Kun je één worden, niet verdeeld

Eefde april 1986 | Vrijdagavond

Inleiding
[download]

Dit is de laatste vijfdaagse van deze cursus en dan heeft het dus zin om ons af te vragen op welk punt wij nu, althans verbaal, inzichtelijk gekomen zijn.

We hebben heel lang stilgestaan bij dat verschijnsel van het vergankelijke en de mogelijkheid voor de mens om dat vergankelijke als vergankelijk te ervaren. Dus echt concreet het gevoel te hebben dat je een voorbijgaand verschijnsel bent.
Voor de meesten van ons is dat toch altijd een moeilijke zaak. Want het is ons ingegeven, instinctief, dat we willen blijven leven. We willen dit leven niet beëindigen. En dat is ook een goed ding, want anders zou de schepping niet bestaan.

Maar het is natuurlijk iets anders als dat instinct om in stand te blijven, om te blijven leven, de proporties aanneemt dat, om in leven te blijven, het leven genomen wordt. En dan weten we uit de natuur dat er geen organisme is wat niet leeft van een ander organisme. En dat is een natuurlijke zaak, die we allemaal heel goed kennen. 

Maar merkwaardigerwijze ontlenen wij daaraan het gevoel dat doden een eenvoudige zaak is. En nou bedoel ik het ook psychologisch: Een ander een kans ontnemen, een ander in je hart verwensen. Je doet het dan wel niet, maar je doet het wel in de geest. 

En dat betekent dus eigenlijk dat we die instinctieve kracht, die in de hele natuur aanwezig is, voor onszelf geperverteerd hebben in de geest. En daar begint eigenlijk het euvel. Want je kunt nooit – en dat is een van die merkwaardige dingen, waar wij zelden bij stilstaan – iemand verwensen, als je hem niet eerst afgescheiden hebt. Zolang jij je verbonden voelt met iemand, kun je wel boos op hem zijn, maar kun je hem niet verwensen. Want je staat in contact. Je hebt een gevoel dat die ander, of dat andere, bij jou hoort, dat dat een deel van jou is. Of liever gezegd, dat jij en die ander, of dat andere, een deel zijn van een geheel. En zolang dat het geval is kun je wel iets vinden, maar je kunt nooit, al is het maar in gedachten, iemand echt verwensen. Echt het gevoel hebben van het zou goed zijn als hij er niet meer was.

En hiermee stuiten we op het meest belangrijke aspect voor de meditatie. En dat is dus dat gevoel – dat is dus geen gedachte, dat is geen theorie, dat is een gevoel – dat jij, zoals je bent, behoort tot het geheel, terwijl je tijdelijke, aardse verschijningsvorm voorbijgaat.
Dat zijn dus twee dingen in één. En zoals wij normaal leven, hebben we eigenlijk alleen maar contact met dat ene, namelijk die voorbijgaande vorm van dit leven.

Er zijn maar heel weinig mensen – als ik het naga zijn het er misschien vier of vijf, die ik althans ontmoet heb – die dat levende besef hebben dat ze een uitdrukking zijn van iets anders; die zich niet meer identificeren met dat voorbijgaande; die niet meer het gevoel hebben dat als dat voorbijgaande aangerand wordt, dat zij dan aangerand worden.

En dat is het meest fundamentele waar het om gaat in de meditatie, dat dat gevoel van het voorbijgaande voor jou een werkelijkheid wordt.
Wat natuurlijk precies niet inhoudt, maar dan ook helemaal niet, dat je dat vergankelijke als minderwaardig zou beschouwen. Want dat is echt dwaas. Dat is in de religie heel veel gebeurt, dat er gezegd werd: ja, hierna…
Dat bedoel ik juist niet. Iemand die echt heel sterk het gevoel heeft dat hij een vertegenwoordiger is van iets wat zich in het vergankelijke uitdrukt, zal juist ongelooflijk veel eerbied en achting hebben voor dat wat voorbijgaat, wat het ook mag zijn. Niet alleen een mens, maar alles: de tafel, de stoel, de kamer en zeker de dieren en de planten. 

Maar alles behoort tot dat ene, dat in myriaden vormen telkens vorm aanneemt. En soms zelfs leven aanneemt, als ik aan de planten en de dieren denk. Maar het neemt het aan gedurende bepaalde tijd. En die tijden zijn heel verschillend. Dat weten we uit het dierenrijk, olifanten worden vierhonderd jaar en er zijn bomen die duizenden jaren oud zijn.[1] Die tijden zijn verschillend, die verschijningsperioden. Maar het gaat voorbij, het is niet blijvend.

En dat is in de meditatie één van de meest essentiële dingen. Als je je hier niet mee uiteen zet, dan ben je geen mediterende, dan ben je iemand die oefeningen doet. En dat zijn er heel veel. Maar waar het om gaat is dat je je inderdaad uiteenzet, dat je inzicht krijg in, dat je gevoel krijgt voor, dat wat is en wat blijft, ondanks het feit dat de vorm waarin het zich kleedt voortdurend wisselt.

En nu, om praktisch te zijn, wat houdt dat in en wat heeft dat te maken met onze oefeningen.
Als je de lichaamsopbouw voorstelt, kun je zeggen: er zijn verschillende lichamen in steeds fijnere substanties. Hoe fijner de substantie hoe dichter bij dat aanhechtingspunt met het wezenlijke. Want ieder van ons heeft een aanhechtingspunt met het wezenlijke, dat dus wat niet van de tijd is, dat wat – ik wil niet het woord ‘eeuwig’ gebruiken – maar wat tijdloos is.
Ieder van ons heeft een aanhechtingspunt. En de opbouw van een mens is heel gecompliceerd in dat lichaam wat we zo goed kennen, maar we hebben nog verschillende andere lichamen. En als je helderziend bent, dan kun je dat zien. Je kunt de kleuren zien, je kunt de ijlte zien, je kunt de transparantie zien. Je kunt misschien de verdonkering zien als er iets niet deugt, als een orgaan niet werkt. Dat is heel gewoon, dat is zo.
En wat wij nu eigenlijk proberen te doen in die oefeningen, is de energie die al die lichamen doorstroomt, te reinigen, op kracht te brengen, op peil te brengen, en daarmee tevens de organen van ons grofstoffelijk lichaam weer herstellen. 

Het feit dat wij, en dan kom ik dus weer terug bij wat ik daarnet zei, ons vereenzelvigen met dat gebied van de zintuigen – want dat is het gebied wat voor ons het duidelijkste is, dat is de zintuigen van ons lichaam – heeft vele gevolgen. Wij hebben ons daardoor afgescheiden, wij hebben ons, zonder dat we dat bewust wilden, afgescheiden uit dat geheel. We zijn dus meer individu, meer zelfstandig geworden. Maar tevens hebben wij de mogelijkheid gekregen om ons af te zetten, om ons tégen het andere of de ander te stellen. En dat betekent spanning, dat betekent agressie, dat betekent vernietiging van energie.
En dat betekent ook dat de natuurlijke harmonie die er is, die er bij een héél klein kind nog is – het is al gauw verknoeid, maar als het nog heel klein is – dat die, je kunt zeggen, vanaf het zevende jaar helemaal niet meer bestaat. Maar dat proces van ik-vorming gaat aan de gang en daarmee agressie, afijn, die hele kerstboom van afwijkingen waar wij onderhevig aan zijn.

En dat betekent disharmonie. En als je dat nou maar lang genoeg doorzet, als je dus in de geest voortdurend ontucht pleegt eigenlijk, dan krijg je een of ander kwaal en dan word je ziek. Waar wij ons dan wel mee bezig houden, zo normaal, dat is als we ziek zijn. Daar worden we meestal wakker op. Maar dan is er natuurlijk al een heleboel gebeurd. En we hebben er helemaal geen notie van hoe dat in elkaar zit. 

Maar meditatie betekent dat je je hierin verdiept. Dat je probeert om contact te krijgen met je lichaam.
Dat is de eerste stap, dat je je bewust wordt wat er in dat lichaam duidelijk wordt. En dat is dan een zoveelste afglans van wat er óóit echt gebeurd is. Want dat is bijna niet meer terug te halen. Want het lichaam is het laatste station. Als het daar is, dan is er al heel lang een heleboel gebeurt.
Daarom is het ook naïef om te denken dat je alleen maar door het lichaam gezond te maken, dat je daardoor echt gezond zal worden. Dat is echt naïef, dat is kinderachtig. Want zo zit het niet. Wat je weg kunt nemen, dat zijn de symptomen. Maar waar het gebeurt is veel oorzakelijker. En in meditatie proberen we contact te krijgen, steeds dieper contact te krijgen, met de stand van zaken in onszelf.

En dat betekent, als je die studie oppakt – en dat is een studie, dat zijn niet alleen maar oefeningen, dat is een studie – als je die studie oppakt, zul je vanzelf dat gevoel krijgen dat dat hele spel waar je in gevangen bent: je gedachten, je opvattingen, je oordelen, maar ook je gevoelens, dat die behoren bij die korte reis die je maakt van geboorte tot dood. Maar dat die echt helemaal nog niet te maken hebben met wie jij eigenlijk bent en wat jij hier op aarde zou willen doen.
Want ieder van ons – daar zijn we ons niet van bewust – heeft een opdracht, die gegroeid is in dat ongelooflijk lange verhaal van duizenden jaren. Waarin we telkens en telkens weer gelegenheid hadden – want het is een geschenk – om in de schepping onszelf uit te drukken. 
Als je het zo kunt zien, dat je eigenlijk een ongelooflijk lang verhaal bent over duizenden en duizenden jaren, waarin jij telkens weer als het ware de kans grijpt om jezelf uit te drukken.
En natuurlijk, ik heb het al eens vaker gezegd, in dat uitdrukken vereenzelvig je je met wat je uitdrukt. En dat is de grote tragedie. Maar je kwam hier om jezelf uit te drukken.

Nu, waar het om gaat is het contact met dat verhaal op te pakken. Het contact met dat verhaal wat eigenlijk nog niet eens van de tijd is. Wat eigenlijk een cyclus is die zich steeds en steeds opnieuw, op een steeds andere manier en in andere tijden en met andere decors voltrekt. En dat je contact krijgt met diegene die al die duizenden jaren geleefd heeft. Wat natuurlijk helemaal niet betekent dat je gaat proberen je vorige levens te herinneren. Dat is gewoon kul. Dat is gewoon vertraging.
Maar dat je probeert, doordat je studeert in jezelf, om contact te krijgen met die mens die altijd weer terugkeert om tot volledigheid te geraken. En volledigheid is alleen maar mogelijk door je totaal bewust te worden van wie je bent en wat jouw verband is met alles wat leeft. Dat is toch eigenlijk de zin van meditatie.

Voor ons betekent dat dat we eerst een klein beetje evenwicht, vriendelijkheid, ontspanning, moeten bewerkstelligen in ons lichaam, in ons zintuiglijk lichaam. En dat we het verband leren kennen tussen de functie van de ademhaling, en de ontspanning en de spanning. En dat we leren kennen het verband tussen dat lichaam, de adem, en hoe die op elkaar inspelen en wat die adem op zichzelf betekent. En tenslotte het verband tussen houding, lichaam, adem en energie. En dat die energie al die andere fijnere lichamen doorstroomt die we hebben: het levenslichaam of etherisch lichaam, het gevoelslichaam, het denklichaam, en tenslotte reikt het tot die aanhechting aan het wezenlijke. 

Al die gradaties bestaan. En in de meditatie, door te studeren – en dat betekent natuurlijk ook oefenen, want je kunt niet studeren als het instrument niet goed is, want je hebt een instrument waarmee je moet studeren, dat ben je zelf – moet dat lichaam tot ontspanning, tot balans komen, tot warmte, tot kracht. De adem moet gelegenheid krijgen om al die plekken die onvoldoende doorademt zijn te bereiken. Dat zijn allemaal dingen die wij doen moeten, door onze aandacht. Wij moeten de energie die er wel is, maar die we niet opmerken, bewust maken. Zodat hij beter kan stromen, zodat hij krachtiger kan worden, zodat onze organen die niet goed functioneren weer nieuw leven kunnen krijgen.

Dat is een hele lange geschiedenis, mensen. Dat moet je goed beseffen, dat is een hele lange geschiedenis wat er allemaal gebeuren moet. Kijk, als je dat gekke denkbeeld in je hoofd hebt dat je de verlichting wilt bereiken, dan heb je hier geen boodschap aan. Maar dan ben je niet wijs. Deze dingen moeten allemaal gebeuren –wetenschappelijk zou ik haast willen zeggen.
Dus ik zal maar zeggen, als je ziek bent en je bent dan beter, dan eindigt het verhaaltje niet. Als je mediteert betekent het dat je probeert in te gaan op waar het vandaan kwam, ook nu je gezond hebt. Zodat je geleidelijk aan niet alleen de tijdelijke bewoner bent van dat wat nu een naam, een vermogen, begaafdheden kent, maar dat je die mens helemaal bent. Niet alleen de uitdrukking nu, in dit leven, maar dat je die mens bent die zich uitdrukt… Dat je al die verschillende rijken, die in jou vertegenwoordigd zijn, leert kennen.
En dat je het geduld hebt en de aandacht en de liefde om dat te volbrengen. Want je wordt er natuurlijk elke seconde, om zo te zeggen, uitgehaald. Je wordt er altijd uitgehaald voor datgene op de korte baan, datgene van dit leven alleen. Dat haalt je eruit. Dat vindt de hele mensenwereld ook het enige belangrijke. We kijken niet verder dan honderd jaar, aannemende dat we honderd jaar worden. We kijken zelfs nog veel korter, we kijken over twee of drie jaar. Dat is wat ons afleidt van het eigenlijke werk, de eigenlijke studie.
We gebruiken onze energie ook op een hele oneigenlijke manier, die gebruiken we voor die kortebaan doelen. En dan zijn we nog verbaasd dat we niet gelukkig zijn, dat we conflicten hebben. Maar dat is natuurlijk duidelijk. Als je bezig bent met iets wat maar een heel klein, een ongelooflijk klein deeltje is van een geweldige beweging, ja, hoe wil je dan denken dat je ooit iets zou doen wat van waarde was… Dat is allemaal voor de korte baan.

Maar meditatie, wezenlijke meditatie, is het je dus geven aan die studie die gaat tot het laatste. En een kenmerk van die studie is dat je vanzelf, zonder moeite, ik zou haast zeggen: zonder oefening, dat gevoel krijgt, zich in jou nestelt als het ware, dat je een voorbijgaand verschijnsel bent en dat je werkt aan iets anders. En dat andere, dat is niet te verdedigen, dat is niet te propageren, dat is niet te organiseren. Daar kun je geen mening over hebben, dat kun je alleen maar leven. 

En dat betekent totaal anders leven gaan. Dat betekent dat je voelt, ervaart, leeft, dat je én dat voorbijgaande bent én datgene wat zich altijd zal blijven uitdrukken. Alleen, en dat is mijn innige wens, steeds intelligenter, met steeds minder behoefte om zich af te zetten, zich af te zonderen, zich af te scheiden, zich te verdedigen. Steeds meer opgenomen in het geheel, en van daaruit hier aanwezig zijn. 

Dat is echte verlichting. Maar dat kun je niet gauw, gauw…
En dan is daarmee dat heel dilemma opgelost van de mens die altijd vraagt: ja, kun je in dit leven verlicht worden?
Ja, dat weet je niet. Dat hangt er helemaal van af wat je in al die duizenden jaren uitgekuurd hebt.
Kun je één worden, één, niet verdeeld. Is dat mogelijk. 

Ik denk dat ik hiermee een klein beetje heb aangegeven waar we ons in die nu bijna drie jaar mee hebben bezig gehouden. Iets wat vér uitgaat boven onze persoonlijke relaties, boven alles wat we zo in het leven kennen. Dit is de kern. De kern die wacht om gehoord te worden, die wacht om binnengelaten te worden in ons, in onze afgescheidenheid. Die dan geen afgescheidenheid meer is. En daarvoor is alles wat wij doen, wat wij probéren te doen. 

Maar als je dit echt beseft, ik heb nu een overzicht gegeven, maar als je dit nu echt beseft, dan kún je geen haast meer hebben. Dat is onmogelijk. Je kunt wel eens met een fase haast hebben, omdat je voelt ja, dat is een achtergebleven gebied, daar moet ik meer aan werken dan aan andere dingen. Maar voor het totaal weet je: dat is onmogelijk. Want het gaat zo ver en het gaat zo diep, en het is zo veelomvattend. Daar moet je je leven aan geven. 

En betekent dat dan dat je dat leven wat je normaal bent te leven, zou verwaarlozen? Natuurlijk niet, want het is je enige mogelijkheid, dat zou dwaas zijn. Alleen, je zult het op een andere manier leven. Je zult ophouden je vast te hechten aan de korte baan. Dat gaat gewoon voorbij, dat weet je, dat voel je, dat leef je.
Dus al die vragen die er altijd weer zijn over relaties en over ja, afijn, al die conflicten – iedereen heeft toch conflicten, nietwaar, wie is er zonder conflicten – die krijgen een ander karakter. Ze zíjn er natuurlijk, maar ze zijn er omdat je nog maar steeds jezelf vereenzelvigt met dat voorbijgaande. En als je dat echt beseft, écht, helemaal tot diep in, dan verandert daarmee je verhouding tot het conflict sowieso. 

Dat is het eigenlijke waar het om gaat, dat je verhouding tot alles in de wereld van afgescheidenheid, overgaat naar eenwording, naar transparant zijn voor dat wat gebeuren wil. En als je in de wereld kijkt wat er aldoor gebeurt, dan begrijp je hoe ongelooflijk belangrijk het is dat dit gebeurt bij telkens weer een mens. Dat dat de enige, maar dan ook werkelijk de enige, werkelijke oplossing is. Want ál die andere oplossingen, dat is voorlopig en dat gaat weer over, dat verkeert heel vaak in zijn tegendeel.

Maar als een mens zichzelf ervaren kan als een voorbijgaand verschijnsel, dan verandert zijn verhouding tot alles en iedereen. Dan is hij zich heel diep bewust dat hij natuurlijk elke dag weer fouten maakt en elke dag weer, ja, in die vereenzelviging vervalt. En dat hij weer gevangen raakt in relaties, natuurlijk. Maar hij weet dat hij niet meer totaal gevangen daarin is, hij kent het andere. Dat heeft de meditatie hem lijfelijk voelbaar geleerd.

En wat we nu in deze vijf dagen, met hulp van Greet en van iedereen, willen proberen is dat gevoel. Dat gevoel dat je dus kunt oefenen aan die gevoeligheid voor dat wezenlijke, dat we dat nu proberen zo intens mogelijk te doen. En met al de oefeningen die erop gebaseerd zijn dat je dus je basis ervaart, zijn de eerste stappen in die richting.
En je kunt je leven – kijk in die vijf dagen is het vrij ideaal, maar het leven wat je gewoon leeft, dat is lang niet zo ideaal, daar word je inderdaad steeds maar afgeleid door dat van de korte baan. En wat je kunt oefenen is dat gevestigd zijn, dat in je basis zijn, steeds meer in je leven plaats te laten hebben. 

En daar zul je je leven op een bepaalde manier voor moeten inrichten. Dat betekenen helemaal geen dramatische veranderingen, maar dat betekent dat je het zó zult inrichten, dat het je gevestigd voelen, je op je plek voelen, het in je plek staan, dat je daar tijd voor neemt. En dat je dat niet opoffert aan tijdelijke doelen – die je natuurlijk ook in je leven hebt. Maar dat je het omkeert, dat je je afvraagt: in hoeverre kan ik die tijdelijke doelen aanpassen bij dit eigenlijke waarmee ik bezig ben.
Dat is toch waar we deze drie jaar aan geoefend hebben. En waar we deze vijfdaagse, hoop ik voor ons allemaal, iets meer contact mee krijgen.


[1] In het Zuid-Mexicaanse plaatsje Santa Maria del Tule staat een cipres met een omtrek van 36,2m (de dikste boom ter wereld), die naar schatting tussen de twee- en drieduizend jaar oud is.

naar boven

<< Terug | Volgende toespraak >