Maarten’s boekenfeest

<< Terug naar Interviews
Bij het verschijnen van ‘De andere oever’[1]
Maarten Houtman wordt ingeleid door  Nico Tydeman, bij de presentatie van zijn boek ‘De andere oever’.
Foto Liesbeth ‘t Hoff
Op zaterdag 22 oktober 2006 vond in de zendo Kraijenhoffstraat in Amsterdam de presentatie plaats van de langverwachte autobiografische roman van Maarten Houtman, die de titel ‘De ander oever’ meekreeg. Meer dan honderd mensen gaven gehoor aan de uitnodiging van uitgeverij Asoka en vulden de ruimte tot aan de nok. Het was een feestelijke gebeurtenis, die bij binnenkomst gelijk ingezet werd met koffie, thee en veel spekkoek. Vele oude bekenden gaven acte de présence en er vond dan ook menig hartelijke begroeting plaats. 
Toen alle stoelen, kussentjes en bankjes in de zendo eenmaal gevuld waren, werd Maarten door Nico Tydeman geïnterviewd over zijn boek en zijn levenswerk.
Tot slot leest Maarten een stukje voor [met geluidsfragment].
Door: Nico Tydeman

– Nico: Heb je het gevoel een groot verlies geleden te hebben door je Indische jeugd achter je gelaten te hebben, met z’n magie, z’n verhalen van geesten, van het Verhaal dat verteld moet worden, over het Onsterfelijke, datgene wat vóór de geboorte is, en al die schimmen die daar in optreden en die die sfeer maken? Het boek geeft aan dat je nog steeds een gevoel hebt voor Java, de cultuur, de folklore en het religieuze – heb je het gevoel na al die jaren hier een groot verlies geleden te hebben, of is het ook bevrijdend, omdat uit dat onbekende ook altijd iets kan opdoemen, en wij als geseculariseerden toch reëler in de werkelijkheid staan?

– Maarten: Ja … , ik ben er eigenlijk nog altijd, en merk dat ik van daaruit hier ben. De verhalen die daar begonnen zijn lopen nog altijd door, en vanuit die verhalen ben ik hier. Dus je zou kunnen zeggen dat ik hier nog niet geland ben. Dat is ook een beetje waar. Ik heb ook moeite met de begerenswaardigheden die spelen – ik denk jullie allemaal wel een beetje – maar als ik dan weer achter m’n computer zit, is dat allemaal weg en ben ik terug bij de verhalen die nog niet verteld zijn.

– Nico: In je boek zegt je collega van het elektriciteitsbedrijf Van Mourik: “Gek dat je hier moet leren hoe alles samenhangt. Het is een land waar vooral vrouwen een werkelijkheid vertegenwoordigen die bij ons verloren is gegaan.”

– Maarten: Ja, het Verhaal is door de vrouw het eerst opgepikt. De man ging eraan voorbij, die was in gedachten verzonken en liep voorbij aan de vrucht die daar lag. De vrouw raapte hem op en besefte dat ze een belangrijke taak had, ze moest dat eeuwenoude weer stem geven. Dat heeft ze fantastisch gedaan – toentertijd was dat Soekina met wie ik samen was. Toen vroeg Van Mourik: “Wat blijft er dan nog voor de man over?” En toen zei ik: “De vrouw is er vaak zo in verdiept, dat ze vergeet wat er nog verder gebeuren moet. En daarvoor is de man.” Nou, dat is voor de man niet zo’n geweldige rol, maar dat is dus zo.

– Nico: Ja, de rol van de man is tamelijk bescheiden in je boek.

– Maarten: Ja, ik ben nog altijd van mening dat de mannen er wel zijn maar dat de vrouwen het belangrijkste zijn.

– Nico: Waarvan acte. [gelach]
Maarten, na het kamp ben je dus teruggegaan naar Nederland. Er is niet zolang geleden hier een hevige discussie geweest tussen Rudi Kousbroek en Jeroen Brouwers, die de situatie in de Indische kampen behoorlijk dramatisch had beschreven. Als reactie daarop schreef Rudi Kousbroek dat de situatie daar niet te vergelijken was met Nazi-Duitsland, waar 80% van de geïnterneerden zijn omgekomen, terwijl dat in Indië 8% was. Heb jij toen je terug was last gehad van je kampervaringen, of is dat vrij snel weggeëbd?

– Maarten: Nee, het is gebleven. Maar in het kamp zelf heb ik zoveel geweldig mooie dingen geleerd dat ik soms wel eens terugverlang naar het kamp.

– Nico: Er staan in het boek ook prachtige bladzijden over in. Met name de ontmoeting met Igor, de Wit-Rus, die je van vroeger kende. Zou je er een stukje uit voor willen lezen?

– Maarten: Nee, doe jij het maar.

– Nico. Oké. Het is het moment dat Igor door het blokhoofd het kamp binnen wordt gebracht, en je hem ontmoet. Hij zegt dan tegen je: “We kennen elkaar wel, maar je was nog klein toen je ouders me in de bergen om raad kwamen vragen: Igor Warshdad.”

Opeens ben ik terug in de witgekalkte kamer van het houten huis met de billik-wanden waar de Russische planter met mijn ouders zit te praten. “U zei toen tegen me dat ik moest letten op de dingen die je niet direct ziet, maar die zich pas laten zien als je er langer naar kijkt, zoals Imah altijd zei dat je moet luisteren. Dat herinner ik me, omdat uw hand net als die van Imah voelde. Door haar hand wist ik weer van de nacht, de wind en de sterren.”
[ … ]
Maanden lang, als in een aaneengesloten gesprek, dat vaak zonder woorden tot in de slaap doorgaat, geeft hij me een inzicht dat vanaf mijn vroegste jeugd telkens is opgelicht in het samenzijn met bomen, rivieren, en het meegroeien met de rijst en het alleen zijn onder de sterren – het kunnen wegdromen in het zwijgende, alles samenbindende dat je alleen kunt ervaren, niet zien, al is het werkelijker dan je adem. In de schemering licht zijn gezicht op en ik luister doodstil naar zijn woorden:
“Bij ieder nieuw leven herhaal je van klein kind tot volwassene in razend tempo de duizenden jaren evolutie van het menselijk bewustzijn, terwijl je je plaats vindt in de samenleving en de cultuur waarin je geboren wordt. Maar voor iemand die zover is komt er een moment, dat je weet dat er iets is, buiten je maar tegelijk in je, dat je vergeten was. Dat iets komt niet zomaar tot je. Je moet er plaats voor maken in je leven. Bewust en vrijwillig. Door te ontdekken wat je weg kunt laten, en dat is heel veel. Het weglaten is van wezenlijke betekenis. Door de verhalen van imah, toen je nog klein was, en daarna door je samengaan met Soekina, is het voor je gaan leven. Ondanks de verbintenissen die je nog zult aangaan, zal de grote aanwezigheid je daar altijd uit terugroepen en je herinneren aan je eigenlijke opgave. In iedere ontmoeting het werk van de grote aanwezigheid te herkennen en er uitdrukking aan te geven.”

Dit is volgens mij heel kenmerkend voor wat je later bent gaan leven.

Maarten: Ja, absoluut.

– Nico: Ik wilde iets vragen over Karlfried Dürckheim. Hoe ben je bij hem terechtgekomen?

– Maarten: O, dat is nogal eenvoudig. Ik heb hem een keertje uitgenodigd voor de Bilthovense kring van wijsbegeerte en psychologie waar ik voorzitter van was, om een lezing te houden over de dood. Het bestuur maakte bezwaar vanwege zijn bijzonder hoge honorarium, maar ik wou het graag dus het gebeurde [gelach]. Het was een prachtige lezing, en toen hij uitgesproken was kwam hij op me af en zei: “Jij mediteert, ik zal je leren hoe het echt moet.” Toen heeft hij me later thuis in een half uur alles geleerd. En dat was het.
Later ging ik, eens in het jaar naar hem toe en dan hadden we een gesprek erover. Daar heb ik hem leren kennen als iemand die ook met zichzelf de draak kon steken, en het heeft me altijd erg goed gedaan dat hij in staat was zichzelf te relativeren. Dan ging ik gesterkt terug, en zette m’n leraarschap voort – ik heb daar altijd grote moeite mee gehad, ik heb altijd begrepen dat alles wat je zegt tegen zogenaamde leerlingen, ze ook erg kan belasten. Maar daar is dan niets aan te doen, ik kon niet als Igor door te zwijgen overbrengen, ik gebruikte woorden, en dat heeft tot gevolg gehad dat die woorden vaste brokjes zijn die danig in de weg gaan zitten. Ik heb er altijd bij gezegd: “Geloof me niet,” en: “Zoek het zelf uit,” maar ik heb gemerkt dat dat toch niet helemaal werkt. Het is ook onvermijdelijk dat je autoriteit toegekend wordt, en dat je daarmee moet leven. Want je kunt nog zo vaak ‘geloof me niet en zoek het zelf uit’ zeggen, maar het is ook moeilijk om, als je eerst zogenaamde wijze woorden gehoord hebt, vervolgens tegen jezelf te zeggen: “Dat heeft die man dan wel gezegd, maar ik zal eens kijken of het waar is.” Maar de mensen die met mij oefenen – ik heb een beetje hekel aan het woord ‘leerlingen’ – hebben ondanks dat toch iets opgevangen van wat mij bezielde. En daar ben ik heel erg dankbaar voor. Dat we nu zo hier zitten, is echt een gevolg van het feit dat ze de moeite hebben genomen om het te onderzoeken. En daar ben ik ze tot op de dag van vandaag dankbaar voor … [ontroering]

Nico: Je bent ook als leraar je eigen weg gegaan.

– Maarten: Ja! Ik kon ook niet anders, want de systemen die ik gevolgd heb – Rozenkruisers, Theosofie o.a. – hadden hele mooie dingen, maar als je ze onderzocht bleef je op een bepaald moment met een bouwsel zitten wat je moest aanvaarden, moest geloven. En dát heb ik nooit gekund, ik heb nooit kunnen geloven in iets wat een ander voor me uitstalde, ik heb het altijd zelf willen onderzoeken. En dat heeft gemaakt dat ik op m’n eigen benen moest staan.

– Nico: Wat is voor jou het meest belangrijke wat je aan degenen die met jou oefenen, toch zou willen meegeven – behalve dat eigen onderzoek?

– Maarten: Eigenlijk niet veel meer. Ik zou ze willen meegeven dat je trouw moet blijven aan je eigen ervaring, ook als die niet strookt met de ervaringen die anderen uitdragen, de boeken die je leest enz. Je hoeft die andere richtingen niet terzijde te schuiven, maar je moet trouw blijven aan jezelf. En Zen zegt ook: alleen je eigen ervaring is echt.
Dat is eigenlijk het eerste en het enige van Zen wat altijd bij me is gebleven. Dat is een goed ding. Daarmee hoef je alles wat er geschreven en gezegd is niet te betwijfelen, maar we weten ook allemaal dat degene die ooit uit eigen ervaring iets gezegd heeft en die leerlingen had die hem volgden, dat die leerlingen al gauw er iets van maken in de zin van regels en noodzakelijkheden, die degene die het voor het eerst heeft uitgesproken niet bedoeld heeft.
Maar degenen die soms honderden jaren daarna lezen wat er opgeschreven is, zitten met iets wat ze kunnen betwijfelen of geloven, maar ze moeten toch voor zichzelf onderzoeken wat de kern is van alles wat er gezegd is. En daar ben je alleen in – en het is een eindeloze weg, want hoe meer je ontdekt, hoe meer je beseft hoe weinig je weet. Dus er is voor ons allemaal, hoe oud of hoe jong we ook blijven, nog geweldig veel te doen.

– Nico: Is dat ook de reden dat je ‘aandacht’ altijd zo benadrukt?

– Maarten: Ja. Ik kan, zeker ook de laatste tijd, merken dat als je iets zonder aandacht doet, je het eigenlijk niet hoeft te doen, want het gaat aan je voorbij… Als je iets met aandacht doet, is dat op het moment dat je het doet het enige wezenlijke. En als dat je maatstaf is, merk je hoe ontzettend weinig aandacht je eigenlijk hebt, je zit bijna altijd te vol met gedachten die maken dat je niet daar kunt zijn waar je op dat moment bent, wat je aan het doen bent. Met dit criterium blijft er van je hele leven maar weinig over, dan constateer je dat er in de tijd gemeten van je hele leven maar een kleine fractie tot je doorgedrongen is. Dat lijkt wat triest, maar het is gewoon de werkelijkheid.

– Nico: Als je nu terugkijkt op al die jaren van lesgeven, van zitten en praten met de mensen, ben je dan tevreden?

– Maarten: Ik ben er blij mee, omdat ik gemerkt heb dat in die bijeenkomsten iets gebeurt waar je geen naam aan kunt geven – wat niet van jou uitgaat maar van het geheel van de mensen die bij elkaar zijn – waarin iets helderder wordt waannee je bezig bent. En dat geldt voor allemaal – niet alleen voor mij, ik ben één van de aanwezigen – omdat we op dezelfde manier bezig zijn ons te verdiepen in de allereerste vragen: waar kom ik vandaan? waar ga ik naar toe? en is er iets dat blijft als m’n lichaam z’n einde bereikt heeft? Dat zijn altijd terugkerende vragen, die telkens variëren, maar elke keer merk je dat door het samenzijn die weg die je alleen gaat duidelijker wordt.

– Nico: Ik denk ineens: is er onder u iemand die een vraag zou willen stellen aan Maarten?

[vraag over overdracht door middel van woorden]

– Maarten: Het is vanwege m’n eigen krukkigheid dat ik het alleen een beetje kan overdragen door taal te gebruiken. Ik heb gemerkt dat als ik er stem aan geef, er iets gebeurt wat weer niet in woorden te vatten is. Dus met iets gebrekkigs als de taal draag je toch iets over, en krijg je ook iets terug. Naar mijn gevoel krijg ik op bijeenkomsten altijd meer terug dan dat ik geef. Dat komt via dat gebrekkige medium van de taal. Soms noemen we dat literatuur, een voor mij moeilijk begrip, maar dat is dan op een of andere mysterieuze manier met dit boek gelukt.

[vraag over bekendheid met ‘de stille kracht’]

– Maarten: Ja zeker, ik ben erin opgegroeid. Als kleine jongen verkeerde ik op de plantage tussen de Javanen, en in het bijzonder was daar een vriendinnetje, Karti, die zoals mijn oude vertelster Imah mij vertelde, het ‘tweede gezicht’ had en in de toekomst kon kijken, al wist ze, zei Imah, niet of wat ze ziet uit zou komen. Dat is me ook bijgebleven, dat eigenlijk niets van tevoren te weten is. Er waren niet alleen de mensen op de plantage, er was ook een hele grote natuur waarin de mens vrij onbelangrijk was, die je ondergeschiktheid duidelijk maakt, en dat je heel erg oplettend moet zijn omdat je anders je leven niet zeker bent, met name door de slangen die er zijn en andere dieren die akelige dingen met je kunnen doen. Maar wat beklemtoond werd is dat je oplettend moet zijn. En ik heb toen ik daar opgroeide – vanaf m’n 3e tot m’n 15e jaar – gemerkt dat oplettend zijn een kunst is, waarvoor je vanbinnen heel stil en rustig moet zijn om te kunnen opmerken wat er buiten je gebeurt. Als je namelijk niet oplettend bent is je leven in gevaar, én je kunt dingen doen die voor anderen heel slecht zijn.
Ik heb van heel kleins af aan moeite gehad met het doden, of het nu een boom of een dier was. Ik heb daar echt mee geworsteld. Op een keer vroeg ik aan Imah: waarom is dat eigenlijk? En toen heeft ze een soort scheppingsverhaal verteld wat heel interessant is. Ze zei: in de beginne was alles duister, er was niets, ook geen geluid. En opeens was er iemand die begon te zingen en alles wat verborgen was in de nacht opriep om te voorschijn te komen, en dat lied bleef aanhouden totdat alles wat wij nu kennen er was. Maar, zei ze, als dat er allemaal is, moeten die wezens die er zijn, ook de mensen, gevoed worden, en eten betekent dat je ondergeschikte wezens opeet, en dat is onvermijdelijk. Daarmee maakte ze me ook duidelijk dat leed onvermijdelijk is, dat je niet zo gek moet zijn om te denken dat leed er ooit niet zal zijn.
Dat was een bijzonder verhelderende les voor me: dat leed er altijd zal zijn, dat je leven neemt als je leeft, maar dat het enige wat je er doen kunt is te proberen dat nemen zo mild mogelijk te laten zijn, je dus bewust te zijn dat je leven neemt – ook als je van planten eet, neem je leven. Maar dat je dus weet: ik neem leven, ik kan niet anders, maar ik eerbiedig dc werkelijkheid van wat ik tot me neem. Dat is denk ik in onze maatschappij nog altijd erg nodig, we doen eigenlijk alsof alles ons rechtens toekomt. En dat is gewoon niet waar, dat is een mythe, daar moeten we vanaf. Dat is een van de dingen die me duidelijk zijn geworden door dat nieuwe scheppingsverhaal wat ik hoorde.

[vraag over de ‘Tao’-zen en de Boeddha]

– Maarten: De Boeddha is voor mij een idee dat heel wezenlijk is, maar dat eens bij elkaar is geweest met de leer van de Tao in China. En om een of andere reden – waarschijnlijk door het formalistische van de Japanners – is de ‘strenge leer’ overgebleven, en het verzachtende, eerbiedige gevoel wat dat kan begeleiden is verloren gegaan. Op een bepaald moment is me dat duidelijk geworden, en heb ik het woord ‘Tao’ toegevoegd om te zeggen: mensen, Zen is Zen, maar het is maar half als het niet het zachtheid en de relativering van het Taoïsme heeft. En zo is het voor mij op het ogenblik nog.

– Nico: Er schiet me een vraag te binnen die ik je al eens eerder heb gesteld: hoe heb jij eigenlijk het concentratiekamp overleefd?

– Maarten: Ten eerste had ik door het samenleven met Soekina geleerd goed met m’n lichaam om te gaan, de anderen in het kamp hadden die wijsheid niet meegekregen en hebben veel meer geleden dan ik. Ten tweede was ik in verhouding tot de meesten jong – ik was 23 toen ik het kamp inging. Verder ontdekte ik al gauw dat er een aantal dingen waren die de meesten vervelend vonden, en die ik heel goed kon doen. En als ik het op me nam was ik tegelijkertijd bevrijd van hun aanwezigheid, ik kon m’n werk alleen doen. Als gevolg daarvan is dat ook de reden geweest dat ik met enkele jonge mannen in de dodenbarak ben gaan werken, de barak waar de mensen in kwamen die zo uitgehongerd waren dat ze niets meer opnamen en alleen nog krampen hadden en hun ontlasting verloren. Door het werk in de dodenbarak ben ik ook dichter bij het mysterie van het sterven gekomen. Die mensen waren, al klinkt dat wat gek, in maximale toestand om de overgang naar de andere kant mee te maken: er waren geen nabestaanden, en ze waren zo uitgeput dat de normale levenswil die wil strijden tegen het doodgaan, nauwelijks aanwezig was. Dus als ik bij ze was op het moment dat ze overgingen, kon ik van ze horen – ze vertelden dat ook werkelijk terwijl ik er bij was – hoe het voelde als je je lichaam verliet. Dat heeft mij ontzettend veel geleerd, het heeft me geleerd dat het iets moois is, dat het niet iets vreselijks is, dat het geen oordeel is, dat geen hel en hemel is, maar iets heel natuurlijks, dat je opgenomen wordt in een andere bewustzijnstoestand en dat je voor het eerst in je leven de gelegenheid hebt om je leven te overzien, te overzien welke momenten er in je leven zijn geweest die erop aan kwamen. En wat ik gehoord heb is dat het maar enkele momenten zijn dat je een hele mens bent, dat je niet alleen die voorlopige mens bent die er hier is, maar dat je ook iets bent dat onvernietigbaar is, iets wat altijd doorgaat – al zul je je daarvan maar zelden bewust zijn. Dus dat het er eigenlijk om gaat om je bewust te worden van dat onvernietigbare leven dat buiten de tijd staat.
Dat is voor mij een ongelofelijke ervaring geweest die me voor de rest van m’n leven heeft begeleidt. Waarmee ik niet wil zeggen dat ik zou weten wat er gebeurt als ik m’n lichaam moet verlaten. Dat weet ik niet, ik ben niet zo dom dat ik denk: zó is het! Dat kun je nóóit zeggen, je kunt alleen maar volgen wat er gebeurt – en in dat moment weet je, het volgende moment misschien niet. Als je dat eenmaal als richtsnoer hebt, dan is er niet zoveel meer in je leven wat bedreigend is. Je kunt doodgeslagen worden, je kunt gemarteld worden – ik heb meegemaakt dat je bewusteloos geslagen werd, dat je andere mensen ziet die gemarteld worden. Dat is zo. Maar tevens besef je aldoor dat datgene wat kapot gemaakt kan worden, niet het is, het is onvernietigbaar, en het gaat erom om in je leven aan het onvernietigbare uitdrukking te geven – zo mogelijk! Ik heb gemerkt dat dat bijna niet mogelijk is, tenminste in mijn leven niet, je blijft altijd ‘onder de maat’ van dat besef – het is geen ideaal, het is een besef. Meer kan ik er niet over zeggen.

– Nico: Maarten, ik wilde graag sluiten met een citaat uit het boek. Zou je dat niet zelf willen voorlezen?

– Maarten: Ja, dat wil ik op me nemen …

[toch nog een dringende vraag: over blind menselijk gedrag]

– Maarten: Zolang je in je beperkte bewustzijn leeft en geen besef hebt van wat dat overstijgt, kun je de meest afschuwelijke dingen doen. En dat is een wetenschap die niet zo leuk is, want je ziet in de maatschappij dat je voorlopige aanwezigheid – je ‘ego’ – hele geweldige dingen kan doen, maar ook heel afschuwelijke dingen. Het enige wat helpt is dat je je bewust wordt van de betrekkelijkheid die je bent.
Ik heb in m’n leven zó vaak gehoord: ‘het ego moet dood!’ Dat is QUATSCH! DAT IS ECHTE QUATSCH! Je ego blijft bestaan – maar het hoeft niet de alleenheerschappij te hebben. Zodra het besef tot je doordringt dat er iets is dat dat alles overstijgt, krijgt het een minder dominante positie. Daar ligt de oplossing – al is die héél ver verwijderd, want je gaat ook aan je leven beseffen hoe krakkemikkig dat is.
Als ik mezelf naga is het niet zo geweldig, zelfs als je het besef hebt dat het eigenlijke maar zéér betrekkelijk in je leven aanwezig is, dan zie je voor je dat een verandering in grote verbanden in de maatschappij oneindig ver weg is. Het enige wat je doen kunt is dat je met jouw mogelijkheden – die zeer beperkt zijn – een héél klein beetje milder staat tegenover alles, ook de mensen die je tegenkomt. En zelfs dat hele kleine beetje heeft mij moeite gekost.

– Nico: Maarten ik wilde je vragen nu iets voor te lezen uit het begin van het boek.

Maarten leest voor:

Gelukkig komt Imah iedere avond vertellen. Op een avond herinnert ze me aan wat ze gezegd heeft toen ik zo ziek was geweest [Maarten geeft uitleg: ‘toen had ik heel hoge koorts, en ben ik terug geweest naar vóór m’n geboorte’] toen ik zo ziek was en Karti me geholpen heeft:
“Je bent hier om te helpen pijn en verdriet een beetje minder erg te maken. Je zult dat vaak vergeten en alleen maar aan je eigen pleziertjes denken. Dat gaat zo met alle mensen. Maar jij zult wat je toen gezien hebt niet helemaal kunnen vergeten, tenminste als je genoeg alleen bent om je te kunnen herinneren wat het allerbelangrijkste in het leven is. Dat kunnen je ogen niet zien, maar het wacht binnen in je om gezien te worden. Daarom moet je goed luisteren en kijken, sinjo, zonder je te laten afleiden door wat de mensen zeggen, want wat er werkelijk gebeurt kun je alleen maar zelf zien en horen.”

Terwijl Maarten achter de tafel consciëntieus op veler verzoek een opdracht schreef in de boeken die werden aangeschaft, barstte in het theehuis het feest los, waarbij we vergast werden op verrukkelijke loempia's en een goed glas wijn. Gelaafd door de warme sfeer ging ieder tenslotte weer zijns weegs - mét ‘De andere oever’ onder de arm, en eventuele andere aankopen van de boekentafel van Asoka. 
Na meer dan twintig jaar arbeid heeft Maarten ons een kostbaar geschenk bereid. De lezer wordt meegevoerd in een mysterieuze wereld die niet past in het beeld van wat wij als werkelijk leerden zien – maar wel één die ons raakt door een vertelling die het onzienlijke voor ons oproept als een onnoembaar grote kracht die ons leven bestiert, en ons zo dichter bij het geheim brengt dat in ons aller leven verborgen ligt.

Copyright 2006 © ‘Zen als leefwijze’.
_________________________
[1] Van het gebeuren is een vrolijke folder gemaakt: Maarten’s boekenfeest

naar boven