De oefening

Vanuit de traditie wordt je geleerd met je aandacht naar je lichaam te gaan. Je krijgt besef van het rusten in de bekkenbodem, en van daaruit het laten rechten van de rug en het laten zakken van de zwaarte van je hele lichaam, ook vanuit de schouders. Hierdoor drukt je stuit vanzelf in het kussen en wordt de kruin omhoog getrokken, terwijl je adem in de basis rust, zowel bij de uit- als de inademing.
Op den duur kan dat uit zichzelf aanwezige ritme je laten inzien dat je er bent vanuit de leegte. Meestal komt die ervaring pas na jaren, omdat je ‘ik’ zich de oefening probeert toe te eigenen.
Om het zonder dwang vol te kunnen houden, moet het verlangen naar de Oorsprong je vergezellen.
En als je het contact met dat verlangen verloren hebt? Dan kan een leraar die dit beseft je op weg helpen. Dat is de functie van de leraar, en van de groep waarin je oefent.
Vaak denk je: wat kan ik eraan doen, of: waar komt het vandaan, of: hoe kom ik er van af. Maar door er rustig constaterend bij te blijven kan het zachte ‘uit’ en ‘in’ van de adem, samen met de neergelaten zwaarte, je onttrekken aan de bedrijvigheid van het ‘ik’ en je de stilte doen ervaren die zelfs in het geluid en de gedachten is.
Die stilte kan verbroken worden, onverwacht en soms abrupt.
En dan?
Verzet je niet, maar geef de geest gelegenheid zich ‘ongestuurd’ te hervinden.
Dat betekent dat je het overlaat aan een proces waar je bewust geen toegang toe hebt. In dat proces is geen strijd, geweld, afwijzing of uitsluiting, alleen een vertrouwen in het Ongewetene, dat zich blijft openbaren als je er niets aan doet.
Het is niet gemakkelijk dat te beseffen in onze haastige en brutale wereld, waarin geweld zelfs een genieting werd.

Maarten Houtman