ‘Het is het lichaam’, de andere keer ‘Het is de geest’. Geen van beide is waar, het is het verhaal van de geest én het lichaam. En de betrekking die ze hebben, de dialoog die ze hebben en de dialogen die ze al eeuwen en eeuwen gevoerd hebben, dáár moeten we ons bewust van worden. En niet van dat laatste woord wat zo dichtbij is.
Het is heel begrijpelijk dat we dat altijd weer doen. Dat we altijd weer in dit ene leven, deze ene omstandigheid, deze ene partner, deze ene groep, deze ene samenleving, deze ene cultuur – dat we dáárin denken verder te kunnen komen. We kunnen er alleen verder in komen, als we beseffen wat we zijn. We zijn het totaal, we zijn het hele verhaal, dat vóórtgaat verteld te worden, maar wat alleen maar goed verteld kan worden als je al het andere vooraf weet, in je hart draagt.

Dan heb je geen haast meer. Dan ben je net zo bekommerd om je eigen lichaam als om het lichaam van een ander. Want je beseft dat het verhaal één geheel is en dat niets daaruit gemist kan worden. Je staart je niet meer blind op de moeilijkheid van dit moment, want je bent al zoveel geweest. Je bent de schreeuw van de gemartelde geweest, de kus van de geliefde; je bent het kind wat geboren wordt en de oude man die sterft. Dat ben je nú.
Als je dat niet beseft, zul je altijd een van al die mogelijkheden die er in een menselijk leven zijn, voorrang verlenen. En dat betekent conflict, dat is heel duidelijk. Als je je verliest in het ene moment waarvan je denkt dat je het bent, dan is het in conflict met het volgende wat komt of met het andere wat geweest is. Wat wij altijd proberen te doen is het aan elkaar hechten van ongelijksoortige dingen. Je moet het totaal in je hart dragen.

Dat totaal komt tot je als je de nederigheid hebt om te luisteren. Als je niet altijd opstandig voortjakkert. Als je de nederigheid hebt om te vernemen wat dit leven is, waarvan jij bent. Je bent weliswaar in dit moment en je kent weliswaar alleen maar wat nu geldt, wat je nu geleerd wordt, in de cultuur waar je in staat, in de maatschappij waarin je leeft. Maar ze is voortgekomen uit duizenden jaren ontwikkeling. En dat ben jij ook.

De bron, de oorsprong van je zijn, ligt in het besef van het totaal. Dat maakt dan voor velen dat ze gaan beseffen dat hun inspanningen van dit moment te heftig zijn, in verhouding tot wat het is. Dat ze gaan beseffen dat waar ze voor vechten zeer betrekkelijk is.
Dat verandert je houding in het leven. Je ziet heel duidelijk voor je dat bepaalde dingen moeten gebeuren, maar je bent niet meer zo arrogant om te denken dat jij weet in hoeveel tijd het zich zou kunnen voltrekken. Ondanks dat je weet dat het moet gebeuren, heb je het geduld en de liefde om altijd weer dat te doen wat nodig is om het te laten gebeuren. Maar je hebt geen denkrimpel over hoe het moet gaan worden. Het enige wat van jou gevraagd wordt, is voor zover jouw besef reikt daaraan te werken. En hoe het zal gaan, in hoeveel tijd het zich zal voltrekken, laat je open, omdat je beseft dat je dat, gevangen in je ene woord en met maar een flauw besef van het totale verhaal in je, nog niet kunt weten.

Je hoort wat er gebeurt, waar je zelf van bent, maar je hoort tegelijkertijd de duizenden dingen die al door je heen getrokken zijn en waar je op dit moment nog maar een flauw besef van hebt. Maar de essentie van die duizenden voorvallen, van die duizenden situaties, is in je hart. Dat maakt dat je de dingen kunt doen zonder ze te vullen met hoop en verwachting, maar ze te doen omdat ze gebeuren moeten.
Daarin kan grote liefde schuilen, dat is niet kil. Daar zit een grote barmhartigheid in als je beseft dat alles wat je doet zeer betrekkelijk is en dat het erom gaat die betrekkelijkheid lief te hebben. Om niet te zeggen ‘Dat is maar betrekkelijk’, maar die betrekkelijkheid werkelijk lief te hebben. Te zien hoe je lichaam te kort is gekomen, doordat je vreselijke haast had. En proberen dat zo goed mogelijk te verhelpen.
Maar ook in dat verhelpen heb je geen haast. Want je beseft dat het gaat volgens allerlei diep ingrijpende processen, waarvan je nog maar heel weinig weet hebt. Je hebt geduld, zowel met je eigen lichaam als met een ander die in zijn enthousiasme zichzelf schaadt.
Je hebt ook het geduld om te wachten tot de ander kan vernemen wat je ziet, want je hebt ervaren dat elk woord wat te vroeg wordt uitgesproken zijn doel niet bereikt, maar bovendien een beletsel is. En dat geldt voor alle processen.
Je probeert niet te repareren wat nu eenmaal gebeurd is. Je probeert alleen zicht te geven op een nieuwe mogelijkheid, waardoor het uit zichzelf weer tot wasdom kan komen.

Uit dat besef van die duizenden en duizenden dingen waarvan jij niet alleen getuige bent, maar ook de vertegenwoordiger, komt een grote vrede, die je graag deelt met iedereen. Maar waarbij het ook zo is dat je geduld moet hebben wanneer iemand nog in het stadium is dat hij denkt dat er iets te veroveren valt.
In dat stadium is vrede onmogelijk. Vrede is alleen mogelijk vanuit het besef van die duizenden dingen, die al voorbij gegaan zijn en die er nog zijn – ondanks het feit dat ze voorbij gegaan zijn, zijn ze er nog, ze voeden je nog, áls je ervoor openstaat.
Je kunt ook blijven slapen, zodat je alleen maar dat laatste woord hebt. Dat laatste woord is afgesneden van het grote verhaal. En daarin is onvrede, conflict, zogenaamde vooruitgang, actie, snelheid, en dood.

Daarom is het nodig om, terwijl je in dat ene woord leeft wat in jouw leven is, te herinneren dat je onderdeel bent van een zin. En niet alleen van een zin, maar van het verhaal, wat duizenden zinnen bevat, met duizenden wendingen, duizenden betekenissen.
Eigenlijk krijgt jouw leven zin als je van daaruit nu in dat ene woord leeft. Maar dan is dat woord verbonden. Dan is dat woord oneindig veel groter dan zijn begrenzing op het ogenblik mogelijk maakt.

Dat is denk ik nodig, willen wij wat we de menselijke problemen noemen oplossen. Dat je altijd weer beseft dat je van het verhaal bent wat niet eindigt. En het verhaal bevat heel veel afschuwelijke dingen, in het verleden en heden ten dage. Maar als je het hele verhaal in je hart hebt, begrijp je dat het voortgaat om zich te voleindigen. En dat het mede van jou afhangt of die voleindiging iets zal zijn waar ons hart van opspringt, of iets wat eindigt in de duisternis. Dat hangt ook van jou af, van jouw begrip, van jouw zorgvuldigheid, van jouw vermogen om te wachten, opdat de dingen zich kunnen voltrekken binnen hun eigen mogelijkheid.
Ik denk dat dat eigenlijk bedoeld is met meditatie.

Natuurlijk, daar behoort alles bij wat we hier proberen te doen. Maar het is een onderdeel. En als je het onderdeel verheft tot hoofdzaak, gaat het mis.
Als je vanuit dat diepe besef je oefeningen doet en je leven leeft, zul je zien dat veel waarvoor je je nu moet inspannen, zich vanzelf voltrekt. Omdat het vanuit een dieper verband voltrokken wordt, waar jij maar de tijdelijke vertegenwoordiger van bent. Dan houd je op de tijdelijke vertegenwoordiging op te blazen tot iets wat het niet is.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A: Wat je zei ontroerde me ontzettend. Ik voelde me licht, ik ging met je woorden mee en ik zag daarin het grote verhaal.

Maarten: Heerlijk. Maar de moeilijkheid is dat we het altijd weer vergeten in de spanning, de uitdaging van het moment. Dat is ons hele menselijke drama. Maar het besef ervan is heel belangrijk. Want dat wat er geweest is heeft geen invloed op je leven als je niet beseft. Daar gaat het aldoor om, dat je beseft wat het allemaal inhoudt. Zodat je vanzelf, zonder moeite, minder meegenomen wordt door het verdriet dat je hebt, de beslissingen die je neemt, de taak die je voor je ziet. Dat je dat allemaal ziet in verhouding tot dat steeds doorgaande gebeuren – wat ook nu gebeurt.
En dat besef is niet iets waar je naar reikt. Dat is iets wat jou op een bepaald moment bereikt. En dan gaat het er alleen maar om hoe diep het tot je doordringt, zodat je het vanzelfsprekend in je dagen meeneemt.

– B: Ik word er soms wanhopig van. Ik voel ‘Dit is de richting’, maar dan ben ik meteen weer bezig met mijn denken, mijn plannen.

Maarten: Wees er niet ongelukkig over als het je op een bepaald moment ontsnapt. Want kijk, de wet is dat het terugkeert. Als je het kwijt bent, komt het terug, als je maar luistert. Het enige wat belangrijk is, is dat je de tijd en de rust neemt om te luisteren. Ook als je opstandig bent. Dat hoort er blijkbaar bij, maar het komt terug.

– C: Hoe is het toch mogelijk dat je het elke keer weer vergeet. Is het dan niet intens genoeg?

Maarten: Wat hierin eigenlijk belangrijk is, is dat je al opmerkt dat je het kwijtraakt. Dat helpt. Misschien moet dat wel honderd, wel duizend keer. Dat weet ik niet. Maar knoop er geen opdracht aan vast, zeg niet ‘Foei toch’ tegen jezelf, want dan belet je jezelf.
Uit dit besef komt ook voort dat je jezelf kunt vergeven. In dit duizendvoudige proces waar je inzit, zou het al heel bijzonder zijn als jij aldoor maar precies het goede deed. Want zoals je eigenlijk het meeste leert van het besef dat je het kwijt bent, zo leer je ook heel veel van wat je fout doet. Maar je leert er niets van als je jezelf die fout kwalijk neemt.
Als je jezelf niet toestaat fouten te maken, hebben fouten geen zin meer. Dat is moeilijk voor ons. Wij denken dat als we een fout maken, we dat niet hadden mogen doen. Maar zo is het leven niet. Natuurlijk maken we fouten. We zijn hier om fouten te maken en daardoor te gaan beseffen. Dan kan dat proces steeds verder gaan.
Het is eigenlijk heel arrogant jezelf kwalijk te nemen dat je fouten maakt, want dan doe je net alsof jij weet hoe het gemoeten had. En dat weet je niet.
Dus elke keer dat je opmerkt dat je het kwijt bent, is een goede dag.


naar boven