De vergelijkziekte

“… Bij mijn meester moet je soms 20 minuten blijven staan. Dáár leer je van. Je moet hard zijn voor jezelf, anders gebeurt er niets.”

“Dat moet wel een geweldige meester zijn. De mijne eist dat helemaal niet. We oefenen alleen constant en met plezier. Het gaat eigenlijk heel speels. Ik merk dat ik onopzettelijk leer op een ontspannen manier. Maar ik geloof dat jouw meester beter is. Zou ik nog een plaatsje bij hem kunnen krijgen?”

“Nou je kunt het proberen, hij is erg streng hoor. Je hoeft geen keer weg te blijven.”

Zo’n kort gesprekje kan je een heleboel leren. Je maakt kennis met de vergelijkziekte. Het gaat dan helemaal niet meer om de zaak, maar of jij bij de juiste meester bent.
Hoe kun je dat weten? Weet je zelf wie je bent? Weet je wat je nodig hebt? Heb je zelf eerstehands-ervaring opgedaan of heb je alleen maar van horen zeggen. Van een ander. Je weet niet wie je zelf bent, je weet niet wie de ander is, maar vanuit twee vaagheden destilleer je een vaststaand oordeel. Dat die strenge meester de enige echte meester is. Weet je eigenlijk waarom je dat zo doet? Is het omdat je zeker wilt zijn? De zekerheid dat de strenge meester je wel bij je doel zal brengen. Een doel dat je wel denkt te weten, maar dat je niet kunt weten. Je hebt het immers nog niet gedaan. Je bent immers nog niet echt op weg gegaan.
Wat je nu doet: vaagheden met elkaar vergelijken – is jezelf de mogelijkheid ontnemen echt te ontdekken wat het ‘doen’ bij een leraar voor jou kan betekenen. Te ontdekken wie je bent terwijl je zelf doet, onder leiding. Jezelf terug te vinden in een geheel dat je verre te boven gaat. Te ontdekken dat je kunt zijn als de wind en de wolken, onbepaald en toch gaande. Zodra je daarin staat, lijkt al het andere van daarvoor een onwezenlijk gestamel.

Vraag: Maar je onderscheidt toch door te vergelijken? Je bepaalt toch het één ten opzichte van het andere. Hoe wil je anders tot conclusies komen?

Antwoord: Ja dat weet ik. Je hebt nog niet geleerd onmiddellijk waar te nemen. Je hebt een vaststaand punt nodig om mee te vergelijken. Je merkt niet dat jij dat punt bent. Dat al die vergelijkingen een uiting van jou zijn. Dat onmiddellijk waarnemen betekent al die vergelijkingen los te laten, alleen aandachtig te zijn, in beweging. Alleen tot je te laten komen en erbij blijven zonder er nieuwsgierig (uit onzekerheid) aan te rukken en te trekken, om tot conclusies te komen (dat wil zeggen zekerheid vooraf). Het laten doordringen, het tot je laten komen.
Het vertrouwen hebben dat áls je het tot je laat komen, dat je dan zonder enige vergelijking onmiddellijk zult weten. En uit dát weten een vanzelfsprekend doen voortkomt. Een doen dat er eigenlijk tegelijkertijd is. Dat maakt dat je onmiddellijk weten restloos is. Dat je licht bent en open.

Vraag: geldt dat nu voor alle zaken in het leven?

Antwoord: Voor je denken dat het nodig heeft om zaken met elkaar te vergelijken geldt het niet. Maar als je goed oplet weet je dat het denken maar een heel klein gedeelte van je totaal leven beslaat. Het heeft alleen te maken met dat wat je weten en meten kunt. Dat het los van je vermoeden omtrent ‘zo en zo’ is. Maar voor de zaken die er echt op aankomen, die je directe levensgevoel raken, is vergelijken onmogelijk. Die zaken van diep uit jezelf, kun je niet overdenken. Het komt dan op belevend ervaren aan.
Op jezelf ingaan, betekent ook ophouden jezelf met een ander te vergelijken. Dat doe je steeds. Door dat vergelijken, schrompel jezelf ineen, vervreemd je je van jezelf. Tracht je jezelf om te vormen tot die ander of die anderen. Onderdruk je en mismaak je jezelf. Dat is het verdrietige.
Je ontneemt jezelf de mogelijkheid om echt waar te nemen. Gewaar te worden.

Vraag: Maar er zijn toch ook voorbeelden in je leven?

Antwoord: Natuurlijk. Maar wat tonen die voorbeelden eigenlijk? Ze tonen je wat er gebeurt als iemand heel intens leeft. Heel intens ergens op in gaat. Maar dat het bij hem zich ‘zo en zo’ uit is een particuliere aangelegenheid. Dát is niet het voorbeeld! Het voorbeeld is de intensiteit van leven.

Vraag: Maar waarom worden er dan altijd voorbeelden gesteld?

Antwoord: Omdat het veilig is. Als je je vasthoudt aan een voorbeeld, kun je niet missen. Dan word je inderdaad op een ongelukkige manier de schaduw van die ander. Maar je ontkent jezelf. Je ontkent dat jij een deel bent, een levend ademend, scheppend, deel van het geheel.

Vraag: En hoe is het dan met opvoeden? Je moet een kind toch vaak iets voordoen.

Antwoord: Als je een kind leert om iets te doen, reik je hem de mogelijkheid aan om iets te oefenen. Als je dan niet van hem eist dat het het net zo zal doen, is er niets an de hand. Dan kan het kind met de oefenmethode die je het aanreikt zijn eigen oefening vinden. Zijn eigen wijze van verwerken. Maar voor ons houdt voordoen meestal in dat de ander het net zo moet doen. Dat is het steeds terugkerende misverstand.
Als we eens konden begrijpen dat we elkaar iets kunnen vertellen over de wijze van gaan, niet over het gaan zelf. Als we dat zouden inzien, zou er een heleboel minder misvorming, minder agressie, minder ontkenning zijn.

Vraag: Zoals jij het stelt, lijkt het alsof het er niet toe doet wie je als meester erkent. Maar voor mij staat vast dat er maar één meester voor mij goed is. En die kan ik toch alleen maar ontdekken door van andere mensen te horen hoe de een en hoe de ander is. Dan weet ik pas of hij bij mij past. Of hij mij aan zal spreken.

Antwoord: Je alertheid om op weg te gaan, is belangrijk. Maar wanneer je denkt dat je in de toestand van het op zoek zijn kunt weten wat wel of niet bij je past, vergis je je.
Eén ding weet je heel goed, je moet datgene vinden dat je bergt in de heelheid van het leven. Als je dat heel diep in weet, is het voldoende. Dat inzicht en dat verlangen is voldoende. Zodra je dat verlangen in een bepaalde voorstelling giet, ontneem je het de mogelijkheid in te gaan op iets heel onverwachts. In te gaan op het onmiddellijke gevoel dat deze informatie of deze leraar iets voor jou kan betekenen.
Bovendien word je gevoelig voor wat in jezelf omgaat tijdens dit zoeken. Ik zou ook kunnen zeggen: je wordt gevoelig voor de eigenlijke meester. De meester in jezelf. Er zijn maar weinig mensen die begrijpen dat de meester in jezelf de eigenlijke meester is. De meester in jezelf hoeft niet te zoeken. Hij is er, als je echt kijkt en luistert. Als je daarvoor de tijd wilt nemen, heel bewust, om hem toe te laten.
De meeste mensen moeten een verre reis ondernemen. Naar een vreemd land gaan. Zich veel ontzeggen voor een echte meester, die van hen eist dat ze precies doen wat hij zegt. En dan, na heel lang, ontdekken ze in zichzelf de meester.
Het enige dat een uiterlijke meester voor je kan doen, als hij inderdaad jouw meester is, is je bewust maken hoe ongeduldig je bent, hoe snel afgeleid door wat het leven je brengt. Hij kan je helpen in dat bewustwordingsproces je eigen meester te vinden. Meer niet.
In de tijd dat je je eigen stem nog niet gehoord hebt, is de uiterlijke meester een vaste basis waartoe je iedere keer weer terugkeert om jezelf te hervinden. Dat is de onuitwisbare betekenis van een echte leraar of meester in dit vergankelijke leven waarin het Onuitsprekelijke door jou stem moet krijgen.

Kosmos Nieuwsblad, z.j.