De oude sleur van de schijn

Toespraak voor okt. 2021
> Archief Toespraken
Eefde april 1988 | Zaterdagmorgen

Inleiding
[download]
Deze toespraak v/d maand is opgedragen aan Mayke de Klerk, die het initiatief nam om Maarten te helpen bij het opnemen van zijn toespraken. Mayke is op 3 september jl. overleden. 
Hanna Mobach, Bootjes(detail), 2011/2012
Installatie gemaakt voor hospice ‘Veerhuis’ in Amsterdam [1]

Ik weet niet hoeveel van jullie beseft hebben dat wat ik gisteren zei een fundamentele omwenteling in je leven kan brengen. Als je dus gaat voelen, ervaren, dat je niet kunt ervaren, dat wat je tot nu toe ervaren hebt een schilfertje is van de werkelijkheid. En ook dat systematisch oefenen daarvoor niet helpt – systematisch oefenen komt op een heel andere plek in het geding. Dat het eigenlijk al neerkomt op of je echt belangstelling hebt in het leven. Of dat je eigenlijk belangstelling hebt in wat jou welgevallig is.
Wij leven meestal zó dat we graag dat doen wat we fijn vinden. Dat woord ‘fijn
’ kun je nog op allerlei manieren vertalen: dat wat je belangrijk vindt, dat wat je edel vindt, dat wat je ideaal vindt, dat wat prettig is, dat waarvan je het gevoel hebt dat je er goed van wordt, dat wat aangenaam is… En dat is geen belangstelling voor het leven.

Het leven is alles. Het leven is ook leed, ook dood, ook sterven.
In dat verband moet ik opeens denken, een paar weken geleden belde een oud-leerling van me op, die had te horen gekregen dat hij ongeneeslijk ziek was en dat hij over twee maanden zou sterven. Hij wilde nog een keer een gesprek. En hij vroeg toen aan de telefoon: ‘Mag ik een bandje meenemen, mag ik het opnemen.’ En toen zei ik: ‘Nee’.
Waarom zei ik nee? Omdat hij dan waarschijnlijk, zeer waarschijnlijk, hoogst waarschijnlijk, een heleboel opnieuw te horen zou krijgen wat voor hem niet van belang was. Voor hem was maar héél weinig van belang. En dat heel weinige wat voor hem van belang was, dat zou hij in dat gesprek opnemen, want zo zijn wij gemaakt. Dat wat wezenlijk voor ons van belang is, dat horen we, al het andere horen we niet.
Hij belde me naderhand op en hij zei dat hij me dankbaar was dat ik hem dat geweigerd had, want wat voor hem van belang was, dat was gekomen. 

Dat heeft allemaal te maken met hoe we ervaren. We ervaren – ik zei het gisteren al – we ervaren mechanisch, we ervaren herinnering, we ervaren onze reactie. We ervaren niet dat wat gebeurt. En de vraag is dus steeds opnieuw: kunnen we daar iets aan doen. Of moeten we daarop wachten totdat we doodgaan. Of totdat we in een dodelijke crisis komen, dat kan ook. Moeten we daarop wachten? Of kunnen we vandaag, nu, iets doen, waardoor we leren ervaren. 

Dit is een heel complex iets. Want wij zijn geneigd – en dat komt omdat ons bewustzijn gebouwd is zoals het is – om intensiteit van ervaring af te meten aan heftigheid. Mensen, dat heeft niets met elkaar te maken, niets, absoluut niets! Heftigheid is van het schilfertje, is van de oppervlakte. Ik weet het, mensen zeggen: ja, spontaan!! En afijn…
Dat is een hele schijnwereld. Werkelijk ervaren heeft te maken met stilte. Heeft te maken met alleen zijn, ook al ben je met een ander. Het heeft niet te maken met vervoering, het heeft niet te maken met meegenomen zijn. Het heeft te maken met tot op de bodem gaan, alleen. En van daaruit ervaren dat je verbonden bent met al het leed in de wereld, met alle schoonheid in de wereld, dat je verbonden bent met het vergankelijke.
Dán voor het eerst ervaar je het vergankelijke. Het vergankelijke is ongelooflijk mooi, overweldigend, majestueus.
Maar het is niet wat wij ervan ervaren, wij zijn eraan vastgehecht. Wij gaan mee met de golven van opgroei en afsterven. Maar wij kunnen het nooit ervaren zoals het is om zichzelfs wil. Omdat we dat niet geleerd hebben. We hebben er niet bij stilgestaan. We hebben er geen tijd voor, we hebben alleen maar tijd voor het volgende en het volgende en het volgende, totdat we doodgaan.
En dan blijkt opeens dat we niet geleefd hebben… Dan zijn we angstig en verzetten ons.

Het was bij deze man gelukkig niet zo, die wist, over twee maanden is het gebeurd, die verzette zich niet meer. Maar gewone mensen verzetten zich, die willen in het volgende en het volgende en het volgende blijven. Die willen niet beseffen dat dat maar een stukje van het leven is, een heel klein, minuscuul klein stukje van het leven.
Jammer genoeg hebben we kans gezien vanuit dat minuscule kleine stukje van het leven wat wij ervaren, een groot deel van de schepping te verknoeien. En dat zal nog wel een poosje verder gaan. Ondanks het feit dat langzaam maar zeker zichtbaar wordt dat we de grenzen van de verantwoordelijkheid hebben overschreden. Dat wordt steeds duidelijker. Maar we gaan door op dezelfde manier en we beseffen niet wat we gedaan hebben. En dat geldt voor ons allemaal, want we beseffen ook niet dat we in ons eigen leven onszelf verminken, en dus ook anderen verminken. En met de beste bedoelingen, dat is het meest tragische, dat we het altijd met de beste bedoelingen doen. Of het nou religieuze leiders zijn of politieke leiders, het is allemaal hetzelfde.

We weigeren gewoon te beginnen waar het begint: bij onze ervaring. Hoe ervaar je? En vinden we dat belangrijk? Of zeggen we: eerst al het andere en dan wil ik dat ook wel eens doen, ook wel aardig, daar eens op ingaan…
Of zien we dat dít vóór alles gaat. Want als je dit niet bewustmaakt, dan zul je schade aanrichten, onbedoeld, van goede wille, maar je zult schade aanrichten. En je zult niet beseffen dat je dat aanricht, je zult verbaasd zijn dat je het doet. Want je hebt zo goed bedoeld… 

Mijn ervaring is dat bijna alle mensen pas stil gaan staan bij deze zaak als ze ertoe gedwongen worden. En zelfs dan zien ze kans om, zodra het eventjes mogelijk is, terug te vallen in de oude sleur van de schijn.
Dus als ik aan jullie vraag: ‘sta er eens bij stil’, dan besef ik heel goed dat het bijna een onmogelijke vraag is die ik jullie stel. Want jullie denken allemaal, ja, waar heeft hij het over, ik ervaar toch…
Maar ik heb nog altijd de optimistische verwachting dat het mogelijk is om mensen hiervoor gevoelig te maken. En ik denk wel dat ik daarmee onder de zoden zal verdwijnen. 

Maar je moet, vóórdat het tot een ervaring bij je geworden is, gewoon omdat je misschien een beetje vertrouwen in me hebt, eens hierop ingaan: op de manier waarop je ervaart. Wetende dat daar geen recepten voor zijn, wetende dat ik jullie niet kan zeggen: nou, nou moet je zo en zo doen.
Je zult zelf moeten ontdekken wat je in die ervaring mist. Dat is niet dat iets vervelend is of dat iets pijn doet, dat is allemaal van het andere. Maar dat gevoel, wat ik vaak gehad heb, dat je beseft, écht beseft, dat het allemaal onecht is – alles wat je geleerd hebt, alles wat je gezien hebt, alles wat je gevoeld hebt, alles wat je ervaren hebt, alles wat je gehoopt hebt, zélfs je angsten zijn niet echt, zijn schijn. En dat je langzaam het voelt in jezelf dat je terug moet treden, dat je een aantal stappen terug moet doen, niet zo haastig op het volgende af. 

Je bent waarschijnlijk oud genoeg geworden om te weten dat het volgende vanzelf komt. Zoals de dood vanzelf komt. Daar hoef je niet aan te trekken, dat komt. En dat je daarom geduld hebt, heel vanzelfsprekend geduld. Dat je ophoudt te regelen, eindeloos te regelen, te regelen, te regelen, te plannen… Dat je beseft: ik heb nu voldoende voedsel, ik heb een onderdak, ik kan me hieraan wijden. Dit is de wortel, dit is de basis  waar misschien een nieuwe wereld kan ontstaan, maar waar tevens alle ellende van de wereld uit voortkomt. En ik ben ervoor om dit te beseffen. Ik hou op met te kijken naar mijn buurman, wat die doet. Ik besef dat ik nu sta voor het uiteindelijke, in mezelf. En dat moet nu geklaard worden, nu, dit leven. Ik kan nu niet achterover leunen in de idee van ‘ach, ik zal nog wel een paar keer op aarde komen.’ Maar nu! Ik heb het gezien, ik heb het gevoeld, ik heb het ervaren, ik sta ervoor. 

Aan de ene kant geeft dat een gevoel van grote grimmigheid, en aan de andere kant geeft het een gevoel van oneindig mededogen met alles wat gebeurt. Je beseft dan dat het niet anders kan dat de wereld is zoals hij is en dat hij doordraait zoals hij is. Maar één ding weet je heel goed: je zult je kracht niet meer geven aan allerlei schijn, je weet nu waar je voor staat. En daaraan kun je werken. Zonder haast, ik zou haast zeggen, zonder inspanning. Je kunt niet anders. Als je dit gezien hebt, kun je niet anders. Je hoeft jezelf daar niet bij te roepen, je wordt niet meer afgeleid. En het is zo duidelijk, vanaf het moment dat je het beseft, is het duidelijk dat jij moet gaan. 

En het gaat allemaal terug op dat ene simpele van ‘hoe ervaar ik’. Begrijp ik in mijn ervaring, verwacht ik in mijn ervaring, herhaal ik in mijn ervaring, reageer ik in mijn ervaring. Of ervaar ik alleen maar.

Je merkt dat je denken je niet kan helpen, je denken is zo oppervlakkig…
Vandaar dat Einstein zei, ik zei het gisteravond al: filosofieën en psychologieën schrijven in honing. Alleen ervaring. En in de ervaring zit alles bij elkaar: je gevoel, je denken, je intuïtie – en ieder alleen maar voorzover hij van nut is. Zoals wij leven is ons denken oppermachtig. En ons denken rationaliseert, snijdt alles in stukjes, maait het gras – het gras van de intuïtie wordt afgemaaid. En we zijn heel tevreden als daar die akker ligt met de afgeslagen halmen. En we beseffen niet dat daarmee duizendvoudig leven is vernietigd.
Dus je beseft, denken helpt je niet. Voelen? Voelen is ook verknoeid, voelen is door de zelfhandhaving dermate beperkt, belachelijk beperkt, dat het niet meer de ruimte, de adem heeft om alles wat ermee te maken heeft, met jouw zijn op aarde en met het zijn überhaupt, om dat – al is het maar bij benadering – te voelen. Dus dat kan ook niet.
En je intuïtie, wat je maar heel soms hebt, ook daarvan blijkt dat je er voorzichtig mee moet zijn. Want ook de intuïtie is afgericht door de zelfhandhaving.
Ik zou zo vreselijk graag willen dat jullie zagen dat er geen uitweg is op de oude manier. Er is geen uitweg, is er niet. Je kunt alleen ingaan tot jezelf. En wachten.

En om dat te kunnen heb je inderdaad oefeningen nodig. In oefeningen kun je leren om een enkelvoudige ervaring, enkelvoudig te ervaren. De adem, je houding, je beweging, je energie. En dan niet meer met een doel, maar om zichzelfs wille. Dus niet meer als een opgaaf, niet meer als zo’n dom opgaafje van de school. Maar iets van levensbelang. Niet meer iets voor een diploma, maar omdat je het zo nodig hebt, nog nodiger dan voedsel, nog nodiger dan lucht. Omdat je anders dat wachten, dat stil aanwezig zijn, niet kunt. Omdat je anders toch in een van de mechaniekjes blijft hangen. De mechaniekjes van praten en de honderden andere mechaniekjes die je in de leven hebt en die je nu niet beseft, die je heel gewoon vindt. Je vindt eigenlijk heel gewoon dat je een mechaniekje bent. Sommige mechaniekjes zijn erg knap, andere mechaniekjes zijn minder knap, maar het zijn mechaniekjes. En dat gaat op voor alle gebieden van het leven, geen uitgezonderd. 

Kun je zo oefenen, met die instelling, met die achtergrond. Zodat je niet meer met die kinderachtige neigingen in jezelf te maken krijgt van: ik vind het prettig, ik vind het een fijne oefening, ik vind het geen fijne oefening, ik vind het een goede oefening, ik vind het geen goede oefening… Dat blijkt wel. En: de ene leraar doet het zo fijn en de andere leraar doet het minder goed… Dat is allemaal zo ongelooflijk onvolwassen. Dat je gewoon ziet: het is nodig, nodiger dan wat ook. En dat je daarin langzaam thuisraakt. In jezelf. In dat complexe, wonderbaarlijke, adembenemend mooie geheel wat jij bent, wat in miljoenen jaren is opgebouwd. Die totale complexe organisatie waar we nog geen enkel besef van hebben. En je lichaam, wat wij nu alleen nog maar beoordelen op zijn uiterlijkheid, op zijn aller oppervlakkigste functie. En wat zoveel bevat, zo oneindig wijs opgebouwd is – en waar we mee omgaan als verwende kinderen die het, ik zou haast zeggen, moedwillig verminken. Met al onze denkbeelden, oppervlakkige denkbeelden.
Kun je daar eens een keer mee ophouden. En echt oefenen! 

En dat je zonder grimmigheid het gewoon doet, om daardoor heel vanzelf – zoals een blad dat zijn taak volbracht heeft van de boom omlaag dwarrelt en de volgende cyclus begint van omzetting tot nieuw leven. Kun je dat, wil je dat, besef je dat. Dat je de hele wereld die je tot nu toe geleefd hebt, niet ontkent, maar dat je voelt hoe klein, hoe betrekkelijk, hoe eenzijdig, hoe oppervlakkig hij is. En dat je daarvan bent, van die kleine oppervlakkige wereld. En dat je daarop ook aangesproken wordt door de mensen om je heen. Maar dat jij veel, veel, veel meer bent, dat je onaantastbaar bent, volledig. En dat het leven je gegeven is om dat te beseffen. Zodat je niet meer teloor gaat in je plannetjes. En dat je tot wasdom komt, dat je dat wat je bent laat uitgroeien tot zijn volle majesteit. 

En dat je van daaruit met de anderen bent. Want dat je beseft dat je alles in de wereld, de hele schepping, nodig hebt. En dat de schepping jou nodig heeft. En dat jij alleen maar iets kunt doen in dat totaal, als je beseft wat je plaats is, wat jouw speciale aandeel is. En dat je dat van harte vervult.
Daarin is natuurlijk geen toekomst, dat is duidelijk, toekomst is in ons denken. Daarin is alleen het zijnde, het tijdloze in zijn eeuwigdurende omzetting in het vergankelijke en weer terug in het tijdloze. Dat is het enige wat wezenlijk is: het tijdloze wat altijd maar overgaat in het vergankelijke, het vergankelijke wat altijd maar overgaat in het tijdloze. En jij bent daarvan. Want je hebt opgehouden te doen alsof je alleen maar het vergankelijke was. Terwijl je verlangde naar het tijdloze. Dat is onze situatie.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Maarten, je zei gisteravond: je leeft eigenlijk altijd met een antwoord op je ervaring.

Maarten: Ja, op je reactie.

– A.: Ja, oké, je reactie. Maar als je ervaart, als ik iets prettigs meegemaakt heb, dan zei je: dan ben je alleen maar blij. Maar dat is toch ook ervaren.

– Maarten: Natuurlijk, dat is ook een vorm van ervaren. Maar het is de oppervlakte. Daarom zei ik vandaag – misschien heb ik het gisteren ook gezegd – voor de meeste mensen wordt dit duidelijk op het moment dat ze niet meer anders kunnen dan stilstaan. Dat is meestal in een crisis of als je voor de dood staat, of als je ongelooflijk veel van iemand houdt. Dat zijn de drie mogelijkheden, dat je plotseling weet: ja, dat andere, dat is maar een stukje… 

– A.:  Je bedoelt dus als iets je heel diep raakt. 

– Maarten: Ja. Zodat één beweging in ieder geval ophoudt en dat is naar het volgende.

– A.:  Dat zijn eigenlijk onderdelen van seconden. 

– Maarten: Ja, dat is, als je naar de tijd kijkt, ondeelbaar kort. Maar het heeft nou net niet met de tijd te maken. Dat moment is voor je hele leven, dat ís je hele leven.
Ik heb het daar nog zelden over gehad, maar wij hebben een tijdsbewustzijn, ons bewustzijn registreert alles en formuleert alles en benoemt alles in de tijd. Dat is het bewustzijn van ons. En wat ik bedoel is niet van ons tijdsbewustzijn. Dus het is zowel je hele verleden als je hele toekomst. Als je het nou in de tijd wilt zeggen, is het in één geheel. 

naar boven


[1] Zie: https://hannamobach.blogspot.com/p/de-bootjes.html