Ons leven op aarde

Als je op de wereld komt, ben je al een volledige, nog niet gearticuleerde wereld.
Je hebt een innerlijke richting en -voorkeuren.
In het opgroeien verwerkelijk je wat je eigenlijk bent en in het verwerkelijken word je je bewust van wie jij bent.
Jammer genoeg komt dat hele verwerkelijkings- en bewustwordingsproces soms ten dele, vaker geheel, niet op gang door een reusachtige vervormingsfactor: je ouders, opvoeders, andere mensen en instituten.

Zij brengen een algemeen gevoel over het leven op je over waardoor je oorspronkelijke richting wordt afgebogen. Je raakt je eigenheid kwijt.
Dat overbrengen, ‘je klaarmaken voor de maatschappij’, gebeurt met de beste bedoelingen en op een leeftijd dat je je nog niet bewust kunt maken, wat het eigenlijk betekent.
Zo word je je bijna alleen bewust van dat algemene, de vervorming. Je bent vergeten waarvoor je op aarde kwam, waar je eigenlijk voor stond en waar het voor jou om ging. Je ik is dan niet meer dan jouw vertaling van dat algemene levensgevoel.
Vanuit dat oneigenlijke ik-gevoel ga je verder. Daarmee heb je degene, die je eigenlijk bent, verloochend.
Dat alles doe je onbewust.

Vanuit dat algemene levensgevoel ben je afgesneden van de totaliteit die je baarde.
Alleen een extreme situatie, een crisissituatie maakt dat dat algemene wegvalt.
Je bent terug bij de aanvang.
Dan blijkt ook dat alle afhankelijkheden zijn weggevallen. Dat alleen het geheel telt, dat je daarvan bent en dat het je bergt.

Waar je je bewust van kunt worden, in de verwerkelijking, is in hoeverre jij algemeen bent geworden, een vervormde.
De impuls die je op aarde bracht is snel verknoeid.
In je leven ga je, meestal afgesneden, verknoeid en verkleind verder. Wat Krishnamurti bedoelt is dat je je bewust kunt worden van dat algemene, dat wat je eigenlijk niet bent.

En toch zou dat algemene ik er niet zijn, als de oerimpuls niet de aanzet gegeven had.
De levensenergie komt vanuit die oerimpuls, waarvan het algemene ik zich meester maakt – onbewust.
Met die geleende energie maakt het zich waar in de wereld.
Een kunstmatig gezwel op de levensstam.

De grote overgang is dat je je van dat kunstmatige bewust wordt. En dan dat je je bewust wordt op een niet gewelddadige wijze.
Dus niet: dood aan het ik, dood aan het denken, maar het volledige inzien hoe het ik-gezwel is ontstaan.
Daarnaast beseffen, het belangrijkste, dat je dat alleen als enkele mens kunt doorbreken. Dat jijzelf, alleen, daar doorheen moet.
Dan, geen seconde eerder, neemt het trieste verhaal van een uiteenvallende wereld in jou een einde, Milieurampen, ecologische rampen, oorlogen, geweld en agressie als gevolg van de vervorming van het levensbeginsel blijven doorgaan, maar als in jou de angel eruit is genomen, kan de beweging van de totaliteit dáár beter doorstromen.
De totaliteit gaat natuurlijk altijd door, maar nu met jouw bewuste medewerking.

Dit betekent dat ons leven een oneindig veel grotere inhoud heeft dan waar we gewoonlijk in blijven steken: de psychologische kronkels, de lust, de genieting los van de totaliteit. Echte genieting is van en in de totaliteit.

Zoals in het liefdesspel er pas van liefde-kozing sprake is als niet meer de een de ander afgescheiden nadert, maar je in de ontmoeting en de vereniging de totaliteit ervaart.
Vandaar dat je vanuit een volkomen liefdesspel bij de terugkeer in het gewone leven door grote verlatenheid wordt bevangen.

Het opgenomen zijn in de totaliteit is lichtjaren verwijderd van bevrediging, hoogtepunt, piekervaring,
eenworden. Het valt volkomen weg in de stilte van de sterrenvelden, die hun lichtwentelingen in de onmetelijke ruimte trekken.

Ca. 1987/1988