De schoonheid van het vergankelijke

Inleiding
[download]
HANNA MOBACH, Hooiwagens, Serie ‘Groningen’, 1973/74.

Vanuit de noodzakelijkheid van de blijvend aandacht en van de blijvende ervaring, zijn we eigenlijk terecht gekomen bij het hóe: hoe is dat mogelijk. En we hebben daarbij, al is het dan vrij snel, verschillende meditatietechnieken de revue laten passeren, en gezien dat die op de essentiële punten niet veel van elkaar verschillen.

Alleen heb ik geprobeerd het te verbinden met een ander iets, namelijk met dat inzicht dat wij op een hele grote reis zijn. Een reis die zich verwerkelijkt in de tijd, maar die niet van de tijd is. Wij raken altijd in de netten van de tijd verstrikt, doordat we ons vereenzelvigen met datgene wat we doen, wat we denken, wat we voelen. En dan vergeten we dat wij uitvoerders zijn van een grote reis. Een grote reis die niet van de tijd is, maar die zich wel in de tijd verwerkelijkt.

We hebben vrij lang stilgestaan bij mogelijkheden om dat gevoel voor die tijdloze reis een kans te geven. Omdat anders iedere meditatie, iedere poging, altijd weer verzandt in de vergankelijke mechanismen die er zijn – waarvan de grote motor die twee instinctieve krachten van zelfhandhaving en voortplanting zijn. Want het verwerkelijkt zich in de tijd door middel van die krachten.
Je kunt dan niet zeggen: dat moest dan maar niet meer, ik moest me maar terugtrekken, ik moest maar niet meer in de wereld iets doen…
Dat is het laatste wat je doen moet. Want het kán zich alleen maar verwerkelijken in de tijd, door middel van die krachten. En zo zijn we ook gebouwd, zo is ons bewustzijn gebouwd.

De meeste meditatietechnieken houden zich inderdaad bezig met het losraken daarvan. Maar jammer genoeg laten ze te weinig zien wat tegelijkertijd moet gebeuren. Tegelijkertijd moet je je gaan herinneren wie degene is die op reis is. En nu bedoel ik de grote reis, de reis door de tijd – niet van de tijd, maar door de tijd. Want zodra die herinnering levend wordt, op hetzelfde moment is je hele verhouding tot het leven anders. De dingen die je ontmoet zijn hetzelfde, de mensen met wie je leeft zijn hetzelfde, de natuur is hetzelfde. Maar jouw ervaring, jouw beleving ervan, is anders. Omdat je, behalve dat wat je altijd al kent, datgene beleeft wat daar doorheen voelbaar is voor degene die zich herinnert wie hij is.

Dat is niet een scherp omschreven iets. Dat is precies hetzelfde als in die oefening die we net gedaan hebben: je kijkt naar een bepaald punt, maar tegelijkertijd is er dat andere aanwezig. Ben je niet meer versmald tot dat ene punt, maar is dat andere ook aanwezig. En dat is zó belangrijk, dat we er zelf niet genoeg mee bezig kunnen zijn.
Want dat heb ik ook al verschillende keren gezegd: dit is niet iets wat je je veroveren kunt. Je kunt naar mij luisteren, maar wat gebeuren moet is eigenlijk dat je zelf gaat ontdekken, dat die reis jouw reis is. En dat je nu een stukje verwerkelijkt, wat daar verband mee moet hebben. In ons gewone leven, zoals wij het leven, verwerkelijken we iedere seconde, om zo te zeggen: je denkt iets, je voelt iets, je ziet iets, je ervaart iets, en je lichaam is voortdurend bezig. Maar dat is allemaal binnen dat kleine bestek. Dat is niet met dat gevoel dat het hier en nu is zoals het is, maar dat het hier en nu zo ís, in verhouding tot dat heel andere.

En dat heel andere kan alleen maar levend in je worden, doordat je je dat telkens  herinnert.
Het verhaal wat ik gisteren vertelde is een prachtig stramien om dat gewoon telkens even bij je binnen te brengen. En dan niet het noodlottige gevoel van, ja, voordat ik sterf moet dat gebeurd zijn… Dat is dan weer een krampachtig iets. Maar gewoon, het zien als een proces wat zo werkt.
Doordat je daarvan weet hebt, kun je dat voor jou ook laten werken. Zo moet je het eigenlijk altijd zien, je moet het voor je laten werken – inzicht kan je helpen om krachten waar je anders niet bij kunt, voor jou te laten werken.
Dat gaat gelijk op met wat we allemaal aan oefeningen doen. Die oefeningen die we doen, zijn erop gebaseerd om ons een gevoel te geven dat wij, zonder dat we een van de verworvenheden in de wereld ter beschikking hebben – je positie, je kennis, je vaardigheden – dat we zonder dat allemaal iets zíjn.
Dat is het gemakkelijkste in dat gevoel dat je doorstroomt bent van energie. En dat dat op zichzelf voldoende is. Op het moment dat je doorstroomt bent van energie, heb je geen enkele gedachte aan wat er morgen moet gebeuren.
Dus dat schept al de mogelijkheid om dat andere, die herinnering, een kans te geven; om los te raken van dat kleine bestek alleen, dat kleine bestek van je leven van alledag – en alle dagen bij elkaar vormen je hele leven; om het te kunnen voelen vanuit die veel tijdlozer achtergrond, vanwaaruit je hier bent.

En we hebben er bij stilgestaan hoe dat kan. De laatste opmerking van Mayke was, dat je soms momenten hebt dat je heel intens leeft – dat is eigenlijk dat je niet alleen maar bezig bent met wat er hier en nu aan de hand is. En dat je vanuit die gedachte, vanuit die herinnering eigenlijk, die momenten cultiveert. Niet in de zin dat je zegt: dan en dan, met die en die, met dat en dat, was het zus en zo… Maar dat je het gevoel – want het is een gevoel, het is geen gedachte, het is geen beeld, het is een gevoel – in jezelf herinnert als het ware.
Ook dat kun je je herinneren, je kunt je dat gevoel herinneren. Daar heb je het nog niet mee terug, natuurlijk niet. Maar het wérkt nou eenmaal zo, er is geen andere werkwijze mogelijk voor dit laatste.
Aan aan al die andere dingen, zoals aan de energie, kun je oefenen doordat je je daarmee bezig houdt. Maar dit moet tot aanzijn komen doordat jij ervoor geopend bent en weet dat het er is.

Dat is geleidelijk aan in die duizendjarige geschiedenis van de mensheid, onder duizenden namen aangegeven. En ieder van degenen die dat verwoord heeft, heeft er bepaalde kleuringen aan gegeven, bepaalde definities voor opgesteld.
De ellende is begonnen toen we ons eigenlijk niet meer richtten op datgene wat aanleiding was tot die definities, maar we ons versmald hebben tot de definities, tot de bijzondere manier waarop het gezegd is. Toen is de verwarring in de wereld gekomen. En niet alleen de verwarring, maar toen hebben die twee basiskrachten, waardoor de schepping nog steeds werkt, zich daarmee vermengd. En dan krijg je fanatisme, godsdienstoorlogen, afijn… En niet alleen godsdienstoorlogen, maar dan krijg je dat de verschillende meditatietechnieken elkaar afwijzen, en zo verder.
Dat is natuurlijk niet alleen een grandioze verspilling van energie, maar ook heel gruwelijk. Want dan ben je helemaal niet meer bezig met waar het om gaat. Dan ben je bezig om een bepaald woord, een bepaalde zinsnede, een bepaalde lering, afzonderlijk te behandelen. Niet in contact met datgene waar het over gaat, maar weer afzonderlijk – wat we al ons hele leven doen. En dan is het natuurlijk eindeloos, wat daaruit voortkomt. Dat weten we allemaal.

Daarom is het zo goed om te beseffen hoe die processen werken. Wat er gebeurt als je de aanleiding, de oorzaak,  weglaat en alleen zijn gevolgen nog ziet, en naar die gevolgen probeert te leven. Dat kan niet. Maar het gaat ervan uit dat wij, zoals we zijn, aan deze kant, zou ik haast willen zeggen, aan de kant die we kennen.
Energie kun je ervaren. Dat is niet zo ingewikkeld, je moet ervoor oefenen. Natuurlijk. Maar behalve dat, moeten we leren ons te herinneren vanwaaruit het allemaal ontstaan is, bewust te worden waaruit wij voortkomen.

Alles wat we kennen en wat we kunnen benoemen, is de verwerkelijking daarvan – waarvan wij natuurlijk ook nog maar bijzonder weinig afweten.
Waarom wordt een kind in de baarmoeder zo gevormd. Zelfs al weten we allerlei codes, dan weten we nog niet hoe de samenstand van die codes is en hoe daar storingen in kunnen optreden. Daar weten we eigenlijk nog helemaal niets van. Omdat we altijd van deze kant af, vanaf de feitelijke kant, deze dingen bestudeerd hebben, hebben we op den duur genoegen genomen met zo’n theorie als de Big Bang, de oerknal. Maar als je dan zegt: de wereld is ontstaan uit die oerknal, dan heb je eigenlijk nog helemaal niets gezegd.
Een blad wat zich vormt aan een boom, daar weten we nu van dat die vorm ontstaat omdat de codes zich op een bepaald moment inhouden. Dan ontstaat er die vorm. Maar waarom dat bouwplan van die codes, is zoals ze is, voor een eik en voor een beuk, dat weten we niet… Dan zeggen we: dat is het leven… Dan nemen we opeens een sprong.

Daar moeten we gewoon mee ophouden. We moeten opnieuw beginnen te beseffen, écht beseffen, dat waarmee we bezig zijn de verwerkelijking is. Maar het is niet datgene wat én plan én inhoud én energie is, alles ineen, zodat het werken kan.
En nou heb ik het nog niet eens over dat wonderbaarlijke mechanisme van ons bewustzijn, wat daar allemaal in gebeurt. Ik moet heel vaak mezelf echt in mijn arm knijpen en zeggen: jongen, terug naar een kopje thee drinken… Want het is zo fascinerend hoe alles elkaar beïnvloedt, samenwerkt, invloeden úitoefent en ontvangt, antwoordt en spreekt – en hoe weinig daarvan tot ons door is gedrongen.

Als je één keer – het hoeft maar één keer te zijn – je daarvan bewust wordt, is het leven totaal anders, dan word je heel praktisch. Dan word je je bewust van de korte spanne tijds die we hebben om dit onmogelijk grote, geweldige, adembenemende geheel tot ons door te laten dringen. Dan doet het er eigenlijk helemaal niet meer toe wat voor werk je doet, dat is for the time being. Maar je kúnt je dan niet meer verliezen in je werk, in je hobby, in je status, in je, noem het maar op. Dat is dan onmogelijk. Want je beseft dat het maar zó minimaal is in dat ongelooflijke bestel waar we allemaal deel aan hebben, wat voor ons allemaal openligt, voor ons allemaal te beseffen is.

Ik had gisteren nog, toen ik even naar Zutphen moest om medicijn voor mezelf te halen en koeken voor jullie [gelach]. Toen ik daar door die stad liep en de gezichten van de mensen zag, toen dacht ik: waar ben ik eigenlijk, wat gebeurt er in die mensen… Terwijl er zich, om zo te zeggen, van seconde tot seconde de meest wonderbaarlijke dingen voltrekken.

Als je bewust wordt van die grote reis, die tijdloze – die zich wel in de tijd voltrekt – dan wordt je leven totaal anders. En dan kom je in de positie om te mediteren. Mediteren, stil zijn, open zijn, tot je laten komen ‘op het moment dat het zich voordoet’ – één van die prachtige regels van Bankei – en dat wat binnenkomt zich in zijn eigen waarde in jou laten verwerkelijken. Dus niet meer een plannetje vooraf, wat we allemaal doen, maar vanuit dat besef, vanuit dat steeds dieper waarnemen vanwaaruit het gebeurt.
En dan wordt werkelijk alles ongelooflijk interessant, dan hoef je geen boek meer te lezen. En die voor- en afkeuren die je hebt – dit wel, dat niet – daar hoef je dan ook niks aan te doen, dat verdwijnt gewoon.
En die twee grote krachten die er zijn, zie je als krachten, ook in jezelf voel je ze als krachten, je voelt dat ze er zijn, je ontkent ze niet. Maar omdat je vanuit die grotere werkelijkheid die krachten in jezelf ervaart, kúnnen ze je niet meer domineren, dat is onmogelijk, omdat je ze totaal anders ervaart.

Dan hoef je je aan die kant niet meer te oefenen, je hoeft geen afstand te doen, je hoeft je niet te onthechten. Want je voelt gewoon hoe betrekkelijk bezit is, óók bezitten van relaties, je voelt dat gewoon. En je voelt tévens, dat is misschien nog belangrijker, op het moment dat je grijpt, op het moment dat je bezit, maak je het dood.
Dat gevoel ontbreekt ons. En daarom kunnen we van ganser harte gaan bezitten. Daarom moeten we al die eindeloze oefeningen doen om los te laten…
Dat hoeft niet. Ja, we zijn natuurlijk geworden zoals we geworden zijn, dus we zullen ons moeten oefenen, dat is wat anders.

Dan kun je eindelijk zien dat er een einde is aan die eeuwigdurende haast… Die samenballing, vernauwing – en het weer los moet laten. Omdat je op het moment zelf dat je het voelt, beseft dat het vergankelijk is.
Het is juist de schoonheid ervan, dat het vergankelijk is. Want als het niet vergankelijk was, zou datgene wat onvergankelijk is zich nooit aan ons kunnen manifesteren.
De schoonheid zít juist in het vergankelijke. Die zit erin dat het weer veranderen moet, dat het weer opgelost moet worden, dat het weer nieuw kan ontstaan. Daar zit de schóónheid juist in… Juist datgene waar we altijd lange gezichten van gekregen hebben, waar we tranen over plengen, namelijk dat het vergankelijk is, dat is juist de schoonheid.
Maar dat is het ook alleen maar, als je vanuit die tijdloze werkelijkheid – die onze werkelijkheid is – je oefening doet, je leven leeft. Dan kun je zo gemakkelijk allerlei beseffen, waar we anders bloed, zweet en tranen voor moeten laten. Want op het moment dat je wilt grijpen, voel je de gekkigheid.
Het is net als kinderen, die met elkaar afspreken: ja, er is nu heel veel…  we leggen een gedeelte daarvan apart, we vergeten dat er zo heel veel was en gaan hierover knokken…
Dat doen we eigenlijk. Eerst scheiden we iets af en we zijn helemaal vergeten dat het uit die volheid kwam – dat die volheid er nog altijd is, dat we alleen maar dat wat we nu afgezonderd hebben, erbij hoeven  te voegen. En dan hebben we weer de beschikking over alles.

In de positie waarin we zijn, is het eerste wat nodig is dat we kunnen beleven – zonder één van de uiterlijke omstandigheden, die we allemaal heel goed kennen – dat we leven en dat we er zijn. Dat is de eerste stap. Want dat gevoel ligt in het verlengde van dat gevoel van die grote reis, die je door de tijd neemt. Omdat je op het moment dat je ervaart dat je er bent – ondanks alles wat misschien scheef zit – op dat moment begin je te beseffen wat je afkomst is, en wordt het gemakkelijker voor je om daarop in te gaan. Dan is het ook veel eenvoudiger om die aandacht te hebben voor de wijze waarop jij ervaart, waarop je handelt, waarop je luistert en waarop je spreekt.
Anders moet je altijd jezelf dwingen, je moet jezelf dwingen: nou moet ik opletten, nou moet ik dit doen, nou moet ik dat doen…
Dat houdt geen mens vol. Ze hebben het in de kloosters geprobeerd, en het lukt ze niet. Want de enkelen die er dan heelhuids doorkomen, dat is een geschenk – dat wordt wel nooit gezegd, maar dat is een geschénk, mensen, dat is niet het gevolg van … dertig jaar lang mediteren.

Dus probeer zo, aan de hand van dit gebrekkige verhaal, in jezelf, ik zou haast zeggen: in die stemming te komen, waarin het een kans krijgt tot je door te dringen.

Het is natuurlijk een ongrijpbaar iets, het is ongrijpbaar hoe dat proces uiteindelijk plaatsheeft.
De Sufi’s die hebben daar een heel mooi verhaal over:

Een rivier die eindigt in de woestijn, wist toch heel diep in dat hij in de oceaan zou komen. Hij had het zelf nooit beleefd, die rivier, hij liep altijd in de woestijn uit. En ja, daar hield het op. Hoeveel water hij daar ook naartoe bracht, het ging niet. En toch, hij had dat diepe vermoeden.
En de wind, die over de rivier streek, zei altijd tegen de rivier: ‘Blijf maar bij me, blijf maar bij me… dan kom je in de oceaan.’

Er was één druppeltje uit die rivier, dat zó getroffen was door die durende fluistering van de wind over dat water, dat hij dacht: ik zal bij de wind blijven…
En hij werd meegevoerd en kwam in de woestijn. En hij had maar één gedachte: ik blijf bij de wind, ik blijf bij de wind…

Op een bepaald moment verdampte dat water. En de wind nam het mee, over de woestijn heen, bij de wolken. En het regende, en er kwam een nieuwe rivier. En díe rivier liep uit in de oceaan.

Zie je, zo geheimzinnig is het eigenlijk wat er gebeuren moet. Maar de strekking van het verhaal is, dat je die vastbeslotenheid, aan de ene kant, en dat vertrouwen, aan de andere kant, moet hebben, om bij de wind te blijven. Dat diepe vermoeden, dat dat wérkelijkheid is…

Dat is voor ons allemaal erg moeilijk, want we zijn helemaal … binnengetrokken, zou ik haast zeggen, in die kleine wereld van geboorte tot dood.
En dat maakt het ons moeilijk. Dat maakt het ons moeilijk, om dat vermoeden niet om te zetten in een wéten, in een erváren.

Maar gezien vanuit dit perspectief – wat ik geprobeerd heb in deze paar dagen jullie een beetje … te laten zien, te bespreken, te laten voelen, voorzover als ik het zelf ervaar – is er een héél grote kans dat je je leven leert verbinden, leert verbinden met jezelf zoals je eigenlijk in wezen bent: het Onuitsprekelijke.

Dan kun je je natuurlijk afvragen waarom we die eindeloze reis moeten maken. Dat is een vraag waar nooit een antwoord op komt. Je kunt alleen zeggen: dat is zo gebeurt, door die twee grote krachten. In de verwerkelijking zijn wij hier.
Wij hebben daar natuurlijk ook van alles mee gedaan – dat zijn de uitvindingen van de mens. Maar het is allemaal vanuit die verwerkelijking door middel van die twee krachten, dat we hier zijn. Het énige wat we nu nog moeten doen eigenlijk – dat is echt het enige – is ons herinneren waarvandaan en van welke kwaliteit wij zijn.

Dat is zó belangrijk dat je je dat herinnert. Je kunt het je alleen herinneren doordat je erbij stilstaat, doordat je er tijd voor neemt. Dat je niet blijft doorrennen, ook niet in je oefening. Maar dat je erbij stilstaat. Een moment alles vergeten bent, waar je anders mee bezig bent: je vader, je moeder, je relaties, alles wat je gedaan hebt en wat je niet gedaan hebt, je verdriet en je blijdschap. Dat je dat als het ware als een zucht voorbij laat gaan… En dat er niets meer is, dan alleen jij die daar staat, leeft en waarneemt.

En hoe je dát geleidelijk aan – dat is niet iets wat je doen kunt, dat is iets wat zich in jou voltrekt als je die aandacht geeft – steeds meer in je leven vanuit dat niets – wat geen enkele voorstelling verdraagt – vanuit dat niets in de wereld bent.

En je zult merken dat al die dingen die ons opgedragen zijn, onder andere in het Christendom: ‘houd van alle mensen’, dat komt vanzelf tot aanzijn, daar hoef je niet voor te werken. Het enige werk – als je nou erg graag van werk wilt spreken – is het het kunnen stilstaan, het kunnen aandacht geven, het kunnen tot je laten komen. Dat is het enige… Al die andere dingen zullen je toegeworpen worden.

Want zo is het nou een keer. Als je vanuit de grote, onuitsprekelijke eenheid ervaart, is alles één. Al kun je daar allerlei onderscheidingen in maken, dat hebben we ook gedaan. Maar die onderscheidingen zijn een verrijking, ze zijn geen verdeling. Voor ons is het nog altijd een verdeling. Maar ze zijn een eenheid in oneindige variatie.
En dan is – waar alle religies vol van zijn – het sterven iets van een schóónheid, die wij in deze wereld niet kennen.

Dat laatste kan ons een basiskramp afnemen, een basisangst die ons leven veel kleiner maakt dan nodig is.
We kunnen het allemaal, zonder uitzondering. Allemaal kunnen we dat, we hoeven alleen maar de blik om te wenden en het gebeurt…

Dank je wel.

naar boven

<< Terug | Einde