Het overal aanwezige

Je ervaart jezelf en de wereld pas als je zintuigen het kunnen waarnemen. En je zintuigen nemen alleen waar wat vorm heeft aangenomen: de wolken, oceanen, rivieren, bergen, en al het leven dat zich daarin of daarop bevindt.

Maar wat dat miljardvoudige leven doet voortgaan, geboren worden en sterven, blijft onbekend.

Wat de wetenschap beschrijft is hoe het werkt en wat je ermee kunt doen. Niet hoe al die miljardvoudige verschijnselen en levende wezens er kunnen zijn.

Er is blijkbaar iets, onzichtbaar, niet waarneembaar met de zintuigen, dat alles doet leven en transformeren. Een onophoudelijk ontstaan en vergaan, geboren worden en sterven en zich verder ontwikkelen, dat ons begrip te boven gaat.

Dat iets heb ik het overal aanwezige genoemd.

Het is er altijd, buiten de tijd, buiten ons verleden, heden en toekomst.

Wij zijn daar ook natuurlijk van, al ervaren we die onophoudelijke, onzichtbare beweging niet.

Als iemand of iets sterft waar we bij zijn, ervaren we het verdwijnen van het levengevende iets. Het voelt als een onherstelbaar verlies in onze tijdelijke wereld, die eindigt bij de dood. En hoewel we verstandelijk weten dat het leven nooit eindigt, schrikken we als het plotseling of na lang lijden in het niets opgaat

Het niets en het overal aanwezige zijn blijkbaar van hetzelfde: angstaanjagend en levengevend tegelijk.

In het gewone leven, opgenomen in de strijd om het levensonderhoud, realiseren we ons die paradox nauwelijks. Vandaar het rouwbeklag bij het sterven, en de vreugde bij de geboorte.

Het leven in de dood en de dood in het leven ervaren, overkomt ons meestal onverwacht, om daarna in de stroom van het bestaan te vervluchtigen.

Alleen in de religieuze ervaring kan ze terugkeren, als een genade, die niet wilsmatig veroverd kan worden.

De mystici, die wel of niet een geloof volgen, verklaren altijd weer dat het onnoembare, het iets, alles overstijgt en je naakt en alleen achterlaat, in verbinding met iedereen en alles.

Overal is de paradox van het levende leven.