Als vrienden onder elkaar (2)
Verbonden zijn

HANNA MOBACH, Rood-bruine poppen, 1985

Ik las een verhaal over een kliniek op Hawaï, waar een therapeuten-echtpaar zich op afstand met hun patiënten bezighield, als ze zich elders bevonden.
Ik stel de vraag, maar besef tegelijk dat ik er eigenlijk niets over wil ‘weten’…

Ik denk dat jouw vraag eigenlijk is: is alle leven verbonden of niet.

Ja.

Als alle leven verbonden is, is het lijfelijk aanwezig zijn hìer, en toch met je aandacht dáár iets kunnen veroorzaken, geen punt. Onze moeilijkheid is dat we geleidelijk aan zijn gaan geloven, dat onze lijfelijke aanwezigheid ergens, ons bepaalt. Dat wil zeggen, dat onze leefwereld bepaald is door wat we lijfelijk kunnen ervaren op dat moment.
Nu zijn we door de communicatietechniek al een heel eind verder, want voor de buis kunnen we gebeurtenissen elders life zien en meebeleven. Maar daar zit het vertaalelement van de techniek tussen. En die techniek zit weer vast aan ons – wetenschap en techniek hebben zich ontwikkeld vanuit dat verzelfstandigde, beperkte waarnemingsvermogen, wat zich tot het zintuiglijke bepaalt.
Maar zodra je ervaart dat je in wezen verbonden bent met álle leven, geeft dat een heel ander gevoel. En ga je ook geleidelijk aan die omweg van de vertaling – via het zintuiglijke, via symbolen, via woorden, via beelden – als een omweg ervaren. Maar je hebt te maken met jouw wijze van in de wereld zijn zoals je nu bent.
Nu is het punt waar het aldoor weer om gaat, dat je zegt: nou oké, ik ben nu zover, door zo’n mededeling van dat echtpaar ben ik er nogmaals op gewezen dat in feite alle leven verbonden is en verbonden blijft, in welke staat z’n uitingen ook zijn. Waar wij het aldoor over hebben, is dat miljardvormige uitingsscala waar we mee te maken hebben. Maar het is niet de eenheid die dat alles verbindt.
Het gaat er dus inderdaad om dat we, vanuit dat besef dat we eigenlijk verbonden zijn – ondanks al onze meningsverschillen, ondanks alle verschillen die er zijn tussen de verschillende rijken in de natuur – aan de ene kant onze stand van evolutie aanvaarden. En tegelijkertijd zien dat die evolutie, die transformatie, aan de gang is. Dus dat wij er wijs aan doen te zorgen dat we in de stroom blijven – wat dat dan ook mag zijn. We weten ook niet hoe die evolutie verder zal gaan. Maar het gaat erom niet vast te blijven zitten in dat wat we al begrepen hebben.

Je zegt: we weten niet hoe het verder zal gaan. Ik denk dan in mijn naïviteit dat jij bijvoorbeeld wel degelijk weet welke vorm het gaat aannemen.

Dat is niet zo. Maar ik heb behoefte om te blijven veranderen, om – laat ik het zo zeggen – het gevoel te hebben: ‘Nee, ik ben niet al bepaald, ik ben nog steeds onderweg. Ik zal wel zien. Ondanks het feit dat ik héél goed weet dat het grootste gedeelte van mij net doet alsof het al bepaald is.’
Wat deze tijd ongelofelijk dramatisch maakt, is dat je ziet dat alle pogingen om net te doen alsof je wél zouden weten hoe het moet gaan, op catastrofes uitlopen, zowel op het menselijke vlak als bijvoorbeeld op het gebied van het milieu. Niet de bereidheid te hebben om te blijven luisteren naar wat er nu eigenlijk aan de hand is. En gewoon het vertrouwen te hebben dat, als je voldoende geluisterd hebt, er in jezelf daar een antwoord op komt, dat inderdaad met de situatie van dat moment te maken heeft. En niet alleen een antwoord uit het verleden is.
Dat is de grote moeilijkheid. Dat merk je ook steeds. Iemand heeft op een bepaald moment een heel helder beeld van wat er moet gebeuren. Maar als hij niet zelf open blijft voor weer nieuwe vergezichten, dan sluit het zich als het ware.

Dus elke conclusie is al een fixatie…

Ja. Maar als je zegt: ‘Op dit moment doet het zich zó voor en doe ik dus zo’, dan is er niks aan de hand. Want dan houd je aldoor open dat het zich anders zal gaan ontwikkelen dan je denkt.
Dat ontneemt ons, denk ik – en daarom is het waarschijnlijk zo moeilijk – de ingeboren behoefte om te beheersen, om te weten waar het naartoe gaat, om te voorspellen.
Dat is onze moeilijkheid: aan de ene kant het vertrouwen te hebben in dat wat we op dat moment in intense aandacht in ons voelen opkomen als antwoord, daarop te vertrouwen. En aan de andere kant tegelijkertijd te voelen dat misschien morgen, of het volgende uur, ons antwoord anders zal zijn, omdat het leven verder gegaan is.
Dat maakt dat we er eigenlijk vanuit gaan dat het bepalende uiteindelijk onbegrijpelijk is, maar dat het, terwijl het zich in ons en in de wereld voltrekt, begrepen kan worden. Als we dan tenminste daaruit niet de extrapolatie maken van ‘dan zal het zo en zo gaan’.
Daar zijn de kernfysici zo ontzettend tegenaan gelopen, ze merkten dat al hun voorspellingen uiteindelijk niet opgingen, omdat ze een aantal factoren onvoldoende een kans hebben gegeven. En ze zeggen nu dan ook: we kunnen alleen met de werkhypothese die we al hebben aan de gang gaan en we zullen wel zien waar we uitkomen.
Terwijl er daarnaast aldoor een behoefte is geweest om te komen tot een kernachtige formule, die alles zou bevatten volgens het welk het heelal en de mens zich volvoert – al vastgesteld, gefixeerd, dat het zich zó zal voltrekken, uit de beweging van het leven, uit de steeds transformerende wereld, weg. Naar een bepaald beeld, een bepaalde voorspelling, een bepaalde theorie, die dan moet voorspellen hoe dat zich ontwikkelende leven zou gaan.
Waarmee niet gezegd wil zijn dat in die ontwikkeling niet bepaalde wetmatigheden optreden. Maar die wetmatigheden vertellen niet hoe het zich verder zal ontwikkelen. Die vertellen alleen maar: als het zich ontwikkelt, dan houdt het zich aan deze wetmatigheden. Het zijn mechanismen die de wijze van zich uiten, de wijze van zich ontwikkelen, tot op zekere hoogte bepalen. Maar dat betekent niet dat ze de totale gang bepalen.
Dat is denk ik ook een van de moeilijkheden die zich bij het taoïsme voordoen, waar aldoor gezegd wordt: ‘de kosmische wetmatigheden moeten geëerbiedigd worden, stem je daar op af.’ Wat ons – en ik denk ook vele mensen in het Oosten – ertoe verleid heeft te veronderstellen, dat het in dat afstemmen eigenlijk al gebeurd is. Maar: als je afgestemd bent gebeurt het. Je kunt dus niet zeggen: als je dat nou maar goed doet, dan loopt het wel goed…
Dat weet je niet, of het goed afloopt.

[korte onderbreking]

Je afstemmen op de kosmische wetmatigheden – dat is al een zeer groot ding – wil zeggen dat je er rekening mee houdt dat de evolutie zich voltrekt volgens bepaalde structuren. Maar dat wetmatige verloop zegt niets over de richting waarin het zal gaan.
De fout is dat we denken: als we ons nu maar goed bewust zijn van de structuren, dan is het al goed. Terwijl we steeds wakker moeten blijven om te zien, wat zich aan de hand van die structuur ontwikkelt. En daarop een antwoord geven.

Betekent dat concreet dat je bijvoorbeeld je eigen slaap-waakritme in de gaten krijgt, en andere wetmatigheden van je fysiologisch functioneren, maar dat dat alleen maar een voorwaarde is om beter te vernemen wat er eigenlijk plaats heeft?

Ja, dat maakt het je mogelijk om beter te vernemen wat er aan de hand is.
Als jij een verkeerd slaap-waakritme hebt, kun je niet wakker zijn. Dat is dan eigenlijk al het einde van het verhaal. Terwijl een rekening houden met je slaap-waakritme, met je concentratievermogen, met je beperkingen, maakt dat je beter in staat bent om, op het moment dat het nodig is, dat te doen wat op dat moment gebeuren moet. Het is een voorwaarde. Maar het ontslaat je niet van de noodzaak om te blijven waarnemen en vernemen wat plaats heeft.
Want dat is het doorslaggevende: wat heeft plaats, en hoe bevind ik mij daarin, wat is mijn aandeel erin, wat kan ik eraan doen – of kan ik er niks aan doen, dat kun je ook voelen. Maar in ieder geval, je bent deel van dat grote proces van zich ontwikkelend leven.

Terwijl we aan het praten zijn, komt de vraag bij me op: in hoeverre zie jij dat waar jij over praat als een overtuiging? Wat is jouw gevoel bij je eigen bewogen zijn?

M’n bewogen zijn gaat terug op het besef, hoe ik zelf een groot deel van m’n leven voorbijgegaan ben aan dat merkwaardige fenomeen, dat je eigenlijk pas iets kunt doen als je in contact bent met wat zich op dat moment voltrekt. En niet zolang je verkeert in een theoretische verhouding.
Als je me vraagt: kun je iemand overtuigen van deze waarneming, dan zeg ik: nee, dat kan niet. Dat heeft dus ook geen zin. Je kunt alleen opmerken dat iemand op een bepaald moment reageert. Dan is dat moment gunstig. En als je me vraagt: heb jij dat moment in de hand, dan zeg ik: nee.

Dat is wat je in het afgelopen weekend ook zei, dat je uiteindelijk niets kunt doen.

Wat je wél kunt proberen is, door het te uiten, of er een antwoord komt waarvan jij denkt: die mens begreep waar ik het over heb. Maar je kunt hem niet overtuigen, dat is onmogelijk.

Het is dus geen kwestie van strategie, van ‘nu win ik terrein’.

Nee, dat is het niet. Het is heel duidelijk, wat zo’n mens op dat moment ervaart is een groter deel van zichzelf. Dat is een geweldig iets, en daar ben je blij om. Zoals ik net zo blij was dat er een kans is dat jij een werkkring krijgt, die bij je past en waar je ‘ja’ op kunt zeggen. Dan heb je het gevoel dat iemand in een situatie komt, waarin er meer open kan gaan. Maar dat is van hém, dat is niet van mij – je bent blij omdat er in een ander iets gaat gebeuren.
Je weet ook, omdat het bij jezelf zo gegaan is, dat dat bij die mens misschien andere gebieden zal betreffen dan die bij jou opengegaan zijn. Ook dat nog, het is zo veelzijdig dat je nooit zelfs maar kunt denken dat wat jij ervaren hebt, door die ander op soortgelijke wijze ervaren wordt. Het enige is dat je merkt dat iemand opengaat en een groter deel van zichzelf ontdekt. Hoe dat eruit ziet, dat weet je niet. En hoe dat uitwerkt weet je ook weer niet. Terwijl het bij een overtuiging heel vaak zo is dat je graag hebt dat die mens jouw overtuiging bevestigd.

Als jij je leerlingen helpt zichzelf te accepteren, valt er dan een scheiding weg?

Ja. Want niet alleen dat die mens natuurlijk op dat moment naar zichzelf toe verder opengaat, maar hij gaat ook naar jou toe open. Dus je hebt ook onmiddellijk het gevoel dat de communicatie op dat moment veel zinvoller is, omdat je beiden op een golflengte zit waarin dingen gebeuren kunnen. En iemand heeft – dat gebeurt natuurlijk in de groepen altijd wel – ook helemaal geen behoefte om je ergens op vast te zetten, want hij heeft zelf ook ervaren dat alles verschuift.

Als er niets te bereiken of te winnen valt, is er bij jou dus ook geen oordeel over die ‘vooruitgang’.

Nee, als er al een beoordeling is, dan gaat het om de vraag of het zich openen meer of minder volledig is.

Het is dus gewoon iets is wat zichzelf vervult?

Ja. En ik weet niet hoe het af zal lopen.
Want waar we het nog helemaal niet over gehad hebben, maar wat natuurlijk heel vaak voorkomt, is dat iemand, omdat hij beter contact heeft met de totaliteit, ook een heleboel ‘schaduwkanten’ tegenkomt. En dan merk je op het moment dat je een schaduwkant tegenkomt, dat je weer vlug terug wilt naar de beheersbare situatie. Dan ga je corrigeren, dan zeg je: ja, maar dat ben ik eigenlijk niet, dat is een scháduwkant van me…
In dat woord ‘schaduwkant’ zit eigenlijk al een veroordeling. Kun je, met andere woorden, zien: dat is ook iets van mij?

Je zou kunnen zeggen dat het onderbelicht is.

Ja, inderdaad, het is onderbelicht, dat is een heel goede uitdrukking. Je beseft dat het iets is dat je een kans moet geven, in plaats van het te corrigeren. Op het moment dat je het wegstopt, krijgt het namelijk geen kans meer om tot wasdom te komen. Het is, om welke reden ook, weggezet, veroordeeld.

Je zegt ‘om wat voor reden ook’, maar het waren met name dingen die beladen zijn voor jezelf, waarvan je verdomd goed weet dat het een reden had. Je bent geneigd die weerstand te blijven hanteren, omdat je die dingen wilt vermijden. 

Ja. Maar, dat is juist het punt, dat willen vermijden gaat uit van het idee dat jij weet dat ze ongewenst zijn. Op het moment dat jij ze wegzet, is het heel onbewust, vanuit een gefixeerd wereldbeeld ongewenst. Dat is onbewust, nu heb je het weggezet. Vanaf het moment dat het weggezet is, is het beladen, je wilt het niet meer in de openbaarheid, zelfs niet aan jezelf. Nu krijgt het geen kans meer zich in z’n verdere ontwikkeling te vertonen. Daarom is die term ‘onderbelicht’ zo goed.
Als je dit begrijpt, zeg je: het moet belicht worden, het moet een kans krijgen. En ‘een kans krijgen’ is natuurlijk heel wat anders dan het wegstoppen, of het corrigeren.

Wat je zegt treft me: ‘het ontwikkelt zich mee, maar dat is je ontgaan.’
Want wat voor mij juist de angst is, is dat je het weer aan zult treffen zoals het was op het moment dat je het achtergelaten hebt.

Nu moeten we teruggaan naar iets heel fundamenteels: je ervaart aan de hand van de inhoud die je op dit moment hebt. In het verleden heb je, met de inhoud die je toen had, iets weggestopt. En of je nu bewust leeft of niet, je hebt op dit moment toch een iets andere inhoud gekregen. Nu ga je dat opnieuw beleven, dus ís het voor jou op dit moment niet meer hetzelfde.

De waarnemer is veranderd.

Ja, de waarnemer is veranderd, en dus verandert het waargenomene mee. Daarmee is de waarde ervan voor jou veranderd. Soms is het dwingende eraf, of zelfs het zondige. Nu zie je: hé, ik heb het toen niet willen leven, en merk nu dat het eigenlijk wel geleefd had kunnen worden, maar toen kon ik het niet…
Daarmee vervalt dus ook je hele reactie erop. Je hebt niet meer het gevoel: het is zondig en dat moet ik nu delgen. Dat is gewoon wáánzin.
Als jij verandert, verandert datgene wat je waarneemt – in jou althans, want wat het objectief is weten we niet. Dus wat moet er aan schuld gedelgd worden? Het enige wat je eraan kunt opmerken is dat je dus vollediger moet waarnemen. Dat wil zeggen, meer open, meer ontspannen, minder gefixeerd. Dáárop komt het aan. Dat ‘delgen van de schuld’ kan alleen maar op die manier.

En toch laat je je elke keer weer verlakken door die lading.

Ja. Je bent eraan overgeleverd, omdat het aangesloten is op een reservoir dat met krachten omgaat, die de krachten in jouw ik-wereld verre te boven gaan. Daarom zit je er zo aan vast.

Is dat ook de betekenis van het ‘slijpproces’ van het zitten, dat je het door rustig waar te nemen in een niet-beladen situatie toch aankunt?

Ja, in de niet-beladen situatie kun je gaan merken dat het eigenlijk iets heel anders is, dat het niet zondig of afkeurenswaardig is, maar dat het een niet-begrepen facet van je leven is. En omdat je nu in een rustige situatie bent, kan dat ook doordringen. Want als je ergens ooit van geschrokken bent, dan herinner je je ook die beweging van het je afsluiten. En als je het dus in een beladen situatie opnieuw tegenkomt, gebeurt wéér precies hetzelfde. Terwijl als je er in een onbeladen situatie mee geconfronteerd wordt, ga je merken: het was niet iets waar ik bang voor hoefde te zijn, maar ik heb het geïnterpreteerd op een manier waardoor het voor mij onaanvaardbaar was.

Als we zo met elkaar praten, jij als iemand die dingen scherper ziet, kan me dat in de verleiding brengen om me enigszins te laten dragen, om me onzelfstandig op te stellen. Misschien met het idee er beter van te worden. Zijn we dan geen psychologie aan het bedrijven? 

In de psychologie wil je met je client ergens naartoe. Als er in de situatie van de oefengroep – misschien ook tijdens dit gesprek – een moment is dat jij je laat drijven, is dat eigenlijk iets heel kostbaars. Want als hetgeen wat ik zeg werkelijkheid bevat, dan zal het naar binnen gaan. Bevat het dat niet, dan zal het aan je voorbijgaan en hoogstens tegenstand in je wekken. En dat is dat.
Ik heb echt niet het gevoel dat ik in jouw acceptatie ervan kan treden. In de psychologie wordt ernaartoe gewerkt dat je zult accepteren. Ik leg je iets voor, ik probeer iets duidelijk te maken wat ik meen zelf goed geobserveerd te hebben. En zeg je ‘ja’, dan ben ik heel blij, zeg je ‘nee’, dan weet ik dat het niet het goede moment was. Maar noch jou noch mezelf reken ik daarbij iets aan. Ik maak het dus afhankelijk van iets dat mij te boven gaat.

In het model van het therapeutische gesprek zit besloten dat je ergens naartoe werkt. De neiging om met Zen ook ergens naartoe te werken, is dus een soort ‘therapeutisch misverstand’.

Ja. Want je kunt opmerken, dat is heel grappig, dat iets pas werkt als de persoon in kwestie van harte, zonder vooropgezette bedoeling, ‘ja’ zegt – innerlijk. Want hij hoeft het nog niet eens te uiten, maar hij voelt: ‘ja, natuurlijk’.
Dan gebeurt er iets. En je bent je er als intelligent mens terdege van bewust dat daar zóveel factoren in meespelen … hoe jouw ochtend geweest is, hoe mijn ochtend geweest is, wat eraan voorafgegaan is, hoe je geslapen hebt, wat er gisteren gebeurd is.
Ik kan niet anders zeggen dan dat dat niet bepaald is en dat je daar ook geen moer aan kunt doen. Je kunt het alleen elke keer proberen. Daar is de kous mee af. En als dat niet lukt, nou, dat is heel jammer.
Wat ik wel degelijk gedaan heb, is op een bepaald moment denken: ja, die iemand wil er niet aan. Dat is eigenlijk een vloek, want anders was ie er niet. Eigenlijk wil iemand er wel aan, maar hij is er nog niet klaar voor.

Een kleine persoonlijke noot – het afgelopen weekend in Maarssen voelde ik dat er na de ochtendmeditatie in mij iets geordend was. Na afloop liep ik op je af – we zouden iets bespreken – en merkte dat ik bang was, ook naar jou toe. Ik wilde zo snel mogelijk weg.

Ik vind het echt fijn dat je het inbrengt. Het betekent dus eigenlijk dat je, op dat moment dat je uit de zaal wegliep, in een proces was dat niet gestoord moest worden. Je had het gevoel dat je geordend was en dat moet gewoon de tijd krijgen.
Dat is weer een duidelijke aanwijzing dat al die processen niet versneld kunnen worden, dat er überhaupt niet iets opzettelijk aan kan gebeuren. Alle opzet maakt het kapot.

Dus het is belangrijker dat je voelt dat je op een bepaald moment ‘nee’ zegt, dan dat je een of andere voortgang forceert.

Precies. Wij zijn geneigd om wat we ons voornamen te laten prevaleren boven de momentele situatie. Terwijl het heel best zou kunnen zijn dat je op dat moment – als je je daar van bewust bent, dat is heel belangrijk – eigenlijk zou moeten kunnen zeggen: sorry, maar nu kan het niet.
En dat zou door mij dan ook volstrekt aanvaard moeten worden, van: ‘nou, dan niet’ – zonder het gevoel te hebben dat je me ontloopt, of dat je iets in jezelf ontloopt. Maar gewoon constateren: zo is het op dit moment.
Hier komt heel duidelijk naar voren dat, wil je die innerlijke ontwikkeling een kans geven, je in een aantal situaties in de wereld heel vreemd zult komen te staan. Maar als jij voldoende vertrouwen in die innerlijke ontwikkeling hebt, dan kun je het laten bij de constatering dat het weliswaar nu niet kan, maar een andere keer misschien wel.
Hieraan ontkom je niet, dat je niet weet hoe het zal gaan.

Eerder verschenen in nieuwsbrief ‘Zen als leefwijze’ nr. 3, najaar 1992

naar boven