Is er iets dat niet van de tijd is?

Eefde december 1988 | Vrijdagavond

Inleiding
[download]

Ik wilde proberen om deze vijf dagen iets te onderzoeken met jullie samen wat voor mij in ieder geval van heel groot belang is. En misschien dat enkele van jullie zich die vraag wel gesteld hebben. De vraag of wij, of ik, ooit uit de tijd weg kan komen. De tijd, dat is ons hele leven, de tijd dat is geboren worden, leven, ervaringen opdoen en sterven. Dat heeft allemaal in de tijd plaats. Onze zintuigen zijn in de tijd, onze zintuigen nemen van moment tot moment waar. En wij plakken die momenten aan elkaar, en dat zijn onze ervaringen. 

Maar is er iets dat niet van de tijd is? Dat heeft dus niet te maken met verdriet, vreugde, begrip, kennis. Daar heeft het niet mee te maken. Het heeft te maken met het kunnen ervaren van iets wat niet onderhevig is aan geboorte en dood.
Het heeft dus niet direct te maken met ons dagelijks leven. Het dagelijks leven is helemaal gevangen in dat geweldige spel van onophoudelijk ontstaan en vergaan. En bij onszelf gaat het zo langzaam, dat we dat niet merken. Ja, we merken wel als we ouder worden en we kunnen minder, dat merken we wel. Maar we merken eigenlijk niet dat de tijd voorbijglijdt, dat merken we niet. Voor ons is de tijd een blinde vlek, terwijl we alles, alles, meten we af in de tijd, alles. Er is niets wat we niet in de tijd meten. Maar toch is het iets wat ons ontsnapt. 

En duizenden en duizenden jaren, de hele geschiedenis van de mensheid, heeft die vraag bestaan: is er iets wat voortgaat, wat niet in de tijd ligt, wat niet geboren wordt en niet sterft. En er zijn allerlei theorieën over, daar zou je avonden over kunnen praten. Maar dat zijn theorieën. Maar wat ik me afvraag is: is het mogelijk om dat wat buiten de tijd staat, dat wat dus niet onderhevig is aan alles wat ons leven belangrijk maakt – ieder mens wil gelukkig worden, ieder mens wil bevredigd worden, ieder mens wil voleinden, daar heeft niet dus niet mee te maken. Maar is er iets waarvan ik ben, en dat niet onderhevig is aan dat eindeloze spel waarmee we ons allemaal identificeren – wij identificeren ons met onze ervaringen, met onze gedachten, met onze gevoelens, met onze opvoeding, met onze kennis, met onze normen. Dat is het ‘ik’.
En de vraag die ook al heel, heel, heel oud is: kan dat ‘ik’ doorleven. God zij dank kan dat niet. 

En toch, zolang als de mensheid bestaat is er dat merkwaardige gevoelen geweest dat er iets is, wat niet te maken heeft met alles wat je pakken kunt, zien kunt, horen kunt, definiëren kunt, noemen kunt, berekenen kunt, vergelijken kunt. Dat er iets is wat daar niet mee te maken heeft, totaal niet. Wat niet gelukkig is en niet verdrietig, wat niet geboren wordt en niet sterft.
En moet dat altijd maar alleen een vermoeden blijven, moet dat alleen maar een vraag blijven, die op een bepaald moment in je opkomt en je de rest van je leven vergezelt. Maar waar geen antwoord op komt. 

Jullie kunnen strakjes, als ik uitgesproken ben, kunnen jullie best tegen me zeggen: lieve Maarten, het interesseert me niet.
Dat zou ik me namelijk best voor kunnen stellen. Want het heeft niet te maken met het leven wat we allemaal leven. Het is niet te pakken, het is niet in kunst neer te leggen, het is helemaal daar allemaal niet van. Kunnen we die eeuwen, eeuwenoude vraag, zo dichtbij brengen, dat ze betekenis krijgt. En dat je misschien begint te vermoeden dat jouw leven pas zijn diepste betekenis krijgt, als dat wat niet van de tijd is in jouw leven een plaats krijgt.
Maar ik bedoel dus echt: een plaats krijgt, iets is wat je niet meer loslaat, iets is wat dag en nacht bij je is. Wat niet meer afhankelijk is van een of andere vorm of religie of theorie, maar wat als een werkelijkheid, als een werkelijk verlangen bij je blijft, je vergezelt, je niet loslaat. Je kunt wel eens afgeleid zijn, je kunt wel eens zó verdrietig zijn of zoveel pijn hebben, dat je een moment daar niet mee bezig kunt zijn. Maar het keert terug, het komt bij je, het staat naast je. 

Zó, dat je geleidelijk aan merkt dat het leven wat je leeft een andere betekenis krijgt. Een betekenis die je niet kunt bedenken, die je niet kunt voorspellen. Maar dat je geleidelijk aan het gevoel krijgt van, ja, er zijn eigenlijk twee levens. Er is dat leven wat ik al zo goed ken, dag in, dag uit, met zijn ups en downs. En er is iets anders, dat er wel bij is, maar wat niet beïnvloed wordt door hoe ik ben. Ik kan boos zijn, ik kan verdrietig zijn, ik kan blij zijn, ik kan vertrouwen hebben, ik kan bezorgd zijn, ik kan somber zijn, ik kan angstig zijn, en dat kan ik allemaal registreren. Tegelijkertijd is er dat totaal andere, dat, je zou haast kunnen zeggen: glimlachend toekijkt. Het geeft je wel vertrouwen, maar je beseft ook altijd weer dat het niet iets is wat je pakken kunt, het is niet een kameraad. Het is iets heel anders. 

En van daaruit verandert je gevoel ten aanzien van de dood. Je krijgt steeds duidelijker het gevoel dat wij die dood heel hard nodig hebben, dat wij het sterven heel hard nodig hebben. Dat het eigenlijk heel wonderlijk is dat wij er bang voor zijn, voor de dood. Want dat wij hem nodig hebben – niet dat ene tijdstip dat ons lichaam opgebruikt is en dat we ophouden fysiek te leven. Dat bedoel ik niet. Dat gebeurt wel, daar hoeven we ons geen zorgen over te maken. Iedereen gaat op een bepaald moment dood. Maar ik bedoel die andere dood, die bijna niet in ons leven aanwezig is. Namelijk het sterven aan het verleden – het verleden is de tijd. 

Maar dan komen we wel aan iets van het dagelijks leven, en dat is ook eeuwenoud. Dat is in allerlei toonaarden gezegd, heel streng, heel lieflijk, heel verheven, heel concreet. En dat is: kun je schoon zijn voor het volgende moment, leeg en schoon. Zodat het volgende moment, met alles wat dat moment bevat, bij je binnen kan komen. 

En wat is daarvoor nodig? Dat is eigenlijk waar ik deze vijf dagen mee bezig wil zijn. Het is dus geen denkwerk. Het is meer een voorzichtig aftasten van hoe wij ons leven leven. En wat we daarin doen. Of wij beseffen, echt beseffen, dat het niet gaat om méér, maar dat het gaat om minder, steeds minder, steeds minder… Totdat het voorbij is, totdat eindelijk die bloem van de stilte en van de leegte in je kan bloeien. Die bloem bevat alle bloemen, alle soorten, alle variëteiten, want het is niet iets specifieks. Het is datgene waaruit al die bloemen voortkomen, al die variaties, al die mogelijkheden. Het is de oorsprong. 

En kan dat in je leven betekenis hebben. Of is dit… ja, aardig voor een avond op de vijfdaagse en dan daarna gaan we over tot de orde van de dag. Of we proberen de wereld te verbeteren of we proberen ik weet niet wat.
En heeft dit, dit hele complex waar ik het nu over gehad heb, iets te maken met de toestand waarin de wereld nu is. De wereld staat in brand, dat weten we allemaal. Heeft dit er iets mee te maken? Of is dit een mooie ivoren toren waar we misschien één of twee dagen in zijn, om dan weer in de rauwe werkelijkheid terug te vallen. Zo kun je het namelijk voelen. Maar ik denk dat het er heel direct mee te maken heeft, dat het heel direct te maken heeft met de toestand waarin de wereld is. Want, daarover heb ik al zo vaak met jullie gepraat, daar kan ik heel kort over zijn: we weten allemaal dat we bepaald worden door het verleden. Verleden is heel machtig. Dat is alles wat je ervaren hebt, wat je gedacht hebt, wat je geleden hebt. Dat ben jij.
Kun je dat voor jezelf concreet maken, of is dat eigenlijk ook weer een van die mooie vaagheden, wat ik nou zeg. Of is dat héél concreet voor je, dat je voelt: ja, ik ben inderdaad bepaald door alles wat ik geleefd heb. Als dat niet vaag voor je is, als dat echt concreet voor je is, dan is de link gelegd met zoals de wereld is.
Er zijn natuurlijk miljarden mensen waar het bewustzijn op die manier werkt, altijd teruggaand op het verleden, Altijd teruggaand op dat wat je al kent. En het is duidelijk, daarin is geen mogelijkheid voor het volstrekt nieuwe. Dat wat er nog nooit geweest is, dat kan daar niet in binnenkomen.
En dus zijn we geketend aan het verleden en alles wat dat verleden inhoudt. En niet alleen dit leven, maar over duizenden en duizenden jaren. Ons hele gedrag is er door bepaald.

Dus wat ik aan de orde stel is een vitaal, is een gigantisch iets. En je moet je afvragen: heb ik daar belangstelling voor. Of probeer ik toch maar weer, zoals miljarden mensen voor ons hebben geprobeerd, om in de tijd, in het verleden, in het bekende, een uitweg te vinden voor minder agressie, minder zelfhandhaving, minder wantrouwen. En zelfs elkaar lief te hebben. 

Het is heel wonderlijk, er zijn maar heel weinigen die zich afgevraagd hebben: ja, kan dat, überhaupt, als je door het verleden bepaald bent. Kan dat? Of is het verleden sowieso zelfhandhaving, agressie, verdediging, machtsuitoefening. 

Zie je, nou komt het een beetje dichterbij, nou is het geen academische vraag meer.
En als dat zo is, als het inderdaad zo is dat, zolang je in die complexiteit van het verleden gevangen bent, dat dan al die schone dingen die we zo vreselijk graag de wereld toewensen, niet mogelijk is.
Misschien moeten jullie daar wel een paar jaar mee bezig zijn – ik zeg het nou maar zo vlug achter elkaar. 

Maar als dat zo is, wat kunnen we dan doen? Als het duidelijk is, echt duidelijk is, en daar wil ik best een paar dagen aan besteden – als het echt duidelijk is dat dat niet kan, dat dat niet mogelijk is, wat staat ons dan te doen? Wat moeten wij dan in ons leven doen, om niet tot onze dood toe gevangen te zijn in de stroom van de tijd. De stroom van de tijd is het ‘ik’. De stroom van de tijd is de geschiedenis. De stroom van de tijd is de wetenschap. En het grootste gedeelte van de religie is ook tijd. 

Wat kan ik doen, op mezelf, zonder heilige boeken, zonder leraren, wat kan ik in mijn leven doen? Hoe moet mijn leven veranderen. Kan ik zó tegen mezelf zeggen: oh dat moet, dan moet ik dit en dit en dat doen. Nee, dat kan niet, want ik weet het niet, want het is onbekend. Ik heb alleen een vermoeden. En het vermoeden is zo sterk dat het een verlangen is geworden – die onzichtbare metgezel, die altijd aanwezig is en op die schaarse momenten dat ik niets doe, plotseling heel duidelijk is en mijn leven totaal verandert.
Hoe kan ik te weten komen wat de omstandigheden zijn van die schaarse momenten – voor de meeste mensen drie of vier keer in hun leven. Wat waren de omstandigheden. Want als ik daar iets van weet, dan heb ik een aanwijzing in welke richting het ligt. En dan nog, is het helemaal niet zeker dat als ik die situatie zorgvuldig ken, dan die aanwezigheid binnen kan komen. Zo is het ook weer niet. Maar meer kan ik niet doen… 

Opnieuw wordt heel duidelijk – dat is ontroerend, dit aller, allerbelangrijkste laat zich niet dwingen. Het komt en gaat, soeverein, in zijn eigen tijd. Maar ik kan wel mijn leven zó leven dat het een grotere kans krijgt. Zodat het iets dichterbij komt, zodat je inderdaad het hele duidelijke besef krijgt dat je voorbijgaand bent, dat je sterfelijk bent – maar dat is zo zwaar. Dat je voorbij gaat.
En dat er niets in de hele wereld is waar je je aan vast kunt klampen, niets. Want alles gaat voorbij, jij ook. En wat je vroeger een gruwelijke gedachte vond: dat je voorbijging, dat wordt iets ontroerends. Je krijgt een gevoel van dat dat zoiets kostbaars is, dat je het als het ware uitnodigt om dieper in je te trekken, dat gevoel dat je voorbij gaat. En dat de wijze waarop je voorbij gaat, dat dat het eigenlijk is waar het om gaat: hoe ga jij voorbij? Als iemand die zich vastklampt, of als iemand die het laat gebeuren. Terwijl hij erbij is, terwijl hij liefheeft, terwijl hij verliest, terwijl hij verdriet heeft. Maar steeds in dat besef dat het voorbij gaat. En dat jij daar deel aan bent.

Want dat betekent dat je niets meer te verdedigen hebt en ook niets meer te bereiken. Dat het er alleen maar gaat om dat wat gebeurt, voor de volle honderd procent te laten gebeuren. Dat is je opgaaf. Dat niets, niets achterblijft, geen enkele rest. In dat voorbijgaan, dat je jezelf eigenlijk voortdurend reinigt. Dat is natuurlijk heel wat anders dan dat je eigenlijk meer verzamelt, verzamelt, verzamelt… Dat je elk moment láát gaan. Dat dat de kosmische werkelijkheid is, de transformatie. En alleen door transformatie kan de schepping door blijven bestaan.

Wat wij doen in het algemeen in ons leven – die transformatie staan we in de weg. Omdat we ons vastklampen aan de tijd, dat wat je zien kunt, wat je pakken kunt, wat je wegen kunt, wat je meten kunt, wat je vergelijken kunt. En daarom zijn we bang voor de dood.

naar boven

Gesprek (fragment)

A.: Ik werd eens op een nacht plotseling wakker door een of ander geluid en toen had ik een heel… – ik kan niet zeggen dat het een gevoel was, maar het was in ieder geval heel licht, heel helder, heel ruim, heel groot. Dat had ik even in de gaten en toen begon ik onmiddellijk weer te denken. En ik dacht, het enige wat me overblijft is – ik was toch wakker – laat ik maar gaan oefenen. Maar terwijl ik dat begon te denken voelde ik al dat ik beperkter werd, helemaal terug in mezelf. En toen begon ik te oefenen en dacht ik: je kan beter ophouden met oefenen, want…

– Maarten: Heel wijs …

– A.: …want je oefent in een cirkel.

– Maarten: Ja precies. Ik ben erg blij dat ik het aan de orde heb gesteld. Je hebt je verbaasd eigenlijk. Het is natuurlijk een hele diepgaande ervaring en je hebt je verbaasd. En dat verbazen is al voldoende om je in je oude wijze van ervaren terug te trekken. En als je dan gaat oefenen – wat je dan ook gaat doen, een energie-oefening bijvoorbeeld – dan is dat allemaal van het oude. 

– A.: Maar het betekent eigenlijk dat je er beter mee kunt ophouden. 

– Maarten: Dat betekent dat je die oefening niet kunt gebruiken om dit te bereiken, nee. Maar dat zal je mij ook nooit hebben horen zeggen. Oefenen is heel wat anders. 

– A.: Maar dan kan je beter niks doen.

– Maarten: Kan je dat!

– A: Kon je dat maar.

– Maarten: Maar dat is wat, wat jij daar zegt… Kon je dat maar! Nu sta je voor het blok. Nou zie je waar je voor staat.
Het betekent dat er alleen iets mogelijk is als je heel vriendelijk bent, als je niet wilt begrijpen, als je niet wilt pakken, als je niet wilt verlengen, maar als je het laat! Dat is een heel ongewone toestand voor ons allemaal, dat zijn we niet gewend. We zijn de hele dag door gewend om de dingen die gebeuren bij onszelf in te lijven. Je laat ze niet staan, je laat ze niet zichzelf zijn.

 – B.: Maar als je het ingelijfd hebt, dan kun je het niet meer zien.

– Maarten: Natuurlijk! Dan heb je het nieuwe oud gemaakt. Dat is zo. Maar wat heel belangrijk is, is om jezelf in het pakken op te merken.
Dat vereist hele grote helderheid en wakkerheid, dat je dus opmerkt wat je doet. En op zo’n moment, zoals A. beschrijft, kun je het inderdaad beter opmerken dan zo in de dag. Want dat is zo’n vast bestand van je leven, om dat op te merken moet je ongelooflijk helder zijn.
Opmerken hoe je, als er iets gebeurt, met je bewustzijn een heel mechanisme in werking stelt, waardoor je het als het ware inpikt, in jouw wereld brengt.
Als jullie goed opgemerkt hebben, dan is hier de wortel van het binnen en het buiten, van het ik en het niet-ik. Dus ons hele leven, de hele dag door, versterken we ons ik. Dat weten we niet, maar we doen het.
Nou, zullen we het hierbij laten. Want het is gigantisch hoor, waar we aan begonnen zijn.


naar boven