Het bewustzijnsmoment

Alles wat wij zien, horen, ruiken, proeven en tasten komt tot ons doordat de verschillende zintuigen geprikkeld worden. De zintuigen zenden die prikkels als magnetische impulsen naar het bewustzijnscentrum, waar het beeld, geluid, de geur, de smaak en de oppervlakte beleving ontstaat.
Hoe die omzetting van magnetische impuls naar gewaarwording plaats heeft blijft een imposant raadsel. De taalgeleerde Chomsky veronderstelt een ‘voorkennis’, een soort reservoir van oerbeelden die voor de hele mensheid gelden, maar naar gelang van volk, land en klimaat anders beleefd worden en in de taal van de omgeving waar je geboren wordt worden weergegeven. Deze veronderstelling van Chomsky is door de taalwetenschap aanvaard.
Het voorgaande geeft aan in welk een nevelig gebied we ons bevinden, terwijl we er gebruik van maken alsof het vaststaande en vanzelfsprekende zaken zijn.

Het wordt nog mysterieuzer wanneer je beseft dat het hele omzettingsmoment van prikkel naar beeld je ontgaat en dat je werkt, handelt en oordeelt naar het door opvoeding en levenservaring vaststaande beeld van de geconditioneerde geest.
De geconditioneerde geest of het geconditioneerde bewustzijn roept dus steeds een eender, nauwelijks naar omstandigheden gevarieerd beeld op. En zeker niet een beeld dat correspondeert met het altoos transformerende wereldbewustzijn, dat de kosmos en de daarin vervatte schepping omvat.
En zoals de getuigenissen uit de eerste en tweede wereldoorlog ons hebben geleerd ontdekt de mens die in doodsangst meent te zullen sterven en niet vernietigd wordt, dat zijn lichaam gedood kan worden, maar dat hijzelf, zijn wezen blijft bestaan, onafhankelijk van het lichaam.
Deze onomstotelijke ervaring verdwijnt weer na langere of kortere tijd door de routine-ervaring van het dagelijkse leven met zijn vaste duidingspatronen.

Als je los zou willen komen van die vaste duidingspatronen zou er een vertraging moeten plaats hebben in het omzettingsmoment van prikkel naar beeld, opdat niet alleen de vaste duiding maar ook het besef van je wezen, dat van het onkenbare geheel is, inspraak kan hebben.
Ik besef dat het voorgaande een ruwe en onuitgewerkte omschrijving is van een complex en subtiel proces dat beter verdient. Maar voor de mediterende is er voldoende houvast om er mee te experimenteren en indachtig wat beschreven is te proberen dat omzettings- of bewustzijnsmoment te vertragen, of beter gezegd erbij te zijn zodat het wezen inspraak kan hebben.
Dat betekent in de praktijk van het dagelijks leven dat je moet proberen aan alles zoveel aandacht te geven dat de bedrijvigheid van je geconditioneerde bewustzijn wordt vertraagd.
Daarvoor is nodig dat je perioden van ongestoord bij jezelf zijn inlast en steeds meer in de handeling opmerkt wat er allemaal gebeurt, en hoe je door van dit alles te weten en aandachtig te doen minder afhankelijk kunt worden van de automatische duiding.