Een oude belofte

Inleiding
[download]

Vanochtend tijdens de eerste meditatie, toen de wind zo klaaglijk om het klooster trok om ons te herinneren aan een oude belofte die we nog altijd moeten inlossen, leek het alsof het hele gebeuren hier naar een hele diepe bodem zonk, een grote oceaan, waar de wieren langzaam wuiven op de onderstroom, met een gevoel alsof het al alle eeuwen heeft plaatsgehad en het nooit zal ophouden zo te zijn zoals het is.
En daaronder was het klooster en het nijvere stadje Huissen, waar de mensen als mieren bezig zijn met het eerstvolgende, en elkaar met hun voelsprieten voortdurend boodschappen brengen dat om de hoek iets aan de hand is waaraan iets gebeuren moet.
En het ontgaat ze waar ze in gevangen zijn – en waar ze toe behoren.

En ik dacht: dat is wat in ons leven steeds plaatsheeft, we bouwen in die tijdloze wereld een eigen wereld, boordevol met wat moet gebeuren.
Het merkwaardige is, hoe meer er gebeurt, hoe meer er ook moet gebeuren. Zoals gebeurt wanneer je een brief onmiddellijk beantwoordt, je krijgt nieuwe brieven, en nog meer brieven…
Dat is een proces wat steeds verder gaat – totdat je het op een keer in de gaten krijgt en je afvraagt waar je mee bezig bent, voelt dat er in jezelf een antwoord klaar ligt dat veel verder reikt dan die vragen en belevenissen van buitenaf.

Wat van buiten op je afkomt heeft te maken met je leven en daarin heb je natuurlijk dingen te doen. Maar als er niet tegelijkertijd het besef is dat je behoort tot die andere wereld waar je uit gekomen bent, is je antwoord van hetzelfde gehalte als de vragen die je krijgt, het is een voortzetting van een eender proces.
Dat kun je slim doen en dat kun je traag doen, dat kun je van harte doen of met tegenzin, maar het blijft van hetzelfde – wanneer het niet mag rusten als het bij je binnenkomt, mag rusten om tot zichzelf te komen. Zodat jij het niet hoeft te doen, zodat het antwoord zich aan je openbaart voordat je het doorgeeft en je geen doorgeefluik bent voor de reactie erop.

Natuurlijk heb je een reactie bij alles wat zich voordoet, het ligt al klaar, het is als het ware geconserveerd, je trekt het blikje open en het is er. Maar het krijgt geen gelegenheid om zich in jou te leren kennen, om de vertakkingen te beseffen: om dus levend te worden.
Die vraag die afgescheiden was uit het leven moet gelegenheid krijgen om tot wasdom te komen. Dat betekent een hele bewuste daad van jezelf: de daad van het laten.
Voor ons begrip is ‘laten’ passief. Maar het is hoogst actief als het bewust gebeurt, als je beseft dat het beantwoorden niet alleen van de geest is maar ook van het hart – want de oplossing van de geest gaat aan het hart voorbij.

Ook al lijkt iemand je tijdens een gesprek te vragen om een koele analyse, eigenlijk zoekt hij bij jou die warmte waarin je antwoord levend is. Niet als nieuwe informatie voor zijn geheugen, maar als iets dat met hem meegaat, zonder moeite, zonder voornemen, als een stille achtergrond die zijn leven vanzelf verandert.
Dat is de schoonheid ervan.

Veel van die boeken met spirituele recepten nodigen je uit optimistisch, met vertrouwen te werk te gaan. Ze zijn een soort evangelie waarvan je beter kunt worden, maar ze hebben niet jóu op het oog, ze reiken niet tot dat gebied waar je het niet weet, waar je afwachtend bent, waarvan je vermoedt dat het alleen te betreden is als je beseft waar het om gaat.
Het gaat om je totaliteit: niet alleen je denken en voelen, maar ook je lichamelijk welbevinden, en ook datgene wat je wel aan kunt duiden maar niet kunt benoemen. Dat laatste vooral.

Hieraan lijkt de wereld steeds armer te worden, ondanks die stroom van optimistische lectuur.
Als je in jezelf niet dat orgaan bezit dan stel je je daarmee tevreden en je bent zelfs geneigd dat weer door te geven. Zo draait de machine door zonder dat je voelt dat er iets ontbreekt, iets wat in negatieve zin klaagt om de muren van je leven en in positieve zin net die stemming is waarin alles wat je bezighoudt ineens zijn vergankelijke betekenis krijgt.
Maar het is niet helemaal vergankelijk, je merkt dat het ook iets anders is, een late geur van een bloem die sterft, een herinnering aan vanwaar het kwam en waar het naartoe gaat.
Dat maakt het leven dat je dag aan dag leeft van een grote betekenis,
en doet in jezelf de vraag levend worden of in dat bezige leven waarin zich al meer aandient dan je aankunt, door jou plek gemaakt is voor dat andere waarin het eigenlijk ingebed is, maar wat je zo vaak vergeet.

Dat is meditatie – als het goed is, als het niet verzandt in alleen maar oefenen, als het niet verzandt in alleen maar formules, als je niet, voordat je mag gaan mediteren, moet voldoen aan een aantal verworvenheden – als je echt gaat beseffen dat oefeningen er alleen maar voor zijn om het je gemakkelijker te maken dat diepe besef levend te houden.

Wij zijn geëvolueerd tot perfecte individualisten, hoewel we nog steeds voor een groot deel sjabloon zijn, programma. Maar in elk geval zijn we afgescheiden, en missen het instrument van het geloof dat in het religieuze tijdperk nog een echte functie had.
Ik denk dat dat goed is, dat plaatst ons steeds meer voor de werkelijkheid waarin we leven, en vooral voor de werkelijkheid die we geworden zijn, haast buiten onze wil om – de evolutie heeft zich aan ons voltrokken met maar weinig meesturing van onze kant.

De oefeningen die we doen kunnen je dus helpen dat diepe besef levend te houden, midden tussen het staccatoritme van je leven.
Ook als je een uitkering hebt ben je daaraan blootgesteld.
En dan worden we nu ook nog blootgesteld aan het staccato van het spirituele leven, new age, al die therapieën – en er zullen er nog meer komen, nog meer verfijningen.
En niemand in de hele wereld maakt zich bezorgd over jouw totaal…

Dus je moet die zorg zelf op je nemen, je moet beseffen: “Ja daar moet ik voor zorgen, en als het kan voor mijn naaste.”
Mijn naaste moet ook voort in die staccatowereld, ook al doet hij het niet van harte maar hij moet voort. En hij heeft behoefte aan een plek waar hij alleen maar mag zijn, waar niets van hem gevraagd wordt dan ‘wees daar nu maar’.
Misschien komt er in die mens een vraag op, of een vermoeden, en dan is daar die plek die iemand voor hem geschapen heeft – meestal is dat een vrouw die dat doet, maar in diepere zin is het het vrouwelijke in onszelf waaraan geappelleerd wordt.

Dat je die plek heiligt – dat meen ik heel oprecht: heiligt.
Dat je ziet dat dat nodiger is dan wat ook. Want we leven dan wel in een samenleving waarin de basisbehoeften voor een zeer groot deel vervuld zijn, maar deze plek, die vergeten plek, moeten we zelf beschermen.
Eerst moeten we hem willen inrichten, waarvoor alles klaarligt wat we in meditatie doen.
Dat zie je dan niet meer als losse eindjes naast elkaar, waar je weer allemaal aparte specialisten voor hebt, maar als een vorm van samenwerking waarin het gaat om het creëren van die plek buiten het staccato, buiten de vragen, buiten het onmiddellijke – waar dat andere gedijen kan, waar we naartoe gaan en van terugkeren, heel bewust, zodat in dat staccatoleven van ons die glans kan komen van het andere, en de mensen waarmee we werken aan ons voelen dat er dat andere is.

Dat is die diepere, vriendelijke werking die kan uitgaan van een mens die zich hiervan bewust is.
Dat is een veel verder reikende propaganda dan alles wat we kunnen verspreiden en elkaar kunnen vertellen.
Dat is wat in de onderstroom gebeurt, waarin alle verschillen veranderen in onderscheidingen – onderscheidingen zijn heel goed, maar zodra ze uitgroeien tot verschillen krijg je de moeilijkheden – wat alleen maar kan in die sfeer waar het gezien wordt als een gebeuren wat nooit eindigt,
en waarin je het gevoel hebt dat je zelf op weg bent.

De meer of minder innige relaties op die weg ga je niet aan, je ontmoet ze – dat is ook één van die wonderlijke dingen, dat mensen altijd denken dat je relaties aangaat. Maar de diepere relaties doen zich voor als een ontmoeting, een ontmoeting met een hele oude vriend die je misschien lang niet gezien hebt, die verandert is, die misschien een heel leven in een ander land geweest is. En nu ontmoet je hem en je ziet: hij weet nu veel meer en hij heeft je veel te vertellen, maar het eigenlijke is niet verandert, dat is nog zo vertrouwd dat je er soms van schrikt. Iemand die misschien tot een heel andere cultuur is gaan behoren door die lange tijd dat hij weg was, met andere gedragscodes – en toch, in al die verschillen is dat vertrouwde gebleven, van dat je bijeen hoort, en van daaruit uitwisselt. Dan is het nooit een bedreiging en nooit een wedstrijd, nooit een vraag, maar je groeit in elkaars leven.

Ik denk dat dat de diepere betekenis is van meditatie zoals wij het met elkaar proberen te doen.


naar boven